Dirk Draulans
Dirk Draulans Bioloog en redacteur bij Knack.

Knack-redacteur Dirk Draulans schreef ‘De charme van chaos’: een boek waarin hij zijn ervaringen als oorlogsverslaggever projecteert op een fictieve burgeroorlog in België. Een voorsmaakje uit het begin van de oorlog.

Luc Van den Brande gedroeg zich als de nieuwe keizer van Antwerpen. Hij had zich geïnstalleerd in het kantoor van de stadssecretaris op de eerste verdieping van het stadhuis. Zijn bureau was een ongelooflijke rommelhoop: stapels ongeopende dossiers, niet uitgepakte dozen, niet-aangesloten computers, een fotokopieerapparaat scheef in een hoek. En brandblusapparaten op de grond, veel brandblusapparaten.

De man, die ooit nieuws had gemaakt door zich als minister-president tijdens een of andere crisis met de Walen in zijn tuin te laten filmen terwijl zijn hond met veel energie een (rubberen) haan te lijf ging, begroette ons zelfverzekerd, de borst hanig vooruit zoals vroeger, de dunne lippen samengetrokken tot dat zelfingenomen lachje van toen hij nog minister-president was, de woordenkeus even pompeus. ‘Wat wil je’ zei hij bij wijze van inleiding tot zijn evaluatie van de situatie: ‘Een regering met aan het hoofd een man die Dewael heet zal toch geen weerstand bieden tegen zo’n invasie.’ Hij vond het zelf heel grappig.

‘De Vlaamse regering was te jong om dit te zien aankomen’, stelde hij met klem. ‘Allemaal veertigers. Die hebben niet de contacten om tijdig gewaarschuwd te worden voor een nakende crisis. Het is toch onmogelijk dat zo’n aanval opgezet wordt zonder dat er iets uitlekt naar politieke toplui. Ik kan jullie met grote stelligheid verzekeren dat dit niet het geval zou zijn geweest mocht ik aan het hoofd van de Vlaamse regering gestaan hebben. En kunnen jullie je voorstellen dat een Dehaene hier niets van zou hebben gemerkt? Wij zouden signalen opgevangen hebben en krachtig geanticipeerd. Nu moeten we er het beste van maken. Het zal moeilijk zijn, maar we kunnen van de gelegenheid gebruikmaken om te laten zien dat we nog scherpe tanden hebben, dat de leeuw kan klauwen als hij wil. We kunnen voort zonder de Walen.’

‘De Walen staan wel op het punt om de provincie Antwerpen binnen te vallen’, merkte ik schamper op. ‘En ze hebben Brussel in handen.’

Vermanend tikte Van den Brande op mijn bovenarm. ‘Je moet vertrouwen hebben, jonge vriend. We nemen de touwtjes in handen. We zullen tonen wat efficiënt besturen is. Binnen de maand zal het tij keren. De Waalse vuiligheid zal terugspoelen naar haar bron en misschien nog verder. Meld dat maar aan je lezers.’

Dat is tegen de stroom in, wilde ik nog zeggen, maar de man begon aan een lang betoog over hoe hij de verdediging zou organiseren en ik kreeg er geen woord meer tussen.

Van den Brande had gelijk wat de Vlaamse regering betrof. Volledig de pedalen kwijtgespeeld. Waar minister-president Patrick Dewael uithing was onduidelijk. Misschien had hij in Tongeren gezeten op het ogenblik van de inval in Limburg en was hij krijgsgevangen. Als politieke leider van de vijand was hij van goudwaarde voor de Walen. Als hij al met iemand contact had, werd daar geen ruchtbaarheid aan gegeven. En als de Walen hem inderdaad de nacht dat ze met hun tanks Limburg waren binnengerold thuis hadden opgepakt, waren ze goed georganiseerd. Deze visie zorgde voor onrust in Antwerpen…

‘Hoe gaat u het Blok afhouden?’ vroeg ik Van den Brande. ‘Zijn leiders staan te dringen om zich waar te maken. De mensen geloven hen als ze zeggen dat er geen tijd is voor overleg. Hun dadendrang is groter dan die van de CVP. Niemand gelooft in diplomatie als er tanks aankomen.’

