Twee sterren van de hedendaagse zang, Cecilia Bartoli en Philippe Jaroussky, brengen ieder een cd uit waarop ze het repertoire zingen van een beroemde voorganger uit een ver verleden: Malibran en Carestini.

Het zal wel geen toeval zijn dat in korte tijd drie cd’s uitkomen met portretten van zangers uit een ver verleden. Eerst kwam mezzosopraan Cecilia Bartoli met Maria, een portret van Maria Felicia Garcia (1808-1836), beter bekend als ‘la Malibran’. Dan kwam tenor Juan Diego Florez met zijn Arias for Rubini, aria’s dus voor Giovanni Battista Rubini (1794-1854), en ten slotte brengt contratenor Philippe Jaroussky The story of a castrato, Carestini uit, het verhaal van castraat Carestini (1705-1759). Dan denk je algauw aan slimme marketing, maar daar is in dit geval geen sprake van.

Bartoli en Jaroussky zijn allebei al lang bezig met hun onderwerp. Bartoli werd op het spoor van la Malibran gezet bij haar debuut, toen ze van haar producer een portret van la Malibran kreeg. De gelijkenissen tussen haar en la Malibran waren opvallend. Ze zijn allebei begiftigd met een zuiders temperament en debuteerden in dezelfde rol, die van Rosina in De Barbier van Sevilla van Gioacchino Rossini: Malibran op haar zestiende in Londen en Bartoli op haar twintigste in Rome. Daarmee begon Bartoli’s zoektocht naar sporen van haar grote voorgangster. Dat heeft een indrukwekkende collectie met museale dimensies opgeleverd, die ze nu in een grote truck meeneemt op haar Europese concerttournee. Ook muzikaal zocht Bartoli naar de roots van la Malibran. Enkele jaren geleden zong ze al muziek van de jongere zus van Malibran, Pauline Viardot. En nu zingt ze dus Maria.

Bij het verhaal van Bartoli en Jaroussky valt één ding op: hun voorbeelden hebben een charisma dat over de eeuwen heen mensen kan blijven intrigeren. In het geval van Jaroussky begon zijn fascinatie voor Carestini op een avond acht jaar geleden, toen hij tijdens een uitzending op Arte Ariodante van George Frideric Handel zag.

Philippe Jaroussky: Ik hoorde de aria Scherza, infida. Hij leek niet op de andere aria’s van Handel. Er was iets in die aria wat me onmiddellijk aansprak. Zo ben ik Carestini op het spoor gekomen. Later in het conservatorium heb ik een scriptie over hem gemaakt en sindsdien ben ik bezeten van hem. Ik ben zijn muziek gaan opsporen en zat op den duur met stapels partituren. Toen heb ik voorgesteld – ondertussen alweer drie jaar geleden – om een cd met zijn muziek op te nemen. Ik voelde de behoefte om Carestini in verdediging te nemen, om zijn historisch belang aan te geven. Zijn grote concurrent Farinelli is waarschijnlijk een van de belangrijkste, zo niet de belangrijkste zanger aller tijden. Maar Farinelli heeft slechts korte tijd gezongen, zijn repertoire bestaat slechts uit enkele grote werken. De carrière van Carestini was veel groter, hij had een hechte band met de belangrijkste componisten van zijn tijd. Bovendien vind ik zijn karakter meer dan dat van Farinelli overeenstemmen met het cliché van de castraat: Carestini was nogal pretentieus en excentriek. En hij was ook een goed acteur. In tegenstelling tot Farinelli, die volgens getuigenissen uit die tijd plomp op de scène stond.’

EROTISCHE GEVOELENS

Het verhaal van Jaroussky gaat over de glorietijd van de castraten. Dat van Bartoli over het herfsttij van de castraten en de opgang van vrouwenstemmen.

