Het wondermiddel tegen Alzheimer en Parkinson, zelfs tegen onvruchtbaarheid? Of een doodlopende straat? Met klonen wordt het wellicht alles of niks. Ook in België rijpen de plannen.

Hebben Belgische wetenschappers al een mens gekloond? Officieel niet. Maar áls het zo is, zullen ze het zeker niet aan onze neus komen hangen. Een muis, dat wel. Conventa, geboren en getogen aan de Gentse universiteit, is nu bijna twee jaar oud. ‘Wat we bij de muis hebben gedaan, zouden we simpelweg kunnen overdoen bij de mens’, zegt embryoloog en onderzoekscoördinator Josiane Van der Elst. ‘En we zullen dat ook doen, in het kader van therapeutisch klonen, want het zou zonde zijn om nu te stoppen met ons onderzoek. In theorie is het trouwens niet verboden, maar we wachten op een wettelijke regeling, zodat we weten binnen welke grenzen we kunnen werken. Er is ook nog veel denkwerk nodig. Een gekloond embryo maken, is niet moeilijk, de vraag is alleen: wat ga je ermee doen?’

Officieel staat het eerste gekloonde menselijke embryo sinds eind 2001 op naam van het Amerikaanse bedrijf Advanced Cell Technology. ACT was erin geslaagd om na kloning een zescellig embryo tot stand te laten komen. Maar daar hield het op, nog verder delen deed het embryo niet meer. Toch kondigde ACT de ‘primeur’ met veel trommels en trompetten aan, wellicht vooral met het oog op de aandelenkoers van het bedrijf. Want zo bijzonder was het in feite niet, vindt Van der Elst: ‘Wetenschappelijk gezien stelde het weinig voor. Wij zouden zo’n resultaat als een mislukking hebben beschouwd, we zouden het niet eens gepubliceerd hebben.’ Marc Dhont, diensthoofd van de Gentse vrouwenkliniek, gaat akkoord: ‘Wat ACT heeft gedaan, is de afgelopen twee jaar wellicht in verschillende laboratoria gedaan, door onderzoekers die er niets over gezegd hebben. Om het eens te proberen, nietwaar?’

Op de vraag of het onder zijn supervisie al eens ‘geprobeerd’ is, lacht Dhont geheimzinnig: ‘Dat doet er niet toe. Er is trouwens een verschil tussen iets dat past in een goed doordacht plan en iets dat ontstaat door, euh, accidentele nieuwsgierigheid. Maar, zoals collega Van der Elst zei: wij denken volop na welke experimenten we in verband met de mens zouden kunnen doen. We hebben de eicellen en de technologie, dus het materiaal en de kennis zijn aanwezig.’

DE VRUCHTBAARHEID HERSTELLEN

De geboorte van Dolly, in 1997, heeft de voorbije jaren geleid tot heftige discussies en wilde fantasieën. Zowel over reproductief als over therapeutisch klonen. Bij die eerste techniek is het de bedoeling om gewoon kinderen te maken, of x-aantal kopieën van bestaande of al overleden individuen. Bij therapeutisch klonen gaat het om de productie van embryonale stamcellen, waaruit alle volwassen cellen van ons lichaam voortkomen. Wie die stamcellen kan produceren en manipuleren, boort een onuitputtelijke bron van gezonde lichaamscellen aan. Om zieke cellen te vervangen, en ongeneeslijke aandoeningen zoals de ziekte Alzheimer toch te kunnen genezen. Met vers gekweekte hersencellen, in dat geval.

Dat klonen misschien niet eens nodig is, bleek eind vorige week nog, toen bekend raakte dat de Belgische onderzoekster Catherine Verfaille aan de universiteit van Minnesota volwassen stamcellen heeft ontdekt in menselijk beenmerg. Als die kunnen worden gekweekt en gebruikt om ‘reparaties’ te doen, hoeven er niet eerst embryo’s te worden gekloond. Met de klemtoon op als. Want hoewel veel wetenschappers binnen dit en tien jaar de eerste toepassingen verwachten, zit het onderzoek naar menselijke stamcellen nog volop in de als-fase.