Van den Brande rechtte zijn rug. ‘Zelfs in een crisis moet een volk de democratie koesteren’ peroreerde hij zonder stil te staan bij de kwestie dat hij evenmin was gevraagd om chef te spelen. ‘De mensen moeten beseffen dat het Blok zich niet zal haasten om als dit voorbij is nieuwe verkiezingen uit te schrijven. Als het volk het Blok de macht geeft, zal het volk het Blok niet meer kwijtraken. Het Blok heeft nooit bewezen dat het kan besturen, laat staan een crisis beheersen. Het heeft altijd staan schreeuwen en ruziemaken. Nu is het gemakkelijk op te roepen tot massaal verzet zonder een plan voor te leggen om de Walen terug te slaan. Wij denken verder dan een mobilisatie. Wij willen niet per se het hele land in loopgraven jagen. Wij willen dat de economie zo goed mogelijk blijft draaien. Het zal al erg genoeg zijn.’

Het was vanaf de eerste dagen na de inval duidelijk dat Filip Dewinter grote ambities had. Dewinter speelde thuis in Antwerpen, hanteerde een discours dat hij al jaren hanteerde maar dat door de feiten onwaarschijnlijk actueel geworden was, en stelde het volk op zijn manier gerust: de Walen kwamen er niet door, daar stond hij persoonlijk borg voor. Het Vlaams Blok was al begonnen met de mobilisatie, verklaarde hij aan wie het horen wilde, maar veel concreets was daar niet van te merken. Het slag heethoofden waar Dewinter zich op manifestaties als de IJzerbedevaart mee omringd had, kwam wel prominenter in beeld, sommigen ostentatief met een riotgun of een automatisch wapen in de hand. In de stad was Dewinter steevast vergezeld door een aantal gewapende zware jongens. ‘Lijfwachten’ legde hij uit en hij beweerde in één moeite door dat de Walen de stad al infiltreerden. ‘De vijand zit echter ook in eigen gelederen’, stelde hij geheimzinnig zonder meer uitleg te geven.

Zwarte kledij werd niet meer angstvallig geweerd, hoewel Dewinter zichzelf bleef hullen in maatpakken en lange jassen, ook als hij in de buurt van de grens met Limburg het front ging verkennen. ‘Nog geen uniform, mijnheer Dewinter?’ vroeg ik beleefd toen ik op de trappen van het stadhuis bijna omvergelopen werd door een kortgeknipte snorrenkop die een vrije doorgang voor zijn baas baande. Dewinter stopte en zwaaide beschuldigend een vinger voor mijn neus. ‘Jullie van de Knack hebben het Blok altijd belachelijk gemaakt’, beweerde hij. ‘Ik hoop dat jullie nu op tijd beseffen dat Vlaanderen het Blok meer dan ooit nodig heeft. Die mietjes van de Volksunie zullen ons niet redden en de anderen zullen hun banden met het grote geheel nooit durven los te gooien.’

Hij bleef beheerst en wees naar het hoge grafschrift met de grote korf plastic bloemen in de traphal. 4 NOVEMBER 1576. De Spaanse furie: de Spaanse bezetters en andere krijgsbenden en enige landverraders vielen zonder de minste uitdaging vanwege de bevolking de stad aan. Moord en plundering en tienduizend doden in een paar dagen tijd. Dit zou niet meer gebeuren, wist Dewinter. Hij deed een constructief voorstel: ‘Als jij en je maat fotograaf werkelijk het lef hebben om zware verslaggeving te doen, ga dan met ons mee op trainingskamp en later naar het front. Zullen jullie het Blok in actie zien.’

Hij groette ons met een hoofse knik en beende verder de trappen af. Een van zijn volgelingen stak quasi toevallig een machinepistool onder mijn kin en keek me secondenlang dreigend in de ogen voor hij achter zijn baas aanstapte. De politiecommissaris en later de procureur hadden scherpe opmerkingen gemaakt over het opduiken van wapens in het Antwerpse stadsbeeld, maar ze waren de mond gesnoerd met de opmerking dat ze beter iets zouden doen om de burgers tegen de agressor te beschermen dan de mannen die de verdediging op gang trokken het leven moeilijk te maken. Een stelling die was gelardeerd met verhalen over de niet in te dijken straatcriminaliteit van vóór de oorlog. De feiten reduceerden deze vorm van onveiligheid tot een banaliteit die zelfs niet meer bestreden hoefde te worden. De nieuwe vijand was van een zwaarder kaliber.

Antwerpen zag er miezerig uit in de regen. Ik vond altijd dat een grijze dag in Antwerpen deprimerender was dan een grijze dag elders. Het effect van de Schelde waarschijnlijk, die zag er sowieso weinig aantrekkelijk uit met haar donkere water en met op de einder de lelijke industrie die het landschap rond de stad hopeloos verknald had. De wanorde en de onzekerheid om de oorlog maakten het grijs nog grijzer.

