Chris De Stoop
Chris De Stoop Chris De Stoop is redacteur van Knack.

Zelden werd een wetenschappelijke studie meer gemanipuleerd dan die over Doel. En achteraf werden de onderzoekers niet bedankt, maar met juridische stappen bedreigd.

In de Wase polder heeft de uitbreiding van de Antwerpse haven al voor heel wat Nutteloze Werken gezorgd: dokken waar nooit schepen hebben aangelegd, wegen waar nooit auto’s hebben gereden, industrieterreinen waar nooit fabrieken zijn verschenen. Het lijkt er op dat daar nu nog een nutteloos werk is bijgekomen: de befaamde studie over de leefbaarheid van Doel. De studie, waarin vervelende passages zelfs gewoon overplakt werden door de administratie, heeft een kater achtergelaten aan de Leuvense universiteit, waar er al gesproken wordt over ‘zuivere censuur’, ‘Russische toestanden’ en ‘dictatoriale inmenging van de overheid’. Dat geschil komt nu nog eens bovenop de beslissing van de Raad van State, die vorige week de gewestplanwijziging voor Doel wegens procedurele slordigheden schorste.

De leefbaarheidsstudie werd, na veel politiek getouwtrek binnen de Vlaamse regering, gemaakt voor rekening van de Administratie Waterwegen en Zeewezen. Dat zijn de ambtenaren en ingenieurs die ’s avonds met een onbevredigd gevoel naar huis gaan als ze die dag niet een nieuw dok hebben kunnen tekenen. De onderzoekers werkten hun rapport binnen de afgesproken termijn af, maar toen ze het bij de administratie afgaven, hadden ze daar evengoed een bom kunnen binnengooien – zo ontstemd waren de reacties. De studie besloot dat het dorp Doel op alle vlakken leefbaar was, zowel socio-economisch als wat betreft milieuhinder. En dat besluit was nu ook weer niet de bedoeling geweest. De Leuvense vorsers hadden hun opdracht blijkbaar verkeerd begrepen.

De uiteindelijke beslissing over Doel was, op z’n zachtst gezegd, in tegenspraak met de besluiten van de studie. Hoe verdeeld de meningen over die politieke beslissing ook waren, over één ding was bijna iedereen het eens: de studie werd straal genegeerd. In plaats van dankbaarheid en lof kregen de wetenschappers spreekverbod, tegenstand en zelfs de dreiging met juridische stappen door de overheid. Dat laatste was een druppel teveel voor de Leuvense universiteit, die vorige week een verontwaardigde protestbrief opstelde aan het adres van de Vlaamse regering.

EEN SLAG OM DE ARM

Zoals bekend had de vorige regering al beslist dat Doel moest verdwijnen voor de aanleg van het Deurganckdok, dat op korte afstand van het dorp zou worden gegraven. Doel werd onleefbaar verklaard. Een ‘bemiddelaar’ werd uitgestuurd om de ontruiming van het dorp te begeleiden. Dat werd echter allemaal weer in vraag gesteld tijdens de paarsgroene regeringsonderhandelingen van een jaar geleden. In het regeerakkoord werden de meeste beslissingen van de vorige regering overgenomen, maar er werd ook een slag om de arm gehouden: ‘ Wat Doel betreft, wordt de beslissing in verband met het Deurganckdok bevestigd en uitgevoerd. Er wordt een studie uitgevoerd die moet onderzoeken of Doel in de gegeven omstandigheden als sociaal-economisch leefbare kern kan blijven verder bestaan‘.

De hele tekst over Doel en de linkeroever in het Vlaams regeerakkoord was duidelijk haastwerk, vol dubbelzinnigheden, slordigheden en fouten. Zo werd er over de definitieve bescherming van het gehucht Safthinge gesproken, waarvan men zich nu nog altijd radeloos afvraagt, met de kaart in de hand, wàt daar in godsnaam mee bedoeld werd. De ‘bemiddelaar’ schreef dat er wellicht een verwarring was met het Verdronken Land van Saeftinghe, een woest gebied van schorren en slikken, dat niet eens in België maar in Nederland ligt. Er werd ook zeer affirmatief over een tweede gewestplanwijziging gesproken, terwijl er aan de bevolking en diverse instanties zelfs nog geen voorstel was voorgelegd.

