Waarin prins Laurent van België met een luchtballon landt in de lochting van het gezin Van Paemel.
B ij het opgaan van het gordijn zitten, rechts, Vader en Moeder Van Paemel naar Vakantiekriebels te kijken. Moeder Van Paemel in een leunstoel, met kussens achter de rug. Links, op de voorgrond, zit Monica Dag Allemaal te lezen. Cordula heeft een kantwerkje op schoot.
Vader Van Paemel :(ruw) Ah nondedzu ! Nondedzu ! De bende leeggangers ! De nieweirds ! Mee ulder ballonnen ! In mijne lochting ! Nondenondenondemilledzu !
Moeder Van Paemel :(verschrikt) Voader toch, as ’t ou belieft ! ’n Vloekt toch azue niet ! D’r es hier al genoeg droefheid in huis.
Vader Van Paemel : Zwijg gij ! ’n Bemoeit ou mee mijn affeirens niet ! De noaste keer ga’k er op schieten, mee mijn karabijne, op die rijke hieren in ulderen luchtballon. ’t Zal tons al gauwe gedoan zijn. Als ’t mee zachtheid niet goat, dan zal ’t mee geweld gebeuren.
Met een cameraploeg van de BRTN in zijn zog betreedt prins Laurent de eenvoudige boerenwoning. Prins Laurent draagt een stofbril en een vliegeniersmuts met oorflappen.
Vader Van Paemel : (toornig) Hawel, lelijke leegganger ! Komt ge mijn groensels betoalen misschien, die gij verreineweerd hebt ?
Prins Laurent zet zijn vliegeniersmuts af.
Laurent : Bonjour, monsieur le paysan. Je suis le prince Laurent. Ik kom uw hofstee bezoek.
Moeder Van Paemel :(valt bijna in zwijm) Wat-e ? Moar Monseigneur, ‘k had u niet herkend. Zet u een beetse. Zet u !
Vader Van Paemel : Sakerdeke ! ’t’n Kan nie zijn ! Da zijn dijngen ! Sakerdeke, da zijn dijngen !
Laurent : Comme mon grand père, j’admire beaucoup les paysans. Et les chiens. J’aime beaucoup les chiens, mêmes les malheureux qui n’ont pas de pedigree.
Moeder Van Paemel :(tot Cordula) Kerdule, haal ne keer een flassche wijn en een sigare voor monseigneur. En nen dreupel veur ou voader. Dat hij een beetse bekomt van de altroassie.
Cordula rept zich naar de keuken. We horen hanengekraai.
Vader Van Paemel :(tot Monica) We verstoan hier mallekoar nie mier. Doet die vuilkluet van dien hoane ne kier zwijgen.
Monica af.
Laurent : Vindt gij ook niet dat de hond de beste vriend van de mens genoemd kan worden ?
Moeder Van Paemel : Wij zijn ons hele leven een famielde van treffelijke meinschen en felle wirkers geweest, monseigneur. Altijd gewrocht van den uchtijnk te vijven tot den halver tienen van den oavond. En de enige belueninge veur al onze oarbeid es da we hier nu mee twee jongedochters blijven zitten.
Laurent : Ik denk vaak dat men geen mensenvriend kan zijn zonder tevens een dierenvriend te zijn.
Vader Van Paemel : Da zijn dijngen ! Ne meins zoe d’r zot van worden !.
Moeder Van Paemel : Wie wilt er nu nog een dochter van ne boer ? Moar monseigneur, ge spreekt gij precies ook niet te veel van treiwen. En wa zegt de keunijnk daarvan ? Zou het voor u ook nie stillekes tijd worden veur een serieuze vrijoage ?
Vader Van Paemel : Ge zoudt er u op uw kasteel een meissen mee uitspoaren, mee ons Kerdule. Ze heeft zij nog bij menier de B’ron gediend. Ze heeft zij daar schuene manieren geleerd. En ze doet altijd haar devueren. Een broaf, godvruchtig meisken, maar fel en kroazig gelijk ’n mannemeins. Wa peisde ?
Laurent : J’en parlerai avec mon frère Philippe. Peut-être que lui…
Vader Van Paemel : Da es uek een gedacht.
Laurent : Mais Cordula, elle-même ? Qu’est-ce qu’elle en pense ?
Cordula heeft aan de deur staan luisteren. Snikkend werpt zij zich aan de voeten van haar vader.
Cordula :(smekend)O voader… moar voader toch !… ‘k’n Wille niet ! Nie mee diene dikzak !
Vader Van Paemel :(balt zijn vuist) Kerdule, onnuezel schoap ! Mee al eu konten ! ‘k Schup eu op stroate ! ’t Es gelijk dewelke van mijn kinders die ulder nie ’n wille voegen, k’ schup ze op stroate !
Laurent : Mais non ! Mais non ! Je vous en supplie !
Moeder Van Paemel : Voader toch… ge zoedt ne sloeber zijn, da ge da moest doen ! Peis toch ne kier hoe schrikkelijk dat da es.
Vader Van Paemel :(tot Laurent) En van die groensels, monseigneur, daar klappen we nie meer van.
Gordijn.
Hergebruik van reclameborden. Merelbeke, 22 juni 1996 (Foto : Patrick de Spiegelaere)