2000 was een zwart jaar voor triatleet Luc Van Lierde. Maar 2001 belooft een nieuwe start te worden.

De carrière van tweevoudig Sportman van het Jaar Luc Van Lierde is er een van ups en downs. In 1990 kwam de Bruggeling zo ongeveer vanuit het niets op het internationale voorplan met een vierde plaats op het WK kwarttriatlon (1,5 kilometer zwemmen, 40 kilometer fietsen en 10 kilometer lopen) in Florida. Kenners waren het erover eens : een loopbaan aan de wereldtop was in de maak. Maar de volgende jaren waren veeleer een aaneenschakeling van blessures dan van sportieve hoogtepunten. In 1994, toen de doorgroeiproblemen van competitief zwemmen naar de fysiek belastende triatlon verteerd leken en de internationale doorbraak er echt aan zat te komen, sloeg het noodlot pas echt toe. Van Lierde werd in de lente tijdens een training omvergereden. Het seizoen was meteen om zeep. Hij had al bijna beslist om ander werk te zoeken – zeker toen ex-motorcrosser Erik Geboers de sponsoring eind 1994 stopzette. Maar de triatlonmicrobe had Van Lierde nog net iets te stevig in de greep. Hij besloot om nog één keer alles op alles te zetten.

En met succes. In 1995 behaalde Luc Van Lierde zilver op Europees en wereldvlak, zowel over de korte als over de lange afstand. Het volgende jaar bracht goud op het EK kwarttriatlon, zilver op het WK kwart en het WK lange afstand en een overwinning in de prestigieuze triatlon van Nice. Als klap op de vuurpijl won hij de Ironman van Hawaï. De toen 27-jarige Bruggeling was de eerste Europese winnaar. In ’97 volgden overwinningen op het WK lange afstand en een wereldrecord op de Ironman in het Duitse Roth. Maar een tweede – bijna zekere – triomf in Hawaï kwam er niet. Hij moest kort voor de afreis afmelden door een blessure.

Dat was het begin van een moeilijkere periode. Van Lierde, die al zijn zakelijke en commerciële belangen alleen beredderde en daar veel tijd in investeerde, trok met zijn familie naar Lanzarote. Daar hoopte hij de nodige rust te vinden om zich beter op de sport te kunnen concentreren. Maar het liep niet zoals gewenst. Meer slecht weer dan gewoonlijk, te zwaar trainingsparcours en te weinig sociaal contact zorgden ervoor dat de familie Van Lierde al in de lente van 1998 terug in Brugge was. Ondanks de trainingsachterstand kon Van Lierde zijn seizoen nog redden met goud op het WK lange afstand en een tweede plaats op Hawaï.

Van Lierde, geëvolueerd van de korte naar de lange afstand, wou eigenlijk wel naar de Spelen in Sydney waar de kwarttriatlon voor het eerst op het olympische programma stond. Maar de voorbereiding liep niet naar wens en de resultaten en punten om de kwalificatie af te dwingen, bleven uit. In de zomer van 1999 besloot hij om z’n olympische droom op te bergen. De sponsors waren er niet rouwig om, want zo kon hun atleet weer voor honderd procent op de Ironman focussen. En dat bleek iets op te leveren: in het najaar van 1999 haalde Van Lierde zijn tweede overwinning binnen.

2000 werd het magerste jaar van de afgelopen tijd. Omdat hij niet naar de Spelen kon, richtte Van Lierde al zijn aandacht op Hawaï. Dat werd echter een afknapper van formaat. Twee dagen voor de start gaf hij forfait. Omdat zijn materiaalsponsors hem niet de nodige wedstrijdkledij hadden gegeven en hem te laat een helm, wielen en passend schoeisel hadden bezorgd, kon hij zich immers niet optimaal op de koers concentreren.

Kort na zijn terugkeer uit Hawaï zocht hij contact met het managementbureau SEM. Dat is erg actief in het voetbal en behartigt de belangen van wielrenner Frank Vandenbroucke. Het was onder anderen die laatste die Van Lierde op het bestaan van SEM had gewezen. De triatleet is blij dat hij eindelijk de stap naar een professionele omkadering gezet heeft. Hij beseft dat hij dat eigenlijk een paar jaar eerder had moeten doen, maar door nare ervaringen met managers was hij een beetje wantrouwig.