Conventa was voor het team van Dhont en Van der Elst een testcase. ‘Het ging niet om die muis, het ging om de technologie’, zegt Dhont. ‘Want het is niet onze bedoeling om reproductief te klonen. Wij zoeken een oplossing voor het probleem van onvruchtbaarheid, dat is ons terrein. In ons achterhoofd zit het plan om lichaamscellen te klonen om dan een zaadcel en een eicel te maken, die we kunnen samenbrengen. Zo herstellen we de natuurlijke vruchtbaarheid via de omweg van het klonen. Dat noemen we therapeutico-reproductief klonen: van een lichaamscel een geslachtscel maken en die gebruiken voor de voortplanting. Reproductief klonen is dat niet, wij willen geen gekloonde baby’s maken. Daarvoor is het ook veel te vroeg, want de uitkomst van reproductief klonen is heel onzeker. Bij dieren stelt men enorm veel problemen en afwijkingen vast. En wij zijn er niet om abnormale mensen op de wereld te zetten.’

De risico’s zijn groot, maar dat neemt Severino Antinori er kennelijk graag bij. Als het aan hem ligt, wordt de eerste gekloonde baby nog dit jaar geboren. Dat kondigden Antinori en zijn collega Panayiotis Zavos vorige zomer aan. De beruchte Italiaanse gynaecoloog zit nooit om een stunt verlegen, maar hij doet het naar eigen zeggen niet om rijk of beroemd te worden – want dat is hij al -, wel om onvruchtbare mannen te helpen. Mannen zonder zaad, die geen beroep willen doen op een spermadonor, omdat ze een kind verkiezen dat in biologisch opzicht van henzelf afstamt. Mannen die, bij gebrek aan sperma, opteren voor een genetische kopie van zichzelf.

EERST VADER EN DAN MOEDER?

Zonder seks kan het al een tijdje. Sinds 1978 is vleselijke vereniging niet meer noodzakelijk om een kind te maken: dat jaar werd Louise Brown, de eerste reageerbuisbaby, geboren. Maar zonder sperma kan het misschien ook. Door bijvoorbeeld een huidcel van de onvruchtbare man te nemen, de kern ervan in een ‘lege’ eicel te injecteren, en het embryo vervolgens in te planten bij de vrouw. Het kind zou dan een genetische kopie zijn van de vader, zoals Dolly een kopie was van haar moeder, het schaap waarbij een uiercel was weggehaald om een eicel te ‘bevruchten’. Of beter, om van een eicel een embryo te maken.

Maar Dolly lukte pas na bijna driehonderd pogingen. Ook aan Conventa de muis ging een lange ‘afvallingskoers’ vooraf, legt Josiane Van der Elst uit: ‘Niet alle eicellen die je behandelt, raken bevrucht. Niet alle bevruchte eicellen blijven delen. Niet alle embryo’s kunnen in de baarmoeder worden geplaatst. En niet alle teruggeplaatste embryo’s leiden tot een geboorte. Dus bij elke stap blijft er maar een klein deel over. Uiteindelijk hadden wij drie geboorten: één muis werd dood geboren, één overleefde een dag, alleen Conventa leeft twee jaar later nog altijd.’

Met andere woorden, als Antinori een gekloonde baby op de wereld wil zetten, zal hij behoorlijk wat mislukkingen boeken. Dhont: ‘Het kan natuurlijk van de eerste keer lukken, maar eigenlijk moet je rekening houden met gemiddeld honderd tot tweehonderd pogingen. Dus Antinori zal voldoende naïeve mensen moeten vinden. Technisch zal hij het wel kunnen, denk ik. Hij is altijd een van de eersten om nieuwe technologische snufjes toe te passen. Maar wat hij doet, is echt onethisch. Het is veel te vroeg om te experimenteren op de mens.’

