Nelly Maes is een van de weinige tenoren van de Volksunie die zich niet hebben verbrand in het conflict dat de partij verscheurt. Ze ziet nog één kans om de VU te redden: dat de protagonisten maar een stapje achteruitzetten.

Niets is simpel in het conflict dat de Volksunie op de rand van de afgrond heeft gebracht. De inzet ervan lijkt nochtans eenvoudig: het Lambermont-bis-akkoord, dat van België weer een beetje meer een federale staat moet maken. Maar het akkoord kreeg een onvoldoende van een groep rond ex-voorzitter Geert Bourgeois en van een nipte meerderheid in de partijraad. Niet prettig voor de onderhandelaars van het akkoord, ex-voorzitter Patrik Vankrunkelsven en Cultuurminister (en stemmentrekker) Bert Anciaux.

Het conflict escaleerde snel. Onopgelost gebleven disputen laaiden weer op: over de vraag of de VU meer het accent moet leggen op het communautaire, dan wel op het maatschappelijke, of ze haar eigen weg moet gaan, dan wel aansluiting moet zoeken bij andere, vernieuwingsgezinde partijen et cetera. Het kwam tot regelrechte scheldpartijen, bijna zelf tot handgemeen. Het cliché stelde de conservatieve communautaire kommaneukers tegenover de vlotte boys die geen moeite hebben met een joint en met paars-groen de hemel denken te kunnen bestormen.

Hoewel de groep-Bourgeois op een confrontatie aanstuurt, wil een meerderheid van de partijraad interimvoorzitter Fons Borginon de tijd gunnen om de brokken te lijmen. Zo wil ook Europees parlementslid Nelly Maes het. Met haar lange staat van dienst in de partij ziet ze geen redenen om zich tot deze of gene groep te bekennen. Zij kiest nog altijd de kant van de Volksunie, want de partij heeft volgens haar nog veel te doen.

Nelly Maes: Er lopen nu drie agenda’s door elkaar: Lambermont, de crisis rond het partijbestuur en de crisis over de bestemming van de partij op lange termijn. De VU komt niet uit de problemen als niet voor dat alles een oplossing komt. Het oplossen van de discussie rond Lambermont zal in alle geval niet volstaan – als voor de rest überhaupt een oplossing mogelijk is.

Ik ga ervan uit dat de Volksunie als enige kan omgaan met de bestaande Vlaamse frustratie. Die frustratie is ook aanwezig in andere partijen en toont zich ook in de zuurtegraad van de samenleving. Ze vindt eveneens haar weg naar het Blok, maar wij zien ze op een positieve manier. Wij zijn er altijd van uitgegaan dat België een nationaliteitenconflict kent en dat de problemen daarvan moeten worden beheerst en opgelost. Ik geloof niet in eenmalige oplossingen. Je moet er constant aan werken om te vermijden dat het probleem onhanteerbaar wordt.

De vraag is waarvoor de VU relevant is. In het Europees parlement voel ik me sterk geconfronteerd met de vraag hoe je vorm geeft aan een samenleving, terwijl je aan de ene kant een politieke schaalvergroting nastreeft – al was het maar om niet álles aan de vrije markt over te laten – en aan de andere kant een thuisgevoel wilt vrijwaren. In Europa doen we dat in het kader van de Europese Vrije Alliantie (EVA), met partijen die zich regionalistisch en Europees-federalistisch opstellen en zich links van het centrum bevinden. Ze zijn alle sterk geboeid door emancipatie, cultuur, sociale rechtvaardigheid en ecologisch evenwicht. Dus konden we ook met de groenen voor een aantal thema’s een gemeenschappelijk platform vormen. Dat werkt uitstekend en met de VU spelen wij daarin een voortrekkersrol. We hebben nu een partij die deze gedachten belichaamt in Vlaanderen en die wil ik niet graag opgeven.

Inhoudelijk lijken de meningsverschillen tussen de meest geprofileerde groepen niet van zodanige aard dat je er een partij voor zou opblazen.

