Senaatsvoorzitter Armand De Decker (PRL) stuurde onlangs een tamelijk komisch persbericht de wereld in. Hij verzocht het journaille hem toch vooral niet te verwarren met zijn bijna-naamgenoot, VLD-senator Jean-Marie Dedecker. Het wil nog wel eens gebeuren dat uitspraken van de voormalige judocoach aan Armand De Decker worden toegeschreven, en daar is de senaatsvoorzitter niet van gediend.
Hoe zou dat toch komen?
De voorbije weken was Jean-Marie Dedecker niet meer van het scherm te branden. In TerZake was te zien hoe Dedecker de bestuurslui van SK Roeselare een stelletje pooiers noemde en nog net geen muilpeer verkocht – de handen van de senator zitten nogal los, zoals een paar van zijn judoka’s ooit mochten ervaren. In zijn wekelijkse column in Dag Allemaal en in talloze interviews in dag- en weekbladen liet hij zijn licht schijnen over Lernout & Hauspie, het koningshuis, het Rwanda-proces, het asielbeleid, you name it.
Het kan raar lopen. ‘Ik vind mezelf over het paard getild. Ik ben te beroemd geworden’, zei Dedecker in 1997 in een interview met Knack. En in zijn autobiografie Ik, Jean-Marie Dedecker (uitgeverij Van Halewyck, 1998) etaleerde hij een opmerkelijke zelfkennis: ‘Zodra je bekend wordt, wil men je mening horen over het seksleven van de mier of de urbanisatie van Timboektoe. Je bent een BV, al staat die B in mijn geval eerst voor berucht, en dan pas voor bekend. Niet dat ik geen mening heb, maar ze is vaak absoluut niet relevant. (…) Ik vind het ronduit gênant dat ik in de toptwintig sta van een BV-poll terwijl geen enkele van mijn judoka’s de eerste honderd haalt. Ik ben een marktkramer die bekender is dan het product dat hij verkoopt. Een soort Eddy Wally, alleen zing ik zelfs niet.’
Nog geen jaar later zat Jean-Marie Dedecker voor de VLD in de Senaat. Eindelijk konden de praatprogramma’s weer eens een ongelikte beer typecasten – want er zat langzamerhand wel wat sleet op Jean-Pierre Van Rossem en Louis Tobback. Handelsmerk: gezond verstand. En als het niet klinkt, dan botst het maar.
Met Jean-Marie Dedecker is de politiek niet saaier geworden. Stuur een door een onderbetaald jongmens bemande bandrecorder naar de senator: bingo. Altijd leuke kopij, never a dull moment. En dat Dedecker intussen grossiert in verdachtmakingen en roddels (‘Mia De Schamphelaere? Dat is Opus Dei’), dat hij over asielzoekers in het voormalige vakantiecentrum Zon en zee dezelfde opvattingen heeft als het Vlaams Blok – ach. ’t Is de Jean-Marie maar. We kennen de Jean-Marie.
VLD-voorzitter Karel De Gucht, die zich zoveel zorgen maakt over de geloofwaardigheid van de politiek, zit langzamerhand met een probleem. En Patrick Dewael moet misschien de lichaamstaal van zijn partijgenoot eens bestuderen. Die is… euh, nogal typisch.
Piet Piryns