Het werk van Fernando Pessoa wordt volledig in het Nederlands vertaald. Een project van jaren voor vertaler August Willemsen.
Pessoa betekent ‘persoon’ in het Portugees. Naar die persoon is de schrijver Fernando Pessoa van jongsaf driftig op zoek gegaan. En hij heeft er meer dan één gevonden. In 1888 werd hij in Lissabon geboren en in 1893 verloor hij zijn vader. Zijn moeder hertrouwde met de Portugese consul in het Zuid-Afrikaanse Durban, en het gezin ging daar ook wonen. Pessoa werd daardoor tweetalig Portugees-Engels. Op school studeerde hij letteren en Latijn, en van zijn moeder leerde hij Frans. Al vroeg begon hij onder een pseudoniem proza en poëzie te schrijven. Op zijn zeventiende keerde hij in zijn eentje terug naar Lissabon. Later ging hij onder verschillende heteroniemen schrijven. Op 30 november 1935 stierf Pessoa aan een alcoholvergiftiging. Niet per ongeluk: hij had de keuze tussen voortleven of drinken, en koos voor de drank.
Hij was een bekend figuur in de Portugese kunstwereld van het ‘modernisme’. Toch had hij bij zijn dood slechts één boek gepubliceerd, de gedichtencyclus Mensagem ( De Boodschap). Op zijn huurkamer stond zijn nalatenschap: een grote koffer vol beschreven papier. Daaruit zouden tekstbezorgers bundels en boeken samenstellen en uitgeven. Dat was een heel werk, niet alleen moesten ze uitvissen welke fragmenten bij welk boek hoorden, ook moesten ze vaak raden van welke ‘auteur’ de teksten waren.
Er is vroeger al wel wat werk van Pessoa door August Willemsen en Harrie Lemmens in het Nederlands vertaald. Maar nu is De Arbeiderspers aan een uitgave van het verzameld werk begonnen. Boekje per boekje. Er zijn al twee boekjes verschenen: Het uur van de duivel en De stoïcijn, door baron van Teive. Willemsen schreef een algemeen inleidend essay, Fernando Pessoa: het ik als vreemde. Harrie Lemmens, die aanvankelijk al het proza zou vertalen terwijl Willemsen de poëzie voor zijn rekening nam, heeft zich teruggetrokken en doet alleen Het boek der rusteloosheid, dat hij al eerder vertaalde. ‘Dat wordt nu opnieuw uitgegeven, ongeveer eenderde dikker’, zegt Lemmens. ‘Zoveel nieuw materiaal is er niet. Om het nu te hebben over eindelijk het definitieve verzamelde werk, zoals de Assirio & Alvim doet, is flauwekul.’ Hoe dan ook, het project is van start gegaan en het wordt groot. ‘Er is zo veel’, zegt August Willemsen, ‘dat ik niet weet of ik het tijdens mijn leven kan afmaken. Het is zelfs zo veel dat ook de Portugese uitgever nog niet precies weet hoeveel het uiteindelijk wordt.’
Willemsen, pas 65 geworden, is allang niet meer de énige die van het Portugees naar het Nederlands vertaalt, maar hij was wel de eerste. Aan hem hebben we Machado de Assis in het Nederlands te danken en de andere grote Brazilianen, Joao Guimaraes Rosa, Drummond de Andrade. En dus ook Pessoa.
August Willemsen: Eind jaren zeventig ben ik jaren na elkaar intensief met Pessoa bezig geweest, en toen kreeg ik er een beetje genoeg van. Ook nu wil ik ernaast andere dingen blijven doen, vooral Braziliaanse literatuur dan, want uitsluitend Pessoa, daar word je een beetje gek van.
Pessoa vond ik een beetje verknipt, en ook wat puberaal. Dat eeuwige gezoek naar identiteit: wie ben ik, wat ben ik? Hoe zit het met mijn gevoel en mijn denken? Dat is toch iets voor jongens van vijftien, zestien jaar? En hij is daar zijn hele leven mee bezig geweest. Natuurlijk is hij als kunstenaar buitengewoon. Hij weet heel ingewikkelde dingen op een eenvoudige en vaak adembenemende manier uit te drukken. Het idee van die heteroniemen is ook een artistieke formule. Misschien om te helpen enige orde te scheppen in zijn eigen innerlijke chaos. Dat is ook wat iedere puber wil: helderheid in zichzelf, weten waar hij staat, wie hij is. Op een gegeven ogenblik werd ik er een beetje moe van. Maar toen kwam het aanbod van De Arbeiderspers voor dit project.
Hoe groot is dat werk eigenlijk?