Veel mandatarissen van de partijen die zich op het behoud van Doel hadden geprofileerd – Agalev en de Volksunie – stelden dat de studie de hefboom zou zijn om het dorp te redden. De afgevaardigden van de andere partijen – SP en VLD – lieten graag verstaan dat de studie slechts een glijmiddel was om de finale veroordeling van het dorp wat te vergemakkelijken. De studie, die al eind 1999 rond moest zijn, zou immers maar een studie van de studies worden, zo werd toen gezegd. De voorbije jaren was al een half dozijn studies gemaakt: voor ruim zestig miljoen frank, berekende een kenner uit de streek. En al die studies – die ook politiek gestuurd werden – hadden tot de onleefbaarheid van Doel besloten. Dus zou dat ook nu wel het geval zijn.

Het is een oude traditie in dit land dat politieke problemen ontmijnd worden door een studie te laten maken en die vervolgens in een lade op te bergen. Een hele kaste van professoren heeft daar goud aan verdiend, en het was ook een indirecte subsidiëring van de universiteiten. Maar deze regering, die weinig ontzag heeft voor de oude tradities, beloofde op voorhand plechtig dat ze de conclusies zou uitvoeren. Dàt was pas nieuw. Minister-president Patrick Dewael: ‘We zullen ons neerleggen bij het resultaat van de leefbaarheidsstudie’. Minister Steve Stevaert van Openbare Werken: ‘Als uit de studie blijkt dat Doel leefbaar is, dan wil ik mij daar graag bij neerleggen’. Minister Dirk Van Mechelen van Ruimtelijke Ordening: ‘Ik stel voor dat niet enkel de uitvoerende macht maar ook het hele parlement zich zou neerleggen bij de conclusies van deze studie’. Iedereen zou zich eendrachtig neerleggen.

NAAR DE LOOPGRAVEN

Minister Steve Stevaert schreef na de regeringsvorming een offerte uit, die gewonnen werd door het studiebureau Iris Consulting, voor zo’n vijf miljoen frank. De firma zou zelf de milieutechnische leefbaarheid onderzoeken, maar besteedde het onderzoek van de socio-economische leefbaarheid uit aan professor Martens van het departement sociologie in Leuven. Hij belde meteen twee van z’n studenten op, die net de eindexamens achter de rug hadden, en stuurde hen naar de loopgraven van Doel. Toen het onderzoek eindelijk kon beginnen, was het al december 1999 – toen het volgens de eerste beloften eigenlijk al afgerond had moeten zijn.

Professor Martens, die meer als stadssocioloog bekend staat, kan in dit dossier zelfs als ervaringsdeskundige doorgaan, omdat hij persoonlijk de ontruiming van het noordkwartier in Brussel van op de eerste rij heeft meegemaakt. Hij is een oude rot in het vak, die meer studies heeft gemaakt dan er huizen in Doel staan – maar wat er met déze studie allemaal is gebeurd, dat heeft ook hij nooit eerder meegemaakt. Na de zomer gaat hij met emeritaat. Maar dat betekent niet dat hij nu vrijuit kan spreken. Spreekverbod, helaas. En hij moet zich eerst nog juridisch indekken tegen de dreigingen van de overheid.

Een eerste duidelijk signaal dat het hier om geen gewoon onderzoek zou gaan, was al dat de studie permanent begeleid zou worden door een stuurgroep van een dertigtal mensen. Niet alleen de hoogste ambtenaren – de voorzitter was secretaris-generaal Fernand Desmyter himself – maar ook en vooral kabinetschefs en adjunct-kabinetschefs van letterlijk élke Vlaamse minister. Het was de onderzoekers niet meteen duidelijk wat hier de bevoegdheid, laat staan de dossierkennis was van, bijvoorbeeld, het kabinet van Onderwijs of het kabinet van Cultuur. Maar wel duidelijk was dat het om politiek dynamiet ging, en dat elke minister als een stiefmoeder over de schouders van de onderzoekers wou meekijken.