Maes: Nee. Omdat het gaat om de macht om de toekomstige richting van de partij te bepalen. Sommigen vinden dat we niet sterk genoeg zijn om te wegen op de politieke agenda en dat we daarvoor ook niet sterk genoeg meer zullen worden. Anderen denken dat we het wel alleen kunnen. En nog anderen – dat is wat overblijft van wat zich de Vlaamse beweging noemt, een groep die niét in de VU aanwezig is – vinden dat de VU moet samenwerken met de ‘redelijken’ in het Blok. Ik geloof niet dat er binnen de VU een groep is die zo’n samenwerking voorstaat, wat mij toch enigszins geruststelt. Al vreesde ik eerst wel dat het de idee was om de VU centrum-rechts te positioneren om die samenwerking mogelijk te maken. Maar het is veel te simpel om te denken dat de groep-Bourgeois dat zou willen, toch niet als groep.

Maar de groep-Anciaux-Vankrunkelsven is wel degelijk van mening dat de VU als vehikel niet langer volstaat.

Maes: Zo simpel is het toch niet. Allen willen ons gedachtegoed vrijwaren. Eventueel door het onder te brengen in een alliantie, als ze zouden vinden dat de VU in z’n eentje niet sterk genoeg staat. Niemand droomt ervan om op te gaan in een andere partij. Het gaat niet om overloperij. Het meningsverschil begint hier. Niet over de vraag of de partij te klein is geworden. Ik vind ook dat ze groter moet worden. Maar: beschikt ze wel over voldoende groeikracht? Ik denk het wel, als men maar voldoende gemotiveerd blijft om voor dat soort partij iets te doen. Maar als de stemmentrekkers zeggen dat ze het niet meer zien zitten, dan zullen we inderdaad niet meer groeien. Dit gedachtegoed onderbrengen in de CVP, de SP of de VLD, is onmogelijk. Die partijen zijn te groot; ze zijn er niet in geïnteresseerd en ze zijn zeker niet bereid om er een prioriteit van te maken.

We hebben het experiment zelf meegemaakt met ID21. We wilden ermee duidelijk maken dat het ons ernst is met de vernieuwing, al begrijp ik dan weer hen die stellen dat we daar toch altijd al voor stonden. Maar van belang is niet alleen wat je zelf bent, maar ook hoe je wordt gepercipieerd – dus: vernieuwing via ID. Maar hoe moeilijk heeft zo’n kleine partner het niet in een alliantie met de VU? Toch hebben we echt ons best gedaan om duidelijk te maken wat de alliantie betekent, zowel tegenover de bevolking – wat niet al te best is gelukt – als tegenover onze eigen achterban – wat veel moeilijker uitviel dan ik had gedacht. Alleen aan de top van de partij is dat goed gelukt. Maar ik wil morgen niet ‘de ID21’ zijn van een grote partij.

De goede zin van ID21 is toch ook altijd het voorwerp van soms heftige discussies geweest in de VU?

Maes: Ja, een alliantie is een moeilijke formule. In het Europees parlement is dat eenvoudig, omdat we onze alliantie met de groenen electoraal niet aan de man moeten brengen. Wie spreekt over een koepel met de SP moet dus ook weten waarmee de socialisten bezig zijn: met een koepel of met hun eigen partijvernieuwing? Het tweede, denk ik. Freddy Willockx (SP) zegt mij wel eens lachend: hou uw partij nog maar even bijeen, want wij zijn niet klaar. Als er dan toch een alliantie moet komen, dan zie ik er liever een met de groenen dan met om het even welke grote partij.