Later misschien, als het medisch verantwoord en veilig is, kan reproductief klonen wellicht een oplossing zijn voor onvruchtbare mannen, vinden sommige wetenschappers en filosofen. ‘Goed, maar het embryo moet nog altijd passeren via de baarmoeder van de vrouw’, zegt Dhont. ‘Als de man onvruchtbaar is en wordt gekloond, draagt de vrouw dus een kind dat niet van haar is: genetisch is het alleen van haar man. Zal haar liefde zo groot zijn?’ Het klassieke voorbeeld, met de gekloonde man, is dan ook discriminerend, vindt Van der Elst: ‘Het is niet omdat de man onvruchtbaar is, dat een vrouw niet zwanger kan worden van haar eigen kloon. Dus zal het koppel een beslissing moeten nemen: wie gaan we klonen? Wie is dat bij wijze van spreken het meeste waard? Of klonen we eerst de vader en daarna de moeder?’

OOK DE BABY IS ONVRUCHTBAAR

De geslachtelijke voortplanting is niet zomaar geëvolueerd. ‘Seks kost energie, maar heeft grote voordelen’, legt Dhont uit. ‘De genen van moeder en vader worden met elkaar gemengd, zodat je een onuitputtelijke variatie van nieuwe individuen krijgt. En bij het maken van geslachtscellen worden de eventuele fouten in de genen hersteld. Mochten al de defecten van onze voorouders zich hebben opgestapeld in onze genen, we zouden allang uitgestorven zijn. Maar bij elke generatie wordt gekeken of alle sequenties nog kloppen. Dat gebeurt bij klonen natuurlijk niet. Een hypotheek op de volgende generaties, want wat gaat het gekloonde individu doen? Zich ook voortplanten? Hou er rekening mee dat de kloon van een onvruchtbare man per definitie ook onvruchtbaar is.’

Die kwestie dook tien jaar geleden ook op, toen aan het fertiliteitscentrum van de Vrije Universiteit Brussel de zogenaamde Icsi-techniek werd geïntroduceerd. ‘Bij mannen zonder zaadcellen in hun sperma kunnen we zaadcellen in de bal of de bijbal gaan halen’, legt embryoloog en onderzoekscoördinator André Van Steirteghem uit. ‘Zo’n zaadcel wordt dan rechtstreeks in de eicel gebracht. Je gebruikt dus sperma dat normaal gesproken niet kan bevruchten en daar kun je je een aantal vragen bij stellen. Qua afwijkingen is er bij de geboorte en in de eerste jaren geen enkel verschil tussen Icsi-kinderen en reageerbuisbaby’s. Maar we blijven alle Icsi-kinderen op de voet volgen en het blijkt dat er meer afwijkingen zijn op de geslachtschromosomen. Procentueel is dat significant, maar in absolute aantallen niet dramatisch: zes in plaats van de normale twee op duizend. Die kinderen kunnen perfect functioneren, maar zijn onvruchtbaar. Als we dat bij een prenatale diagnose vaststellen, kiest ongeveer de helft van de ouders voor een abortus.’

Als ultieme hoop voor onvruchtbare koppels zal reproductief klonen, als het al zover komt, een marginaal gegeven blijven. Met de huidige technieken kunnen de meeste koppels geholpen worden, dus de doelgroep van reproductief klonen is klein. ‘Minimaal’, zegt Van Steirteghem. ‘Alleen bij mannen die ook in hun testis absoluut geen zaad maken, kunnen we de Icsi-methode niet gebruiken. Dat is een fractie van een procent van de mannelijke onvruchtbaren.’

Maar gesteld dat de kloontechniek op punt staat? Dat er geen enkele – medische – reden is om het niet te doen? Zou Van Steirteghem dan tóch die kleine fractie willen helpen? Hij lacht: ‘Als aan al mijn voorwaarden voldaan is, zou ik dat wel in overweging willen nemen. Never say never, maar nogmaals: nu is het niet aan de orde. En als het ooit zover komt, zou men het toch echt moeten beperken tot die mensen die onmogelijk op een andere manier aan een kind kunnen komen. Want de ondertoon in de fantasie van sommigen is toch dat ze in feite willen blijven leven door zichzelf te laten klonen. En dat is voor mij over de grens.’

