Aan de hand van Benito Mussolini’s vele amoureuze verhoudingen reconstrueert Frans Denissen in De vrouwen van Mussolini de opkomst en neergang van de Italiaanse Grote Leider.

‘In de kranten lees ik dat U niet leeft, maar zweeft: U geeft aan Italië alles, en daarom eet U niet, drinkt U niet, slaapt U niet. Welnu, ook ik zweef: sinds ik U gezien heb, eet, drink en slaap ik ook niet meer. [… ] Sindsdien is er hier, in de stad Siena, een bloem die wacht om geplukt te worden. Laat U haar niet verwelken, want als U naar me toe komt, zult U een heel hartstochtelijke, toegewijde, discrete tuin ontdekken.’

In zijn gloriejaren als fascistisch dictator van Italië, tussen 1922 en 1943, werd Benito Mussolini overspoeld door brieven van onbekende vrouwen die hem om een ontmoeting smeekten. De toevloed was zo groot dat een speciale afdeling van het ministerie van Binnenlandse Zaken was belast met het sorteren van de brieven en het screenen van de aanbidsters, zodat Mussolini ze met een gerust gemoed kon ontbieden in zijn Romeinse ambtswoning Palazzo Venezia. Daar, in de Zaal van de Wereldkaart, zo getuigde zijn kamerheer Quinto Navarra later in zijn memoires, heeft de Grote Leider gedurende vele jaren haast dagelijks een vrouw ontvangen – en menige tuin geëxploreerd.

Op amoureus gebied was Mussolini een echte veelvraat, schrijft Frans Denissen in De vrouwen van Mussolini. Aan de hand van brieven, dagboeken, artikelen, interviews, biografieën en memoires reconstrueert hij in een bijzonder knap opgebouwde ‘roman zonder fictie’ het hyperactieve liefdesleven van de dictator. Behalve zijn wettelijke echtgenote Rachele en hun vijf kinderen, passeert daarbij een lange rij maîtresses en bastaardkinderen de revue. Zijn hele carrière immers heeft de grootsprakerige volksmenner, die tegenover de buitenwereld de trouwe familieman speelde, heimelijk minnaressen gehad, en meestal meerdere tegelijk.

‘In de loop van zijn tweeënzestigjarige leven is Mussolini alles en het tegenovergestelde geweest’, aldus Denissen, die talloze getuigen uit de toenmalige inner circle van de macht aan het woord laat en zo de lezer een blik gunt ‘achter de façade van het fascisme’.

AVANTI!

Negentien is Benito Mussolini wanneer hij in 1902 om aan de dienstplicht te ontkomen als jonge, werkloze onderwijzer naar Zwitserland trekt. Levend als een vagebond maakt hij na enige tijd kennis met Angelica Balabanova, een Oekraïense Jodin die zich heeft aangesloten bij de Russische revolutionairen in ballingschap. Balabanova ontfermt zich over de haveloze Italiaan – ‘het was hem aan te zien dat hij verrekte van de honger’, schrijft ze later in haar memoires. Ze wordt zijn minnares en brengt hem zijn eerste anarchistische en socialistische theorieën bij.

Na zijn terugkeer in Italië maakt Mussolini snel carrière in de socialistische partij. In 1912 wordt hij op 29-jarige leeftijd hoofdredacteur van de partijkrant Avanti! Hoewel hij dan al een dochter heeft met Rachele Guidi, een eenvoudig meisje uit zijn geboortedorp Predappio, begint hij een amoureuze verhouding met Margherita Sarfatti. Deze welgestelde, vrijgevochten en intellectuele vrouw is in Italië een bekende publiciste en heeft een eigen kunstrubriek in Mussolini’s krant. Sarfatti, net als Balabanova een Jodin, wijst haar hoofdredacteur de weg in de wereld van kunst en cultuur en ‘leert hem bij wijze van spreken ook met mes en vork te eten’.

Wanneer Mussolini in 1914 uit de socialistische partij wordt gezet omdat hij pleit voor deelname aan de Groote Oorlog (die Italië later zal winnen aan de kant van de Triple Entente) en vervolgens met de oprichting van de Fasci d’azione rivoluzionaria de eerste aanzet geeft tot de fascistische beweging, blijft Sarfatti hem ondanks zijn radicale politieke koersverandering trouw. In 1921 raken de fascisten verkozen in het parlement. Een jaar later volgt de mars op Rome en stelt de notoire schijtlaars koning Victor Emmanuel III Mussolini aan als premier.

Sarfatti krijgt de daaropvolgende jaren grote invloed op het cultuurbeleid van het fascistische regime. Ze sticht de modernistische beweging Novecento italiano, houdt haar eigen artistieke salon waar ze behalve Italiaanse kunstenaars ook buitenlandse gasten zoals André Malraux en George Bernard Shaw ontvangt, en draagt met haar hagiografische biografie van Mussolini fors bij tot de personencultus rond de duce. Wanneer de Italiaanse fascisten eind jaren dertig het antisemitisme van de nazi’s overnemen, maakt Mussolini zonder pardon een einde aan hun verhouding. Sarfatti voelt zich daarna niet veilig meer in Italië en neemt de wijk naar Uruguay. Haar zus en schoonbroer zullen omkomen in de trein naar Auschwitz.