Het probleem is: wanneer nu in de VU over een alliantie wordt gesproken, gaat het alle richtingen uit, het minst nog met de CVP. Voor mij is het niet om het even of zo’n alliantie met de VLD of de SP wordt gesloten. Dat heeft niets te maken met sympathieën of antipathieën, wel met de maatschappelijke analyse. Waar ga je staan: aan de kant van hen die te allen prijze de vrije markt promoten, of van hen die kiezen voor een andere wereld. Ik heb altijd voor die andere wereld gekozen, daarin moet ik nu niet meer veranderen. Dan moet je kijken wie je het meest nabij staat.

Uw voorkeur is dus…?

Maes: De VU behouden en ik zal me daar de komende weken ook voor inzetten. Een alliantie sluit je alleen maar uit noodzaak. Als het moet, dan het liefst met een gelijke partner. En als er dan toch te kiezen valt, dan met de linkerzijde.

Ik ben bang dat we in een alliantie met de SP of de VLD elkaar zullen afmaken, in naam van de alliantie waarvoor we dan kiezen. Ons cement is dat Vlaams-emancipatorische gedachtegoed. Als we dat laten vlotten, bestaat dat cement niet meer en barst de rivaliteit tussen centrum-links en centrum-rechts uit.

Anciaux ziet het toch duidelijk niet meer zitten met de VU.

Maes: Nee. Bert is heel consequent in zijn streven naar vernieuwing. Hij wou er altijd anderen bij betrekken. Zijn ambities waren groot, hè. Hij wou met Guy Verhofstadt en Johan Van Hecke een nieuwe partij maken door de VU samen te brengen met het progressieve deel van de VLD en van de CVP. Maar het was niet moeilijk om te voorspellen hoe dat zou eindigen. Van Hecke zal wel blijven vernieuwen, maar het zal altijd binnen de CVP zijn. En Verhofstadt sprak ook alleen over een nieuwe partij toen hij voorzitter-af was en Herman De Croo het bij de VLD voor het zeggen had. Dat zijn dromen van één nacht, als ze ooit al echt gemeend waren. Bert heeft die droom altijd gehad en hij heeft daar recht op. Al had zijn droom om de hele VU daarin mee te nemen natuurlijk ook wel eens kunnen tegenvallen.

Dan is de kostprijs van die droom voor de VU wel heel groot.

Maes: Ik vind van niet. Mensen die veel doen om de partij op te bouwen, hebben het recht om te proberen om het menselijke kapitaal dat een partij is, in te zetten voor een bepaald doel. Hugo Schiltz heeft dat gedaan door de partij in de staatshervorming op het reformistische spoor te zetten, waarin de emancipatorische aspecten wel aanwezig maar toch ondergeschikt waren. Hij heeft de partij daarmee grote risico’s laten lopen en het heeft ons op een bepaald moment veel gekost – ik heb er mijn zetel bij verloren. Ook Jaak Gabriëls had een droom. Hij wou van de VU een grote volkspartij maken, maar dat is niet onze roeping; wij zijn een programmapartij, in het beste geval.

Daarna heeft Bert de partij weer op de kaart gezet. Daarom had hij het recht om de partij een risico te vragen: de vernieuwing. Dat pakte niet uit zoals hij hoopte, maar zijn streven verdient respect. De vraag is of het instrument, de partij, daaraan volledig mag worden opgeofferd. Ik vind van niet. Een partij moet nuttig en geloofwaardig zijn. Onder Schiltz was de partij wel erg nuttig, maar af en toe was ze voor de flaminganten weinig geloofwaardig. En voor Bert is de geloofwaardigheid als vernieuwingspartij belangrijker.

Ik vind dat er een instrument moet zijn dat doet wat wij doen. Het doel moet zijn om al die Vlaamse frustraties te bundelen en op een hanteerbare en probleemoplossende wijze in de politiek in te brengen. Geen enkele andere partij speelt vandaag die rol. Vandaar dat ik de mensen bij elkaar wil houden. Wij hebben kiezers, leden, medewerkers, verkozenen – alleen aan de top ontbreekt het basisvertrouwen om met elkaar samen te werken. Het zijn niet de inzichten die zo sterk verschillen. Bij ons bestaat een sterke debatcultuur, worden lange discussies gevoerd en moet uiteindelijk de middengroep uitsluitsel geven over grote kwesties.