In het advies van het Belgisch Raadgevend Comité voor Bio-Ethiek wordt de deur voor reproductief klonen voorlopig volledig dichtgehouden. Het is aan Kamer en Senaat om een wetsvoorstel uit te werken. Net als zijn collega’s is Van Steirteghem vragende partij: ‘Er moeten limieten worden gesteld. Want als je aan therapeutisch klonen doet, heb je op een bepaald moment een embryo, dat je niet gaat inplanten bij een patiënt. Maar ik hoor nu de vraag al: jamaar, als het embryo er tóch is, waarom zouden we het dan niet doen? En dan zitten we op een hellend vlak.’

HET ONGENEESLIJKE GENEZEN

De negatieve connotaties van reproductief klonen stralen volgens Van Steirteghem ten onrechte af op therapeutisch klonen. ‘Dat vind ik dramatisch’, zegt hij. ‘Dat alles wat met klonen te maken heeft, in één zak wordt gestoken. Want het onderzoek naar embryonale stamcellen is zeker de moeite waard. En daarvoor hoeven we voorlopig niet eens te klonen. Voor de projecten die wij zouden willen doen, kunnen we bestaande embryo’s gebruiken. Hoe kunnen we stamcellen in cultuur brengen? Hoe kunnen we ze laten ontwikkelen tot verschillende celtypes? Gedragen ze zich op dezelfde manier als de volwassen cellen van het weefsel dat we willen aanmaken? Of geven ze meer aanleiding tot tumoren? Hebben ze vaker de neiging om te ontsporen? Hier ligt een zee van onderzoeksdoelstellingen die nog moet worden verkend.’

De mogelijkheden klinken duizelingwekkend. Met stamcellen kunnen in theorie alle soorten lichaamscellen worden gemaakt. Dat opent enorme perspectieven voor de zogenaamde vervangingsgeneeskunde. Nieuwe hersencellen voor Parkinson- en Alzheimerpatiënten. Nieuwe zenuwcellen in de ruggengraat van verlamde patiënten. Nieuwe hartcellen voor hartpatiënten. Insulineproducerende cellen voor diabetici. Enzovoort. Toekomstmuziek? In wetenschappelijke kringen, ook bij onze Belgische onderzoekers, leeft de overtuiging dat het binnen dit en tien jaar wel eens zover zou kunnen zijn. Bij proefdieren met onder meer Parkinson en diabetes zijn al succesvolle experimenten uitgevoerd. Bij sommige proefdieren werd zelfs weefsel hersteld waar dat in feite niet de bedoeling was. Op ‘eigen initiatief’ van de stamcellen, zeg maar.

Maar stamcellen uit het jonge embryo oogsten is niet makkelijk. En om ze te laten differentiëren, áls dat al zal kunnen, is nog veel onderzoek nodig. Klonen zal op termijn nodig zijn om voor een patiënt lichaamseigen stamcellen te kunnen kweken. Als het DNA van de stamcellen hetzelfde is als dat van de lichaamscellen, wordt het risico op afstotingsverschijnselen vermeden. Dat is immers nog altijd een groot probleem in de vervangingsgeneeskunde: lichaamsvreemde weefsels en organen worden door het immuunsysteem afgestoten. Om dat te voorkomen, moet het immuunsysteem worden onderdrukt, wat het gevaar op infecties uiteraard verhoogt. Therapeutisch klonen zou een revolutie veroorzaken, zeker als het ooit mogelijk wordt om behalve cellen en weefsels ook volledige lichaamseigen organen in het laboratorium te kweken. Er sterven nog elke dag nier-, hart- en andere patiënten omdat er niet tijdig een orgaandonor is.

Een van de vele problemen lijkt momenteel het tekort aan eicellen. Gelet op de huidige slaagpercentages zijn er voor elke patiënt toch algauw honderd eicellen nodig om een succesvol gekloond embryo te maken. En een vrouw produceert in haar hele leven gemiddeld maar zo’n driehonderd rijpe eicellen. ‘Het eierstokweefsel is een potentiële bron van tienduizenden eicellen’, zegt Josiane Van der Elst. ‘Maar dan moeten we die laten rijpen, en dat kunnen we nog niet.’

Misschien zijn de verwachtingen té hooggespannen, vindt Van der Elst: ‘Gekloonde stamcellen zijn weliswaar lichaamseigen, maar ze hebben heel hun leven doorgebracht in vitro, in een plastic schaaltje. Die cellen hebben nog nooit een lichaam gezien en krijgen misschien de schok van hun leven als ze plotseling tussen miljarden andere cellen terechtkomen. Hoe zullen ze zich gedragen? Dat weten we niet.’