Cecilia Bartoli: Er loopt een directe lijn van de castraten naar het belcanto van de romantiek. Het belcanto is geen voorloper van het verisme, bijvoorbeeld, maar komt rechtstreeks uit de barok en de klassieke periode. Dat is de geest waarin die muziek zich ontwikkelde. La Malibran heeft – heel symbolisch – bij het begin van haar carrière gezongen met de laatste castraat die in de opera optrad: Giovanni Battista Velutti. Het was een gedenkwaardige avond met veel vuurwerk. Het jonge meisje Malibran kon net zo goed improviseren als Velutti en voortaan zou de zangeres de castraat overvleugelen. Ten tijden van Mozart waren er ook al bekende zangeressen, maar het vedettedom was weggelegd voor de castraten. Dat waren echte monsters van muzikaliteit en stemvaardigheid. Ze waren tot onwaarschijnlijke zaken in staat en wie hen hoorde, was verbijsterd. Ze wekten zelfs erotische gevoelens op, bij mannen én bij vrouwen. De zangopleiding van die castraten was ongelofelijk. Maria heeft die opleiding ook gehad. Haar vader Manuel was tenor, hij creëerde de rol van Almaviva in De Barbier van Sevilla. Maar hij was ook haar zangleraar. Ze kende de stem van de castraten en hun techniek. Ze werd de reïncarnatie van de castraat, maar met de stem van een vrouw. De tijden waren veranderd en zelfs Rossini betreurde dat de periode van de grote castraten voorbij was.’

Minder dan honderd jaar eerder was Londen nog het strijdtoneel van de grote castraten: de beroemdste waren Farinelli, Senesino, Carestini, Caffarelli. Met als grote scheidsrechter Handel, die op maat van zijn zangers de muziek schreef. Zoals de intrigerende aria Scherza infida.

Jaroussky: ‘Handel is een groot genie, en tegelijkertijd ook een impresario. Hij werft zangers aan en schrijft echt voor hen. Carestini was een goed acteur, en je vertrouwt de aria Scherza infida niet toe aan de eerste de beste. Er zit zo’n dramatische vaart achter. Die komt uit het libretto, maar vooral uit de muziek. Die aria is waarschijnlijk het hoogtepunt in de carrière van Carestini, al wist hij dat zelf niet. Het is belcanto van het hoogste gehalte, in zijn letterlijke betekenis: mooi gezang. Als ik aan Carestini denk, dan denk ik aan een stem die je omwikkelt. Die je vastpakt en je niet meer loslaat. Er zit zoveel warmte in, ze moet de toehoorders werkelijk gehypnotiseerd hebben. Carestini was beroemd om zijn trage aria’s. Dus niet alleen om vuurwerk, hij blonk ook uit in de adagio’s.’

Bartoli: ‘Van de stem van Malibran bestaan er natuurlijk geen opnamen. Maar uit de partituren kunnen we opmaken dat ze een heel elastische stem had die drie octaven kon omspannen. Ik denk dat haar stem mezzo was, zelfs bijna contra-alt. Ze zong ook Trancredi en Semiramide. In het begin zat ze diep. Maar beetje bij beetje schoof dat op. Door haar techniek slaagde ze erin om tot in de hoogte te klimmen. Haar timbre zal zeker een sombere mezzo geweest zijn. Zij moet het meest op haar gemak geweest zijn in het diepe middenregister, terwijl ik me het best op mijn gemak voel in het hoge middenregister. Malibran moet geweldig geweest zijn. Wat zij op haar 28e kon, daar kom ik nu pas toe.’

Jaroussky: ‘Voor een groot deel van zijn carrière komt de tessituur van Carestini overeen met die van mijn stem. Al heb ik niet de pretentie om te zeggen dat mijn stem gelijk zou zijn aan die van Carestini. Zijn tessituur is mezzosopraan, maar naarmate hij ouder werd, begon hij te zakken. Dat was voor mij de uitdaging. De laatste drie nummers van de cd, uit het laatste van zijn carrière, zijn dieper. Daardoor moest ik veelvuldig naar mijn borststem overschakelen, naar het diepe register. Carestini heeft daar vijfendertig jaar over gedaan, ik moest het in een weekje doen. Dat was moeilijk en het getuigt ook een beetje van mijn neiging tot kamikaze. Maar ik wou een portret van heel zijn hele carrière maken. Dus moest het maar. Zoiets zal ik nooit doen op een concert. Dan beperk ik me tot het middengedeelte van zijn leven, de periode van de jaren dertig, veertig. Hij gaat dan nog niet zo diep, dat ligt me beter. Je kunt met je stem over een periode van een week meer jongleren dan tijdens één concert. En sommige stukken heb ik een noot hoger getransponeerd. Zo bleef ik uit de gevarenzone.’