Willemsen: Assirio & Alvim heeft de wereldrechten gekocht, die in 2005 vrijkomen, en pretendeert de laatste, definitieve, wetenschappelijke uitgave te bezorgen. Maar dat hebben al meer uitgevers gedaan, en dan kwam daarna weer een definitievere uitgave. Deze uitgever wil elke tekst apart uitgeven, als apart boek of bundeltje. Dat leidt soms tot erg kleine floddertjes. Ik wist ook niet van het bestaan af van dat kleine boekje, Het uur van de duivel. Maar de artistieke kant van het project vind ik prachtig, en na jaren naar Pessoa terugkeren, is toch weer boeiend. De bezwaren wegen niet op tegen de fascinerende stijl, de ideeën en de formuleringen, zowel in de poëzie als in het proza.
Het gaat dus over een dertigtal bundels?
Willemsen: Dat zal het zeker worden. En daar zijn heel dunne bundels bij. Maar ik heb nu Oden van Ricardo Reis in huis. Dat is in het Portugees al een dik boek, en aangezien alle gedichten tweetalig worden afgedrukt, wordt dat boek zeker twee keer zo dik. En Alvaro de Campos heeft nog veel meer geschreven, veel langere en grotere gedichten, dat moet misschien wel in twee delen.
Ricardo Reis, Alvaro de Campos, dat zijn die heteroniemen. Hoe zat dat precies?
Willemsen: Nu denk ik dat het een stijlmiddel was voor Pessoa, en verder meer een spel dan mystificatie. Hij heeft het wel over mystificatie, maar ik denk dat het ludieke aspect veel belangrijker was. Met al wat hij had – zijn gevoelens, emoties, ervaringen -, ging hij om als een jongetje met een stuk speelgoed. In het gedicht Autopsychografie vergelijkt hij het hart ook met een stuk speelgoed: ‘En zo rijdt op zijn rails in ’t rond dat speelgoedtreintje in dichtermond ook wel het hart geheten…’ Het idee van een veer die wordt opgewonden, en bij het afwinden gaat een treintje rijden. Zo heb ik heel veel van die ‘ludieke metaforen’ in zijn werk gezien, en zo gebruikt hij ook de heteroniemen. Hij maakt Reis een soort ex-pat en laat hem in Brazilië schrijven, hij zet Caeiro op de drempel van zijn herdershut, en Campos aan de oever van de Taag. Hij stelt zich voor wat er dan gebeurt: wat als Campos aan de Taag staat en een schip vaart weg? Ja, dan krijg je de Ode van de Zee. In een van zijn Engelse sonnetten schrijft hij: ‘ I study how to love and how to hate‘. Liefde en haat zijn studieobjecten, hij haalt ze uit elkaar, hij maakt ze stuk om te kijken wat erin zit.
Meer dan de verscheidenheid van de heteroniemen – er zijn er veel meer dan die drie – valt de eenheid van het werk van één man op. En de schoonheid ervan. Het wonderlijke is dat hij op verschillende manieren hetzelfde kan zeggen in regels die raak en ongelooflijk direct zijn.
In de loop der tijd groeiden de heteroniemen naar elkaar toe, of hijzelf erbovenuit.
Willemsen: Hij heeft het wel tot het einde volgehouden. Ricardo Reis het langst: in de week voor zijn dood heeft Pessoa nog onder het heteroniem Reis geschreven. Maar ze kwamen beslist dichter bij elkaar, ze gingen steeds meer dezelfde dingen zeggen, Caeiro niet, want die was al heel lang dood, maar wel Reis en Campos en Pessoa zelf. Pessoa ging ook meer op Campos lijken. Hij begon in vrije verzen te schrijven, wat hij onder zijn eigen naam nooit gedaan had, behalve helemaal in het begin. Ik denk dat het hem in het aanzien van de dood – hij wist dat hij het niet lang meer maken zou – niet meer zoveel kon schelen, en dat hij eindelijk ook zijn gevoel maar een beetje de vrije teugel liet, wat hem zijn hele leven zoveel moeite gekost had. Behalve in de gedichten van Campos.
Hij stuurde zijn heteroniemen uit om dingen te zeggen die hij zelf niet durfde te zeggen.
Willemsen: Dat was heel zeker het geval met Campos, die mocht er in een vrije vorm, ongeremd dingen uitgooien. Seksuele aspecten, die hij zelf absoluut niet aandurfde, kreeg de baron van Teive toegeschoven. Campos ook, die in de Ode aan Walt Whitman tamelijk openlijk over homoseksuele gevoelens schrijft. Terwijl hij onder eigen naam over hetero- noch over homoseksuele gevoelens ook maar iets gezegd heeft. Maar weer wel in zijn Engelse gedichten, want die kon toch niemand lezen.
Het was een geniepige bedoening.
Willemsen: Achterbaks. Hij heeft zich verscholen. Hij was, denk ik, zijn hele leven gewoon bang. Voor zijn gevoel in het algemeen, voor seksuele gevoelens, voor zoiets als liefde. Je kunt hem zien als een zielige figuur, ware het niet dat hij als kunstenaar zo groot is. Hij roept – in mij althans – nog steeds tegenstrijdige gevoelens op.