Een grauwe fysieke atmosfeer voedt een mentale malaise. De traphal van het stadhuis was een modderboel. De schoonmaakploegen die in dienst bleven waren niet voorbereid op de massa natte mensen met vuile schoenen die over de rode lopers binnenliepen om inlichtingen te vragen die er niet waren. Wie zichzelf als autoriteit opwierp was even weinig geïnformeerd als wie de autoriteiten wenste te spreken. Journalisten waren voorlopig de belangrijkste bron van informatie. Dat zei alles over de waarde van de feiten die circuleerden…

Er waren veel vluchtelingen in de stad, mensen die de Kempen en Vlaams-Brabant verlaten hadden en nergens bij vrienden of familie terechtkonden. Mensen wier wereld te klein was geweest voor efficiënte opvang in een crisis. Ook uit Limburg stroomden vluchtelingen toe. De Nederlandse autoriteiten waren niet geneigd om tienduizenden refugees op te nemen, al was het maar om niet van steun aan taalgenoten verdacht te kunnen worden. Zo te horen aan de eerste officiële reacties uit Den Haag wilde het land geen Vlamingen. Onze bloedverwanten voelden zich niet geroepen om meer steun te verlenen dan het obligate scherp veroordelen van de Waalse invasie. Zelfs Congo’s veelgeplaagde leider Kabila, die zelf al jaren van burgeroorlog overleefde, had dat gedaan.

De Hollanders waren in Vlaanderen nooit onpopulairder dan in het begin van de oorlog. Vlaamse commentatoren maakten zich druk om het gebrek aan medeleven in Nederland en hekelden het feit dat onze noorderburen met open armen tienduizenden Surinamers en Somaliërs opvingen maar niet meer dan een handvol Vlaamse oorlogsvluchtelingen. De rest werd met hoogdringendheid en onder politiebegeleiding naar Antwerpen gekanaliseerd.

De vluchtelingen waren aanvankelijk geliefd door de horden journalisten die in Antwerpen neerstreken, uit alle hoeken van de wereld, en die vooral via Amsterdam binnenkwamen. Een oorlog in een ondanks Dutroux en de andere schandalen als beschaafd geboekstaafd land was meer dan wereldnieuws. Het was wekenlang het enige nieuws. Beelden van woedende mannen die met vuisten zwaaiden en van wenende vrouwen met kinderen op de arm die met bange hindenogen in de camera’s staarden, bereikten kijkers tot in de miezerigste stadjes van een woestijn of een jungle.

Ook gemengde gezinnen waren gegeerd mediavoer in het begin van de oorlog: Vlaams-Waalse koppels die werden opgevoerd om de absurditeit van de inval en de bezetting te benadrukken. Vlaamse mannen vooral, die waren gehuwd met een Waals meisje, want het waren meestal de vrouwen die de mannen volgden naar wat voor hen de veiligste kant van het front was. Maar de aandacht voor culturele mengbaarheid duurde niet lang. Na verloop van tijd werd de meeste berichtgeving die zelfs maar een flardje positief nieuws over Walen bevatte weggefilterd. Uiteengerukte gemengde gezinnen, dat ging nog, met veel beklag over het onleefbare van de Waalse gewoonten. Goed nieuws over de Waal verkocht niet. De media voedden op lichtzinnige wijze het vijandbeeld…

CNN maakte zich op voor een nieuwe mediaslag. Elk bericht uit België begon met een weinig originele intro op bombastische synthesizermuziek: een montage van woest uithalende kraaiende vechthanen en met wijd opengesperde muil brullende leeuwen afgewisseld met kloeke koppen van vechters en wenende vrouwengezichten, die uitmondde in de titel The Belgian Battle Day 1 en Day 2 enzovoort. De zender startte met wat hij vermoedde dat een lange reeks zou worden nog voor de meeste Belgen goed en wel beseften dat er een burgeroorlog was losgebarsten.

Het drama werd er vanaf de eerste dag stevig ingepompt. CNN maakte van alles een drama, van het verlies van de Saint-Louis Rams in de Superbowl tot de boodschap dat Spice Girl Victoria Adams geen kinderen meer wilde van voetbalvedette Beckham. De rest van de wereld volgde. Nieuwslezers raakten de zorgelijke trekken waarmee ze hun programma presenteerden zelfs ver van de camera’s niet meer kwijt. Kranten gingen helemaal door het lint en stimuleerden de marktwaarde van gezinsdrama’s en weekendongevallen. Het moest allemaal kommer en kwel zijn…