Zijn intellectuele vorming, zo merkt Denissen op, heeft Mussolini geheel aan zijn minnaressen te danken, maar ‘ze zullen allemaal stank voor dank krijgen’.

Schrijnend is het lot van Ida Dalser. Deze Oostenrijkse verpleegster heeft een kortstondige relatie met Mussolini, waaruit in 1915 een zoon wordt geboren. Mussolini erkent het kind en geeft Ida kort daarna de bons. Zij blijft hem evenwel nog jaren achtervolgen en dat werkt Mussolini zo op de zenuwen dat hij haar laat opsluiten in een krankzinnigengesticht. Moeder en zoon zullen elkaar nooit meer zien en in 1937 sterft Ida op 57-jarige leeftijd in het gesticht. Ook haar zoon komt na een beroerde jeugd in een inrichting terecht en bezwijkt, nauwelijks 27 jaar oud, aan wat officieel een ‘algeheel verval van krachten’ wordt genoemd.

PIAZZALE LORETO

In het leven van de dictator speelt inmiddels een andere vrouw de hoofdrol: Clara Petacci. Zij is de bekendste en ongetwijfeld de meest tragische van Mussolini’s minnaressen (van wie er hier een groot aantal buiten beeld blijven). Deze ‘wereldvreemde, hypochondrische, lichtelijk masochistische’ jonge vrouw koestert al vanaf haar tienerjaren een mateloze bewondering voor de fascistische regeringsleider en zal hem uiteindelijk vrijwillig volgen tot in de dood.

In 1936, het jaar waarin hij met de 24-jarige Clara Petacci een geheime relatie begint, bevindt Mussolini zich op het hoogtepunt van zijn macht. Hij heeft Ethiopië veroverd – een van de weinige successen van het Italiaanse leger, dat later in de Tweede Wereldoorlog vaak door de Duitsers uit de rats zal moeten worden geholpen – en vervolgens Italië uitgeroepen tot keizerrijk. Maar de duce, zo merken zelfs fascistische medestanders op, gaat nu steeds meer naast zijn schoenen lopen. Zijn geloof in de eigen onfeilbare intuïtie neemt evenredig toe met de achterdocht tegenover zijn medewerkers. De problematische relatie met Hitler (‘die hansworst’, ‘fanatieke schoft’ en ‘schrikwekkende kletskous’ noemt Mussolini hem) krijgt in de beschrijving van Denissen zelfs iets vaudevillesks.

Nadat hij Italië de Tweede Wereldoorlog heeft ingesleurd, de militaire fiasco’s zich opstapelen en de levensomstandigheden van de gewone Italianen almaar penibeler worden, gedraagt Mussolini zich steeds meer als een acteur in de grandguignol van zijn eigen leven. De telefoongesprekken tussen Mussolini en Clara Petacci, die werden afgeluisterd door de geheime dienst en uit de stenografische verslagen waarvan Denissen uitgebreid citeert, zijn in dat kader bijzonder revelerend. Hoewel zijn naïeve ‘Claretta’ hem tot op het laatst als de redder van het vaderland blijft beschouwen, laat de dictator zelf alle maskers vallen en blijkt hij vaak een verrassend nuchtere kijk te hebben op zijn eigen situatie – in scherp contrast met zijn publieke optreden en verklaringen.

Ronduit adembenemend zijn de laatste hoofdstukken van het boek, waarin Denissen de ondergang van het regime en van de duce zelf beschrijft. Nadat hij in april 1943 is afgezet door de Grote Raad van het Fascisme, wordt Mussolini gevangengenomen, weer bevrijd door de Duitsers en in Noord-Italië aan het hoofd gezet van de Republiek van Salò. In het zuiden rukken de geallieerden op. In het door oorlog én burgeroorlog verscheurde Italië wordt het leven van de gewone man tot een danteske hel. Wanneer Mussolini ten slotte, in april 1945, vermomd als een Duitse soldaat met Clara Petacci en een paar getrouwen probeert te ontkomen naar Zwitserland, wordt hij bij een wegcontrole toevallig door partizanen herkend. De dictator en zijn minnares worden terechtgesteld op 28 april 1945. Een dag later hangen hun lijken ondersteboven op Piazzale Loreto in Milaan: het beeld behoort tot het collectieve geheugen van Italië.

Mussolini en Petacci worden in het grootste geheim begraven op het Milanese kerkhof Musocco. Pas in 1956 wordt het lijk van Clara overgebracht naar het familiegraf van de Petacci’s in Rome, waar een onbekende hand nog iedere dag verse bloemen bij haar tombe legt. Mussolini’s weduwe donna Rachele, die alle leugens en minnaressen van haar man – voor zover ze ervan op de hoogte was – heeft geduld, beweegt na de oorlog hemel en aarde om het stoffelijk overschot van haar man te laten bijzetten in het familiegraf in Predappio. Daar rust het nog steeds, in Mussolini’s geboortedorp, waar alle straten nu zijn vernoemd naar bekende antifascisten.

‘DE VROUWEN VAN MUSSOLINI’, FRANS DENISSEN, BERT BAKKER, AMSTERDAM, 2007, 475 BLZ., 29,95 EURO.

DOOR JOOST ALBERS

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content