De vaagheid van het regeerakkoord bleek al meteen uit de verschillende interpretaties die in de stuurgroep tot bitse discussies leidden, al naargelang men voor het verdwijnen van het dorp (de grote meerderheid) of het behoud (vooral Agalev) was gewonnen. Het belangrijkste was de opstelling van de ‘randvoorwaarden’ waarin de studie moest verlopen. In het regeerakkoord werd, na de bevestiging van het Deurganckdok, alleen gezegd dat de leefbaarheid van Doel ‘in de gegeven omstandigheden’ moest worden onderzocht. Iedereen begreep daaruit: de leefbaarheid van Doel naast het Deurganckdok, want van een tweede containerdok in Doel had de buitenwereld toen nog niet gehoord.

In de stuurgroep bleek echter al snel dat het kader van de studie moest bestaan uit het Strategisch Plan, dat vorig jaar door een werkgroep werd opgesteld. En dat hypothetische plan hield wél rekening met een toekomstig tweede dok – pal over het dorp heen. In feite moest de studie dus niet onderzoeken of het dorp leefbaar was nààst een dok, maar onder een dok. Omdat de conclusie van de studie dan misschien toch àl te zeer voor de hand lag, werd naar een alternatief scenario gezocht. Dat werd een puur fictief, tweede dok, dat haaks stond op het Deurganckdok en het dorp helemaal afsloot. Technisch gezien een absurditeit volgens kenners – de schepen zouden niet eens de bocht kunnen nemen – maar allà, er kon toch een kaartje van gemaakt worden.

De twee jonge sociologen moesten alle inwoners van Doel bezoeken met die kaartjes én de vraag of zij het naast die reële en fictieve dokken en industriezones nog leefbaar zouden vinden. Ze liepen zich de zolen van de schoenen om op amper een maand tijd de enquête af te werken en konden, ondanks het grote wantrouwen, ruim vijfenzeventig procent bereiken. De mensen moesten er heel wat tijd voor vrijmaken. Er werden ook een aantal ‘zitdagen’ gehouden in het dorp. Verscheidene keren werd een brief naar de bevolking gestuurd met de aankondiging van gespreksavonden, maar telkens werden die na een formeel veto van de administratie weer afgezegd. Slechts één vergadering ging toch door, en daarop engageerde professor Martens zich om de inwoners in ruil voor hun medewerking de onderzoeksresultaten te bezorgen.

SCHRAPPEN EN HERSCHRIJVEN

De eerste versie van de studie, die op 21 februari werd afgerond, werd door de administratie totaal onvoldoende bevonden. Op de woelige zitting van de stuurgroep werd het studiebureau als een schooljongen aan de oren getrokken. Een slechte methodologie, gebrek aan objectiviteit en incompetentie, daar kwam het op neer. Bovendien werden in de notulen van de vergadering een aantal correcties geëist en opmerkingen toegevoegd, die nooit door de stuurgroep zo werden beslist. De tien bladzijden lange notulen bevatten tientallen vragen om stukken te ‘schrappen’, te ‘herschrijven’, ‘bij te schaven’ en ‘bij te werken’. Dat allemaal met als effect dat de studie in diskrediet werd gebracht. ‘Op basis van dit rapport is geen enkele beslissing te nemen door de overheid’, was het harde besluit. De Agalev-vertegenwoordigers in de stuurgroep gingen in een kwade nota van tien bladzijden tegen het verslag in, maar het werd nooit gecorrigeerd.

Veel passages werden daarna in het rapport inderdaad aangepast. Slechts twee voorbeelden. Oorspronkelijk werd erop gewezen dat er veel vrijwillige aanvragen tot minnelijke onteigening waren binnengekomen, maar vooral om zicht te krijgen op de waarde van hun huis. Die laatste constatatie moest uit de conclusies verdwijnen. Een ander fragment ging over het terugkooprecht: als de overheid met de onteigende huizen niets zou aanvangen, zouden de vroegere bewoners het recht hebben die terug te kopen. De onderzoekers moesten tot hun verbijstering ontdekken dat dit stuk in het eindrapport gewoon met een witte strook papier overplakt was door de administratie – en dat op eigen initiatief, zonder machtiging door de stuurgroep.