Antwerpen werd de metropool die de stad altijd had willen zijn. De journalisten stroomden toe. De wereldmedia ontdekten Pieter De Coninck en Jan Breydel. Met groot aplomb bracht Christiane Amanpour op CNN vanop een drassig weiland langs een onbeduidende beek een pathetisch verslag over de Guldensporenslag. Geschiedenis kon mentaal belastend zijn, had Christiane geleerd: de Waalse notabelen hadden het nooit verteerd dat hun ruiters op de Groeningerkouter waren afgeslacht door Vlaamse boeren met knots en bijl. Ze had ook vernomen dat halverwege volgend jaar, om precies te zijn op 13 juli 2002, de Vlamingen met veel gedruis de zevenhonderdste verjaardag van de overwinning op de Fransen wilden vieren. Van den Brande was al met de voorbereidingen begonnen toen hij nog minister-president was, hoewel zijn opvolger Dewael snel komaf had gemaakt met de meeste initiatieven van zijn voorganger en zelf een wat minder spectaculair programma in elkaar had gebokst.

Iederéén keek naar CNN, ook en vooral de collega’s van de andere kanalen, en nog geen dag na The Belgian Battle Day 9 wist heel de wereld dat de Walen bang waren geworden van de dreiging die uitging van de Vlaamse verjaardagsfestiviteiten. Het duurde amper een week om de wereld ervan te overtuigen dat de oorlog in België onvermijdelijk was geweest. Het was een makkie in Antwerpen Vlamingen te vinden die hun gal spuwden over de gehate hanen uit het zuiden.

Dewinter, wiens Engels en zelfs Frans elke dag beter werden, grossierde in slogans die perfecte soundbites waren en dus uitgebreid aan bod kwamen in de snelle media. Van den Brande deed zijn best om zijn taalgebruik bij te schaven tot bruikbare zinnen en het duurde niet lang voor iemand hem de uitspraak ontlokte dat België in feite een historische vergissing was. Zijn uitleg verdween tot zijn ergernis in een prullenbak van de montagekamer. Nochtans was de sfeer in Antwerpen die eerste week in het algemeen niet anti-Waals. De mensen waren vooral geschrokken en wisten niet hoe ze moesten reageren.

Maar statistisch denken en het bewaren van het overzicht waren niet aan de media besteed. Ineens was het de normaalste zaak van de wereld dat Marc Dutroux een Belg was. De onopgehelderde moord op André Cools en het pijnlijke aftreden van Willy Claes als secretaris-generaal van de NAVO werden vanonder het stof gehaald om de verregaande labiliteit van dit land en zijn leiders te illustreren. De Bende van Nijvel raakte verkocht als onderdeel van een goed uitgewerkt plan om het land te destabiliseren en – toen al – een staatsgreep uit te lokken. Er begonnen zogenaamd geheime documenten te circuleren die moesten aantonen dat toplui uit de Waalse politiek en het zakenleven op zijn minst op de hoogte waren geweest van de plannen voor de invasie. Zoals de jongste jaren eerder regel dan uitzondering was vergaten de meeste rapporteurs gemakshalve te wijzen op de dubieuze origine van de rapporten en de onmogelijkheid om hun authenticiteit te bewijzen.

De gebroeders Happart werden opgevoerd, vanuit Frankrijk blijkbaar, waar ze hadden verklaard dat ze hoegenaamd niets te maken hadden met de actie die ze absoluut afkeurden. Maar ze benadrukten ook dat er een probleem was gegroeid met de Vlamingen die onverdraagzaamheid als kenmerkende eigenschap cultiveerden. De verwijzing naar extreem-rechts lag voor de hand. José Happart, nota bene groot geworden op anti-Vlaamse grond, had met cijfers in de hand gewezen op enerzijds het succes van het Vlaams nationalisme en anderzijds het gebrek aan diepgewortelde anti-Vlaamse gevoelens in het Waalse kiespubliek. Hij had de stemmen van Volksunie en Vlaams Blok bij elkaar opgeteld en tegenover de opvallende afwezigheid van extreem-rechts in Wallonië geplaatst.

Hij wees erop dat de vrij zwakke economie van Wallonië en de permanente invloed van het Front National vanuit het cultureel gelijkgestemde Frankrijk een goede voedingsbodem voor extreem-rechtse en andere vormen van nationalisme hadden kunnen zijn, maar dat desondanks het Front Démocratique des Bruxellois Francophones (FDF) in stilte door de PRL was opgeslorpt en het Rassemblement Wallon van Paul-Henri Gendebien een marginale beweging was gebleven. De rattachisten die de aansluiting met Frankrijk nastreefden mobiliseerden nooit meer dan een paar honderd mensen, wist hij nog, en raakten concreet niet verder dan oprispingen over de ploeg van de Rode Duivels die eerder Vlaams dan Belgisch was. ‘Kortom,’ aldus Happart, ‘de Waal was toleranter en breeddenkender dan de Vlaming.’