Waarom kan dat nu niet?

Maes: Ik moet daar nu niet veel over zeggen. In de VU bestaat altijd een grens aan de mate waarin de partij zich laat leiden. En als die grens is bereikt, moet je terug naar de basis.

U bedoelt: de partij vond dat Anciaux te ver ging en koos Bourgeois tot voorzitter, met de idee dat de zaak zichzelf wel zou corrigeren?

Maes: En dat was een misvatting. Ik heb het Geert ook gezegd: met Patrik Vankrunkelsven hadden we een goeie voorzitter en dan moet je geen strijd om het voorzitterschap beginnen. Geert zei altijd dat hij niet zo fundamenteel anders dacht, al is er wel een verschil in stijl. Maar dat is geen reden voor zo’n grote strijd, want daar hechten zich dan processen aan die daar niet essentieel mee te maken hadden.

Ik vind dat we de discussie opnieuw moeten beginnen, op een manier die typisch is voor de VU, met debatten en congressen en alles. Als er tot een alliantie wordt besloten, moet worden bepaald onder welke voorwaarden.

Het antwoord ligt toch al vast: nee?

Maes: Op de bijeenkomst in Blankenberge is besloten dat het uit moest zijn met het zoeken naar een alliantie en de partijraad heeft dat in december bevestigd. Maar de zaak is nooit echt uitgepraat. Patrik wou een alliantie sluiten, maar hij wist niet met wie, dus daarmee was het probleem van de baan. De VU moet een democratische partij blijven, dus gaat het niet op dat iemand zomaar zijn wil oplegt. Zoals ik ook niet accepteer dat wie een andere visie heeft, de partij maar zou moeten verlaten.

Was het vroeger niet makkelijker, toen er nog veel staat te hervormen was en de conflicten over de rest ondergesneeuwd raakten?

Maes: Maar er was ook nog heel wat maatschappij te hervormen, en het ging over beide. Alle congressen die ik heb meegemaakt, gingen over grote maatschappelijke thema’s. Al schoven we die wel eens naar de achtergrond omwille van de staatshervorming, zoals het pluralistisch onderwijs. Als we communautair heel wat hebben bereikt, hebben we daarvoor heel wat moeten opgeven. Als het erop aankwam, toonden we ons inderdaad als een staatshervormende partij.

Het proces van de maatschappelijke vernieuwing moet nu nog altijd doorgaan. Als ik zie welke catastrofes op ons af komen als gevolg van de ongebreidelde liberalisering, weet ik dat er nog erg veel te doen is, om de vrije markt te temperen, om de zwakken, het milieu of de vrede te beschermen. Wij zijn bezig met België tot een federale staat om te vormen, welnu, de Europese staat heeft nog geen vorm. Dat zijn de dingen waar ik mee bezig wil zijn. Ik wil mijn energie niet besteden aan het bestrijden van wat van België nog overblijft, wel aan het voorbereiden van mijn gemeenschap in een Europees en mondiaal perspectief. Misschien liggen daar niet veel mensen van wakker, maar ze zouden er beter wel van wakker liggen.

Hoe dan ook beschouwen zeker jongeren, anders dan vroeger, de VU niet meer als een broedplaats voor politieke vernieuwing.

Maes: Dat kan, maar het zou jammer zijn. In onze samenwerking met de groenen merk ik bijvoorbeeld dat zij institutioneel vrij zwak en verdeeld zijn. Onze inbreng in de discussies daarover leidt wel degelijk tot oplossingen. In debatten over wat federaal moet en wat niet, hebben de groenen niet veel te melden, maar wij hebben daar een grote ervaring mee. Bij de grote fracties in het Europees parlement domineert zelfs nog altijd het staats- en machtsdenken. Goed, het is inderdaad aan jongeren om uit te maken of zij een partij willen die het anders doet. Ik vind wat we doen alvast relevant, zowel maatschappelijk als institutioneel, in België en in Europa. Maar als we daar geen mensen meer voor vinden, zal ik me daarbij moeten neerleggen.