Het voortdurend gewijzigde eindrapport werd nog eens tot in de details onder het licht gehouden op 14 april tijdens een marathonvergadering die van ’s morgens tot ’s avonds duurde. Professor Martens wou een brief aan de bevolking schrijven, maar dat werd hem opnieuw geweigerd en hij kreeg ook verbod om zich over de studie te laten interviewen. Bij het in de stuurgroep rondgedeelde eindrapport zat een bericht van de administratie: ‘ Gezien de gevoeligheid van het onderwerp, verzoek ik u vertrouwelijk met deze documenten om te gaan, dus geen communicatie met derden en het document niet verspreiden‘. Daarna trad de grote stilte in en werd wekenlang van het rapport niets meer vernomen. Het leek spoorloos verdwenen. De bevolking, die zijn medewerking had verleend, kreeg de beloofde informatie niet, tenzij dan via enkele tegenstrijdige lekken in de pers.

Dat bleef zo tot de regeringsbeslissing van 19 mei jongstleden, die erop neerkwam dat het dorp gedwongen onteigend wordt, maar dat de bewoners hun eigen huizen nog een tijd mogen huren tot er over een tweede dok wordt beslist. De belangrijkste vraag van de studie – de onzekerheid dringend wegnemen – werd alleszins niet opgevolgd. Integendeel, de diverse partijen gaan nu met een totaal verschillende uitleg naar de verkiezingen.

Na de regeringsbeslissing nam professor Martens de draad weer op door aan de stuurgroep te schrijven dat hij nu dan toch de Doelse bevolking mondeling en schriftelijk kon inlichten over de resultaten van de studie. Hij wou hen alvast een samenvattend dossier toesturen. Opnieuw kreeg hij een formeel verbod tot communicatie van de administratie. ‘ Als administratie zijn wij niet bereid mee te werken, noch toelating te geven voor publicatie van een samenvatting, waarin essentiële elementen uit de leefbaarheidsstudie letterlijk zijn overgenomen, en welke op die wijze een officiële bron wordt om de administratie en de overheid voortdurend te belagen met vragen en kritiek‘. En wat dan met het toegezegde recht op informatie van de bevolking? ‘ De administratie legt het dossier ter inzage, voor zover burgers hier rechtstreeks om vragen‘.

Terwijl Martens met contractbreuk en juridische procedures bedreigd werd, als het niet gedaan zou zijn met zijn ‘ eigengereid optreden‘, werden in het informatieblad van de ‘bemiddelaar’ vier bladzijden conclusies van het rapport afgedrukt. Dus niet de aanbevelingen en alle andere stukken die Martens wou verspreiden. En op het kantoor van de ‘bemiddelaar’ ligt sinds twee weken het rapport ter inzage. Twee Doelenaars zijn het komen inkijken. Het is ’ten strengste verboden’ kopieën te nemen. Men moet naam en adres opgeven en zijn handtekening op een papier zetten. Fouilleren en vingerafdrukken zijn nog net niet nodig. Een proeve van openbaarheid van bestuur, basisdemocratie en nieuwe politieke cultuur.

Het is nu aan de Leuvense universiteit om te bepalen of ze zich voor een paar miljoen frank verder de mond laat snoeren. Het was toch de Leuvense rector André Oosterlinck die vorig jaar nog in een toespraak verklaarde: ‘Het inhuren van wetenschappers om een bepaalde beleidsdaad het zo begeerde etiket van “wetenschappelijk verantwoord” te bezorgen, is een kwalijke zaak. Het wordt nog bedenkelijker als het niet eens om een beleidsdaad gaat, maar om electorale aangelegenheden’.

De Leuvense universiteit zal alvast, na de protestbrief aan het adres van de Vlaamse regering, ook nog een brief naar de Doelse bevolking sturen. Met verontschuldigingen.

Chris De Stoop

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content