Luc Van Lierde: Ik heb na Hawaï een goede winterrust genomen, ben vlug tot een overeenkomst met SEM gekomen en heb dan systematisch de training hervat. Ik heb met inspanningsfysioloog Jan Olbrecht een programma opgesteld, met de bedoeling om dat ook eens goed te volgen. In het verleden gebeurde dat niet altijd. Ik heb deze winter echt veel en ontspannen kunnen sporten, zonder beslommeringen. Dit jaar willen we langer op de korte afstand, de kwarttriatlons, blijven. We zullen er ook meer doen dan de drie of vier per jaar van vroeger, en de basissnelheid moet omhoog. Ik heb gemerkt dat ik in het verleden problemen had om mijn weerstand echt opmerkelijk op te voeren. Op basis van de proeven van half maart sta ik er op dat vlak nu toch een pak beter voor. Ik heb afgelopen winter erg intensief getraind, ik ben in januari al op de piste beginnen lopen en de simulaties wijzen uit dat ik nu het niveau heb dat ik anders pas in juni of juli bereik. Ik zal normaal ook niet te zwaar bij moeten trainen om in Hawaï op topniveau te presteren.

Ik begin nu op 28 april in de Verenigde Staten met mijn eerste wereldbekerwedstrijd, de Saint Anthony’s in Florida. Normaal zou ik de competitie iets vroeger hervat hebben, maar een lichte blessure na de intensieve stage op Lanzarote heeft me wat afgeremd. Tijdens de besprekingen met Jan Olbrecht hebben we resoluut voor de wereldbekerwedstrijden gekozen. Ik had ook voor de gewone internationale koersen kunnen kiezen, maar hier is de tegenstand toch echt top. Allicht zal ik in het begin competitieritme tekortkomen, maar dat is logisch. Ik heb ook geen punten op mijn rekening en daardoor zal ik in de zwemproef verder achterin moeten starten. Dat is een nadeel, maar hopelijk pak ik snel punten en mag ik mee voorin in het water. Ik besef ook wel dat die kwarttriatlons veel veranderd zijn, dat het meer een loterij is geworden. Er mag nu al een paar jaar gestayerd worden tijdens het fietsen, zoals in het wielerpeloton. Daarom heb ik mijn wielertraining een beetje afgebouwd om me meer op het lopen te kunnen concentreren. Dáár wordt het verschil immers gemaakt. Vroeger was ik een van de betere lopers en door mijn grotere inspanningen op dit onderdeel moet ik opnieuw met de snelsten kunnen concurreren.

In die wereldbekerwedstrijden kun je punten verzamelen voor de selectie voor de Olympische Spelen van Athene in 2004. Wringt je afwezigheid in Sydney nog?

Van Lierde : Sydney ervaar ik niet als een gemis. Vijf of zes jaar geleden had ik niet durven vermoeden dat ik zo’n carrière zou hebben. En Athene is nog erg ver weg, maar je weet nooit. Misschien wil ik nog wel naar de Spelen. Ik heb al gezien dat het haalbaar is om de Spelen in de zomer met Hawaï in het najaar te combineren. Ik verzamel nu hopelijk punten. Stel dat er over een paar jaar een nieuw Belgisch talent opduikt, een betere triatleet dan ik, dan zijn die punten niet verloren. Die zijn niet nominatief. Ze zijn gewoon voor België en kunnen gerust naar een andere triatleet gaan.

Een rode draad door je carrière zou het gebrek aan stabiliteit kunnen zijn. Verschillende sponsors, verschillende trainingspartners en trainers. Je vertrekt naar Lanzarote, maar komt na een half jaar terug.

Van Lierde : Ik heb beslissingen genomen waarvan ik dacht dat ze beter zouden renderen, zoals Lanzarote. Daar leer ik uit. De goede beslissing was om snel terug naar België te komen. Ook de overschakeling van de korte naar de lange afstand was heel positief. Mario Huys, een ex-triatleet die me in het begin van mijn carrière begeleidde, had me nochtans aangeraden om resoluut voor de korte afstand te kiezen. Mijn keuze was dus de goede.