WIELKLEMMEN IN DE EICEL

‘Wat er precies gebeurt bij klonen, weten we ook totaal niet’, zegt Marc Dhont. ‘Technisch is het simpel om te doen. Maar er loopt nog veel mis en we weten niet waarom. Nu, in feite is het al een wonder dat een volwassen celkern bij wijze van spreken op nul kan worden gezet door hem in een eicel te brengen. De genetische expressie van een volwassen cel is bijna helemaal uitgeschakeld, geblokkeerd: hij is immers al volledig gedifferentieerd in één specifieke richting. Die differentiëring wordt bij het klonen dus ongedaan gemaakt. Voorlopig gebeurt dat nog niet perfect, vandaar dat er zo vaak iets misloopt.’

Dhont vergelijkt het cytoplasma van een eicel met een koninginnenbrij: ‘Het genetisch materiaal in een eicel móét natuurlijk op nul staan. Wellicht zitten er stoffen in het cytoplasma die voortdurend controleren of dat het geval is. We weten niet wat er biochemisch gezien gebeurt, maar vermoedelijk werken die controlestoffen in op de volwassen celkern die bij het klonen wordt binnengebracht. En die zo als het ware een verjongingskuur ondergaat.’

‘Bij een normale bevruchting gaan zaadcel en eicel een samenspel aan’, legt Van der Elst uit. ‘Ze ontrafelen hun DNA, komen tot een vergelijk en zo ontstaat na de eerste deling een embryo. En wat gebeurt er bij klonen? Men heeft opnieuw een eicel, maar nu wordt er geen zaadcel, maar een volwassen celkern ingebracht. Een volwassen celkern met alle 46 chromosomen. Puur theoretisch bevat de nieuwe cel die zo is ontstaan de volledige codering voor een menselijk individu. Maar die donorcel is natuurlijk geen onbeschreven blad. Een huidcel uit de voorarm van een twintigjarige man, bijvoorbeeld, heeft al twintig jaar meegeleefd met de voorarm van die donor. En nu wordt die huidcel plotseling uit zijn natuurlijke omgeving weggehaald en in een eicel gebracht. Wat voor die cel, tja, wellicht een trauma teweegbrengt – ze bevindt zich nu immers in een omgeving waar ze normaal gesproken nooit terechtgekomen zou zijn.’

‘U moet zich voorstellen dat in de DNA-sequentie van die huidcel allemaal wielklemmen liggen’, gaat Van der Elst verder. ‘De cel is volledig gespecialiseerd, dus heel veel zaken mogen niet tot uiting komen. De rol en functie van de cel zijn vastgelegd. Zodra de huidcel in de eicel komt, moeten al die klemmen worden weggenomen. En daar zit het centrale probleem: het weghalen van die klemmen verloopt waarschijnlijk zelden op een correcte manier. En we weten niet hoe, het is een automatisch proces dat we absoluut niet kunnen volgen. We zien het ook niet gebeuren. Voorlopig is dat dus een black box, en is er nog erg veel onderzoek nodig.’

Maar wetenschappelijk onderzoek is per definitie onbevooroordeeld, zegt Van der Elst: ‘Als arts wil je mensen genezen, of helpen om kinderen te krijgen. Maar als wetenschapper mag je geen verwachtingen hebben, moet je gewoon de resultaten van je onderzoek afwachten. Men denkt altijd dat de research naar therapeutisch klonen positieve resultaten zal opleveren. Maar voor hetzelfde geld blijkt straks dat we er beter mee kunnen stoppen omdat het niets wordt. Al gaat het tot nader order nog altijd om hét medische project van het derde millennium.’

Joël De Ceulaer, Dirk Draulans

De kloon van een onvruchtbare man is per definitie ook onvruchtbaar.

Met stamcellen kunnen in theorie alle lichaamscellen worden gemaakt.

Er sterven nog elke dag nier-, hart- en andere patiënten omdat er niet tijdig een orgaandonor is.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content