Hoe de invasie in dat plaatje paste vertelde hij er niet bij.

De Vlaamse regionale zenders en lokale radio’s floreerden. Zelfs in West- en Oost-Vlaanderen, die voorlopig buiten schot bleven, werd er ware oorlogsverslaggeving gepresenteerd. Hoe verder van het front ze gemaakt waren, hoe krijgshaftiger de reportages. De VT4 begon de eerste dag van de oorlog prompt opnieuw met een nieuwsmagazine. De helden van de VRT waren wanhopig – de Vlaamse openbare omroep zond na een korte onderbreking hetzelfde uit als de RTBf en dat was onverteerbaar. Ik liep de oude krijger Dirk Tieleman tegen het lijf, met twee jongedames uit zijn vroegere ploeg in zijn zog, en met de frustratie in zijn ogen. Hij kwam niet aan de bak in zijn eigen oorlog, had nog altijd geen kanaal gevonden dat van zijn diensten gebruik wilde maken, net nu hij maximaal kon renderen. Hij moest ongetwijfeld een stukje sterven telkens als hij naar de televisie keek. Zelfs in de kranten kwam hij niet aan bod. Tieleman, de man van vele oorlogen, was te oud geworden voor de strijd in eigen land. Die wetenschap duwde hem de dieperik in.

De VTM was blijven uitzenden. Het VTM-gebouw in Vilvoorde was vanaf de vlakbij gelegen ring aangevallen, had enkele voltreffers te verwerken gekregen en was eventjes bezet geweest, maar de aanvallers hadden zich teruggetrokken en de zender was naar een veiliger oord uitgeweken. De mensen konden hem blijven ontvangen…

De media puzzelden de eerste weken het scenario van de aanval in elkaar. De Walen waren binnengevallen langs de autowegen. Een lange kolonne Leopard I tanks en mobiele M 109 houwitsers was vanuit Luik over de E313 naar Hasselt gereden, gevolgd door een nog langere rij jeeps en vrachtwagens. De centra van Hasselt en Genk waren bezet, de militaire kampen van Helchteren en Leopoldsburg onder controle gebracht, het vliegveld van Kleine-Brogel ingepalmd. Uit de schaarse betrouwbare berichten uit Limburg bleek dat er bijna geen slachtoffers gevallen waren. Er was niet gevochten. Iedereen was bij verrassing genomen.

Het leek vreemd dat de aanvallers niet naar Antwerpen waren doorgestoten over de E313. Misschien was dat logistiek te ingewikkeld geweest. De Vlamingen hadden snel de bruggen op de autoweg ondermijnd en barricades opgetrokken. Ook op de belangrijkste gewone wegen in de Vlaamse provincies waren zwaarbewaakte versperringen verschenen.

De inval van Brussel was het koningsstuk van de operatie geweest, die goed leek voorbereid. Ook hier waren tanks en houwitsers in een lange karavaan over zowel de E411 vanuit Namen als de E19 vanuit Charleroi opgerukt. De meeste hadden zich op cruciale punten op de grote ring opgesteld. Voor zover bekend was een klein deel van het zware geschut naar het stadscentrum gereden, dat vooral bezet werd door manschappen in gevechtsuitrusting en in CVRT- en Scimitar-verkenningsvoertuigen. F-16’s en Agusta-helikopters scheerden geregeld laag over het stadscentrum en af en toe over delen van de Vlaamse provincies waar de Walen nog niet in doorgedrongen waren.

De luchthaven van Zaventem was onmiddellijk bezet. Vele werknemers waren via de velden weggevlucht – men had ze laten begaan, er werden blijkbaar geen gevangenen genomen. Er waren hardnekkige geruchten dat er gevochten was rond de terreinen van de NAVO en van de landmacht in Evere, maar dat kon niet officieel bevestigd worden. Hoge functionarissen en diplomaten, zelfs militaire attachés, waren de eersten geweest om de benen te nemen en in het veilige buitenland hun ongenoegen te uiten over de gang van zaken.

Hoe het op de ministeriële kabinetten en in de koninklijke paleizen was gesteld wist niemand met zekerheid.

De charme van chaos, Uitgeverij Atlas, 356 pagina’s, 800 frank.

Dirk Draulans

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content