Toen ik naar Mapei trok, was dat een droom. In het grote kader van een wielerploeg opgenomen worden, wetend dat stayeren in triatlon een feit was. Maar je zit niet echt bij die wielrenners. Misschien dat dit in de toekomst wel kan, zoals die veldrijders bij Rabo ook echt deel van de wielerploeg uitmaken.

En wat die verschillende begeleiders betreft: een atleet heeft een inspanningsfysioloog nodig. Voor mij is dat al jaren Jan Olbrecht. Hij is de belangrijkste schakel en dat blijft zo. Hij zorgt voor de schema’s en hij is daar de beste in. Verder heb ik met trainers Mario Huys en Stefaan Obreno gewerkt, maar daarna heb ik het alleen gedaan. En dan zijn er nog coaches, zoals Didier Volckaert. Hij ging mee op de trainingen, was een klankbord, speelde in op mijn reacties voor en na. Hij is op dat vlak de beste en zal mij trouwens dit jaar opnieuw op de belangrijkste wedstrijden vergezellen. Het probleem was en is dat hij een voltijdse baan heeft en dat hij zijn vakantiedagen moet gebruiken om mij te begeleiden.

Hoe kijk je op de verloren jaren terug ?

Van Lierde : Er heeft ooit iemand gezegd dat je lichaam vijf jaar nodig heeft om aangepast te geraken aan de inspanningen die triatlon vergt. In ’89 en ’90 ben ik veel geblesseerd geweest. Daarna kwamen de eerste goede resultaten. Op het moment dat de doorbraak er moest komen, in 1994, heb ik dat ongeval gehad. In ’95 heb ik dan de grote stap kunnen zetten en daarna heb ik toch vrij regelmatig gepresteerd. Je mag ook niet uit het oog verliezen dat we met een jonge sport te maken hebben en dat daardoor de trainingsmethodes snel veranderen. Er wordt nu helemaal anders getraind voor de kwarttriatlon dan pakweg zes of zeven jaar geleden. Dat vergt allemaal aanpassing. Maar alles wordt toch snel veel beter.

Waar beleef je nu het meeste plezier aan?

Van Lierde : Aan de trainingen voor de lange afstand. Daar hou ik van. Ik heb geen probleem met lange loop- en fietstrainingen. Ik doe liever een duurloop van dertig kilometer dan een pistetraining waarbij je zes keer duizend meter moet doen. Dat is persoonlijk. Ik ben graag op m’n eentje buiten.

Gaat de sport er eigenlijk op vooruit ?

Van Lierde : Zeker op het vlak van de resultaten, vooral op de lange afstand. De Amerikaan Scott Tinley werd in 1990 tweede in Hawaï met 8 uur en 37 minuten. Daarmee ben je nu niet bij de eerste tien. De top is veel breder geworden. Wat de beoefening en belangstelling betreft, zullen we – net als alle andere sporten – wel achterop blijven in vergelijking met voetbal, wielrennen en tennis. Organisatorisch is het ook niet allemaal optimaal. Gebekvecht tussen verschillende belangengroepen komt de atleten niet ten goede. Ik denk dat het ook te maken heeft met het feit dat er te weinig profs zijn in onze sport. Op de korte afstand zijn er wel een pak atleten die rondkomen, maar dan vooral via de subsidies van federaties, olympische comités en dergelijke. Op de lange afstand moeten de meeste atleten zelf sponsoring zoeken. Dat loopt niet erg goed. Het is en blijft een jonge, zware sport, met alle gevolgen van dien.

2000 beschouw je waarschijnlijk als een mislukt jaar. Wordt 2001 beter?

Van Lierde : Uiteraard. Het oogt allemaal mooi. De testresultaten stemmen erg hoopvol, maar ik zei het al : dat is de theorie en de kwarttriatlon is ook een beetje loterij. Maar de omstandigheden waren voor mij zelden beter. Het is een beetje te vergelijken met de winter van 1995-1996 en toen presteerde ik toch ook erg goed. Ik piek drie keer, naar het EK op de korte afstand in Carlsbad in juni, het WK kwart in Edmonton in juli en dan Hawaï begin oktober. Dat moet het hoogtepunt worden: voor de derde keer de Ironman worden.

Dirk Gerlo

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content