Hoe moet dat nu het conflict in de VU karikaturaal wordt, in termen van rechtse communautaire scherpslijpers versus machtsgeile opportunisten?

Maes: Ik zie bij al die mensen dezelfde bekommernissen als de mijne. Waarom kunnen ze niet met elkaar praten over wat ze gemeen hebben?

Ja, waarom niet?

Maes: Nu, zonder het uitklaren van de geschilpunten komen we er niet. Paul Van Grembergen heeft het geprobeerd, maar hij kreeg de tijd niet. Zijn verdienste is dat hij kon beletten dat de breuk zich voltrok. We moeten gebruikmaken van de adempauze die het voorzitterschap van Fons Borginon nu biedt. Nog eens de zaak toedekken, dat wordt niks, bij de eerste de beste gelegenheid ontploft het toch weer. Ik zie in alle geval geen mensen met wie niet samen te werken valt. Natuurlijk, ik zat er de voorbije maanden ook niet tussen. Daarom was ik laatst ook geen kandidaat voor het partijbestuur: omdat ik toen al de barsten zag en doodmoe werd van al die ruzies.

Ziet u zich het nu wel doen? Als voorzitter eventueel?

Maes: Desnoods, ja, maar het zou niet goed zijn. Het is nu aan de jongeren. Ik wil helpen, maar voor mijn generatie spreekt de relevantie van de VU vanzelf. Nu moeten ook jongeren zich daarover uitspreken. Zowel in ID als in de VU zijn er genoeg die het wel zien zitten. Maar het conflict mag niet blijven duren, anders raken we al die jongeren kwijt.

Hadden deze problemen vermeden kunnen worden als de VU bij de regeringsvorming meer garanties uit de brand gesleept had en de VU-onderhandelaars niet zo happig waren geweest op paars-groen?

Maes: Zeker. In een regering stappen zonder garanties is vreselijk gevaarlijk. Achteraf is het veel moeilijker om nog garanties af te dwingen. Natuurlijk moet men dat niet alleen de onderhandelaars verwijten, de partijraad heeft dat ook goedgekeurd. Ik heb me toen onthouden. Ik vroeg één waarborg, maar zelfs dat hebben ze ons niet gegund. Maar deze discussie heeft geen zin meer. Wat gebeurd is, is gebeurd. Dat er opnieuw moet worden gepraat, is natuurlijk wel duidelijk. Waar ik voor pleit, is voor een fatsoenlijk akkoord, evenwichtig en met garanties, niet dat amateuristisch geklungel van nu. Ik kon leven met wat er uit Lambermont aan het komen was. En dit zal zeker niet de laatste discussie over de staatshervorming zijn. Alleen weet ik niet of ze nog met ons zal worden gevoerd.

Hoe groot is de goede wil bij de betrokkenen? Op de jongste partijraad stuurde de groep-Bourgeois aan op een forcing en dus op een definitieve breuk.

Maes: De partijraad heeft dat toch verstandig opgelost door dat voorstel af te wijzen? De partijraad had best door wat er aan de hand was, bijvoorbeeld dat het bijgewerkte Lambermontakkoord niet zo geweldig verschilde van de eerste, afgewezen versie. Dat zijn mensen met gezond verstand. Op de duur wordt wie te dicht bij het conflict betrokken is, een deel van het probleem in plaats van een deel van de oplossing te zijn. Het lijkt me beter dat anderen nu eens, met alle respect voor de protagonisten, bekijken hoe het verder moet. Dat hebben we nog niet uitgeprobeerd. Geert heeft het niet goed gedaan als voorzitter, omdat hij dat niet heeft geprobeerd, en zo ja, erin is mislukt. Een voorzitter moet boven de tegenstellingen staan. Zijn eerste plicht is: zijn partij bijeenhouden.