Het eerstkomende boek dat verschijnt, is bijvoorbeeld Mensagem, de Boodschap. Dat is de enige bundel die hij tijdens zijn leven afgemaakt en gepubliceerd heeft. Daar heeft hij zijn hele leven, van 1913 tot 1934, het jaar voor zijn dood, aan gewerkt. De Boodschap toont een facet van Pessoa dat hier nog niet aan bod is gekomen: zijn nationalisme en zijn ‘sebastianisme’ – dat verwijst naar dat wonderlijke verhaal van de half krankzinnige koning Sebastiaan uit de zestiende eeuw die het land naar de ondergang gevoerd heeft. Daarover heeft hij het in een aantal gedichten die qua mentaliteit voor ons moeilijk te verteren zijn, maar die toch heel mooi zijn. Ze zijn niet zo verteerbaar wegens de nationalistische politieke implicaties. Het is heel gemakkelijk Pessoa op grond van dit boek in een uiterst rechtse hoek te duwen. En op grond van veel uitspraken was hij ook uiterst rechts. Hoewel ik geloof dat ook politiek voor hem een spel was, waarmee hij alle kanten uitkon. Maar als je het allemaal bij elkaar optelt, neigde hij toch meer naar de rechterkant dan naar de linkerkant. Dat blijkt ook uit het boek waar ik nu mee bezig ben, De anarchistische bankier, het enige verhaal dat hij heeft afgemaakt. Die bankier laat zich uitspraken ontvallen die er niet om liegen, en waarin heel veel van Pessoa zelf is te herkennen. Weer een vorm van heteronimie: hij stopt veel van zichzelf in de bankier, zodat hijzelf er nooit op kan worden aangesproken. Maar veel dingen komen zo toch bij elkaar, en heel veel puzzelstukjes vallen aan de rechterkant.
Aan de andere kant hing hij de woeste atheïst uit in superkatholiek Portugal. Daar was moed voor nodig.
Willemsen: Er waren er meer, vooral in de jaren 1914-1915, toen het Portugese modernisme ontstond. Mensen als Mario Sa Carneiro en José de Almada Negreiros, ook een volbloed atheïst. De intelligentsia van die tijd moest niet veel hebben van geloof in het algemeen en van het katholicisme in het bijzonder. Ik geloof niet eens dat dáár veel moed voor nodig was. Op de punten waar echte moed nodig was, bijvoorbeeld waar hij het opnam voor andere homoseksuele dichters, verschool hij zich achter de naam Alvaro de Campos. Al wist iedereen toch dat het Pessoa was. De eerste keer dat hij zijn nek heeft uitgestoken, was toen hij in De Boodschap onder eigen naam voor zijn nationalistische, sebastianistische gevoelens uitkwam. En dat viel bitter tegen, want het kreeg nergens de bewondering die hij in zijn naïviteit verwacht had. Hij had er tien jaar later mee moeten komen, toen Salazar met zijn verheerlijking van het grote verleden begon.
Wat is er zo speciaal aan het ‘Boek der rusteloosheid’?
Willemsen: Het is het enige grote prozawerk van Pessoa. Het Boek der rusteloosheid is van een semi-heteroniem, Bernardo Soares, die in hoge mate met Pessoa zelf samenvalt. Het boek is niet afgemaakt, het bestaat uit fragmenten die samen een corpus vormen, een compact geheel in heel gecondenseerde stijl. Het beste proza dat Pessoa geschreven heeft. Hij verwoordt daarin veel van zichzelf, meer dan hij elders – behalve in naam van Campos – durft te doen. Het zijn schitterende bladzijden met heel mooie beschrijvingen, en het is een van de weinige boeken waar je de hartslag van Pessoa voelt. Het is er in andere werken wel, maar hij heeft het verdrongen, weggeredeneerd. In het Boek der rusteloosheid heeft hij het niet weggeredeneerd. Dat maakt het voor mij een heel aangrijpend boek.
Het zijn allemaal losse fragmenten, alledaagse gebeurtenissen, maar hij ziet iets transcendentaals in die alledaagse dingen. De hulpboekhouder Bernardo Soares heeft zijn kantoor in de Rua dos Douradores, in de baixa van Lissabon waar Pessoa zelf zowat zijn hele leven gesleten heeft. Hij zegt: ‘Ook in de Rua dos Douradores is plaats voor het universum.’ In het kleinste hoekje van de stad vindt hij de kosmos. Het is een moeilijk definieerbaar en verre van vrolijk boek, het is ook geen boek dat je in één ruk kunt uitlezen, daar is het veel te compact en te neerslachtig voor.
Hij was handelscorrespondent. Kon hij daarvan leven?
Willemsen: Jawel. Hij was vertaler, en als handelscorrespondent schreef hij brieven in het Portugees, Frans en Engels, dat was zijn broodwinning. Verder leefde hij heel zuinig. Hij ging nooit op reis en kocht alleen boeken en drank. En de drank was niet duur.
Sus van Elzen