UITGEFLOTEN

Malibran en Carestini hadden op hun hoogtepunt allebei een magisch charisma. Bij Malibran bleef dat ongeschonden omdat ze heel jong is overleden, op haar achtentwintigste, na een ongelukkige val van haar paard. Carestini daarentegen heeft een lange carrière gehad. Hij is zelfs in de val getrapt om één keer te veel te zingen: tijdens zijn laatste concert werd hij uitgefloten. En de concurrentie onder castraten was hard. De grootste rivaal van Carestini was Farinelli.

Jaroussky: ‘Farinelli heeft de reputatie dat hij de grootste zanger van alle tijden is, mede door zijn levensverhaal. Een beetje zoals bij Malibran. Hij vormde het hoogtepunt van de Napolitaanse school. Hij had de stem, hij was slim, zacht van karakter, zeer verfijnd. Je moet de brieven met Metastasio er maar eens op nalezen, ze zijn zeer geletterd. Componisten beschouwden Farinelli misschien wel een beetje te veel als hun speeltje. Ze schreven de ingewikkeldste zaken voor hem en wisten dat ze daarmee zouden scoren. Farinelli zelf had geen componisten nodig, hij maakte zo al voldoende indruk. De componist Johann Adolf Hasse heeft zowel met Farinelli als met Carestini gewerkt. Hij schreef dat wie nooit Carestini heeft gehoord, nooit het absoluut perfecte zingen heeft mogen meemaken. Carestini raakte de mensen volgens hem in hun hart. Hij moet een avonturier geweest zijn, om te doen wat hij deed. Hij werd overvallen, hij vocht met de degen. Hij was helemaal geen verwijfde castraat die onder een stolp leefde. Overal is hij naartoe gereisd, tot in Rusland is hij geweest. Hij zong honderd opera’s en was altijd gulzig naar muziek. Het is typerend voor Carestini dat hij sterft kort nadat hij opgehouden is met zingen.’

Door de invalshoek te verschuiven van componist naar uitvoerder, door grote zangers uit het verleden en hun specifieke repertoire te laten herleven, laten Bartoli en Jaroussky zien dat de muziekgeschiedenis geen afgesloten boek is. We leren bij Bartoli dat la Malibran er geen moeite mee had om naadloos van de meest nobele muziek naar jolige stukken over te schakelen. Confronterend is het om Bartoli zowaar te horen jodelen op een stuk van Johan Nepomuk Hummel. Het onderscheid tussen elitair en populair leek onbestaande. En we ontdekken dat er meer componisten de dienst uitmaakten dan alleen diegenen die nu gecanoniseerd zijn. Giovanni Pacini, Giuseppe Persiani, Giovanni Maria Capelli of Leonardo Leo waren in hun tijd beroemdheden. Ze laten een muzikale wereld zien zoals hij eruitzag voor hij gefilterd werd door de goede en strenge smaak van de twintigste eeuw. Als die tendens zich voortzet, kunnen we nog heel wat nieuwe werelden verwachten.

MARIA; CECILIA BARTOLI; DECCA 475 9077; CONCERT 12/12/07; www.bozar.be ARIAS FOR RUBINI; JUAN DIEGO FLOREZ; DECCA 475 9079 THE STORY OF A CASTRATO, CARESTINI; JAROUSSKY; VIRGIN CLASSICS 5099951054427

DOOR LUCAS HUYBRECHTS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content