Kan dat nog?

Maes: Wat zeker kan, is een nieuwe broederstrijd. Dan spat de partij uit elkaar en staan de andere partijen klaar met een vuilblikje om wat kruimels samen te vegen. Maar wat ben je daarmee? Ik had al die idee op de partijraad waarop het tot een breuk is gekomen over het Lambermontakkoord. Ik wou ‘ja, maar’ stemmen, een voorwaardelijke goedkeuring, en dat had volstaan om een aantal tegenstanders over te halen. De voorstanders hadden blijkbaar niet in de gaten dat ze geen meerderheid zouden behalen. Maar men wou die voorwaardelijke goedkeuring niet als optie voorleggen. Die had wellicht een voldoende ruime meerderheid kunnen krijgen, en dan was ons die breuk van toen, de helft voor, de helft tegen, bespaard gebleven.

Maar dat hoeft dus niet te blijven duren.

Vindt iedereen dat wel? De tekst van de groep-Bourgeois in De Standaard en De Morgen vorige vrijdag was erg agressief en ad hominem. Hij zegt de groep-Anciaux kortweg de wacht aan.

Maes: Vind ik ook, ja. Niet de inhoud stoorde mij, wel die polemische, gelijkhebberige toon. Ik verwacht de verzoening ook niet van die groep. Als ze het goed menen, moeten ze de legitimiteit in de partij respecteren, en die ligt in het congres. Wie daartegen wil ingaan, stuurt aan op een niet al te democratische confrontatie.

Samenwerken veronderstelt een basis van vertrouwen, dat men tenminste van elkaar aanvaardt dat men het goed bedoelt.

Zodat het voor de VU het best is dat alle protagonisten een stapje terug zouden zetten?

Maes: Ja. Dat iedereen zich eens wat meer op zijn taak concentreert – is het dan zo verschrikkelijk om niet overál de eerste viool te spelen? Laat de fractieleiders hun fractie leiden, laat Anciaux minister zijn en zichzelf goed verkopen, dat is goed voor de partij. En Johan Sauwens vindt het ook vast uitstekend om alleen maar minister te zijn. Wat we nodig hebben, is dat nieuwe mensen hun verantwoordelijkheid nemen. Al moeten ze weer niet zo nieuw zijn dat ze zich bij de eerste de beste gelegenheid in de hoek laten duwen.

En ondertussen blijft het hele conflict een wat onwezenlijke indruk geven, waar zelfs de partijbasis zich moeilijk bij betrokken kan voelen.

Maes: Dat hoop ik maar. Al is dat veranderd met de rechtstreekse verkiezing van de voorzitter. We hebben het effect daarvan onderschat. Het is een gevaarlijke zaak. Dat geldt ook voor de rechtstreekse verkiezing van de burgemeester of de eerste minister. Zoiets dient de democratie niet, dat bevordert alleen een politiek à la De mannen van de macht. Bij ons leidde de rechtstreekse verkiezing van de voorzitter tot een heilloze polarisering rond kandidaten, in plaats dat de voorzitter de emanatie was van een consensus bij de leden. Zo ontstond de breuk en kreeg de voorzitter een status die niet klopt met de statuten. Bij ons is een voorzitter een primus inter pares, die moet zorgen voor een consensus over de dingen waarover we het eigenlijk niet eens zijn. Het is iets helemaal anders wanneer een rechtstreeks verkozen voorzitter gaat denken dat hij, gedragen door de leden, aan iedereen de wet mag dicteren. Ja, zo gaat dat dus niet.

Bij ons bestaat een grote inbreng van onderuit. De partijraad is doorgaans wijzer dan het kleinere partijbestuur, dat op zijn beurt doorgaans wijzer is dan het nog kleinere dagelijks bestuur. Dat pleit voor de democratie, hé?

Illustratie: Patrick Van De Vel/Reporters

Marc Reynebeau Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content