Metz, la ville verte, wil met de opening van het eerste bijhuis van het Centre Pompidou te Parijs zijn imago van saaie garnizoenstad afschudden. De spraakmakende architectuur van de Japanse architect Shigeru Ban en zijn Franse collega Jean de Gastines zullen daar zeker toe bijdragen. Maar is het genoeg om op een Bilbao-effect te hopen?

In het station van Metz trekken portretten van Pablo Picasso, Andy Warhol en Salvador Dali de aandacht. Het citaat op de affiches luidt: ‘Je m’installe a Metz.’ Drieduizend van deze affiches zijn over heel het land verspreid. Metz heeft er duidelijk wat voor over om kunstliefhebbers van heel Frankrijk naar het eerste bijhuis van het Parijse Centre Pompidou te krijgen.

De verwachtingen zijn hooggespannen bij de plaatselijke bevolking. ‘Iedereen is vol lof over de architectuur’, beaamt ook Jan Horodnyj in haar restaurant L’Epicurien. ‘Die witte Chinese hoed is prachtig’, zegt ze met haar zangerige Britse accent. ‘Alleen vrezen we dat de bezoekers van het Centre Pompidou onze buurt links zullen laten liggen. Howel het nieuwe quartier de l’Amphithéâtre hier maar tweehonderd meter vandaan ligt, zullen ze de nieuwe passerelle nemen die het Centre Pompidou rechtstreeks verbindt met het station.’

Het restaurant van Jan Horodnyj, in de rue Vigne Saint-Avold, ligt in de middel- eeuwse wijk Outre-Seille waar de ambachtslieden waren gevestigd. Via een tunnel onder de spoorweg komen we bij de terreinen waar de witte paddenstoel verrijst. Hier bevond zich ooit het Gallo-Romeins amfitheater met zijn 25.000 zitplaatsen, en Saint Clément liet aan het einde van de derde eeuw op dezelfde plek de eerste kerk verrijzen.

Chinese hoed

In de hedendaagse tempel die er nu is opgericht, ziet de socialistische burgemeester van Metz, Dominique Gros, een smurfenhuis. Volgens Shigeru Ban (1957) leverde een Chinese hoed die hij in Parijs heeft ontdekt, de inspiratie voor de vorm van het dak. Hij was toen volop bezig met het ontwerp van het Japanse paviljoen voor de Wereldtentoonstelling Hannover 2000. Net zoals voor zijn Kartonnen Huis in het Japanse Yamanashi (1995) gebruikte hij in Hannover kartonnen buizen om een recycleerbaar paviljoen te construeren. Met het ontwerp maakte hij naam in Europa. Het Nomadic Museum dat hij daarna voor de tentoonstelling Ashes and Snow van fotograaf Gregory Colbert ontwierp, is volgens dezelfde principes geconstrueerd. Het staat nu in New York en zal daarna zijn reis vervolgen naar Los Angeles, Japan en Europa.

De vorm van de geweven Chinese hoed gebruikte Ban bij de architectuurwedstrijd voor het Centre Pompidou waar hij in 2003 met Jean de Gastines als winnaar uit de bus kwam. De Gastines begon zijn carrière bij Frank Gehry in Californië. In 2006 won hij de architectuurwedstrijd voor het zopas geopende Centre Parcs de Moselle nabij Metz (Sarrebourg).

In essentie bestaat het ontwerp voor het Centre Pompidou in Metz uit drie balkvolumes van 80 meter lang, de drie expositiegaleries, die zo op elkaar gestapeld zijn dat de kopvlakken met de ramen telkens op een andere omgeving uitkijken. De aandacht voor de verbinding tussen binnen en buiten heet typisch Japans te zijn. Aan deze kernconstructie zijn nog een ontvangstruimte, een bibliotheek, een shop, een cafetaria, een auditorium met 144 plaatsen en een theaterstudio voor 250 personen toegevoegd. Over het geheel is een wit zeil gedrapeerd van teflon met ijzervezels. Deze semitransparante shelter rust op een houten geraamte van gebogen latten.

Urbanisatie

Volgens Noëlly Mbenza van de communicatiedienst van het Centre Pompidou Metz heeft Ban ook in dit gebouw naar duurzaamheid gestreefd. Het forum wordt op een natuurlijke manier geventileerd en ook voor de klimaatregeling en de verlichting van de zalen zijn economische en ecologisch verantwoorde systemen uitgedokterd. Zo is het gebouw ’s nachts niet met externe spots verlicht, het straalt van binnenuit door het semitransparante dakzeil.

Architect en urbanist Nicholas Michelin en landschapsarchitect Paso Doble bedachten aan de noordkant van het gebouw een gazon met plooien als aanrollende groene golven. ‘Zo wordt het regenwater dat van het dak komt op een natuurlijke wijze gedraineerd’, vertelt Mbenza. Ze wijst ook op de getallensymboliek van de ontwerpers: de tentstok die uit de top van het dak steekt, is 77 meter hoog. Het blijkt een knipoog te zijn naar het geboortejaar van het Centre Pompidou in Parijs. Het ontwerp van Richard Rogers en Renzo Piano bleek toen veel controversiëler te zijn dan het revolutionaire gebouw dat Shigeru Ban nu heeft bedacht. Ook de oppervlakte van het plein voor de ingang van het Centre Pompidou Metz komt overeen met de dimensies van de Piazza in Parijs.

Het Centre Pompidou wordt de hoeksteen van de toekomstige urbanisatie van het quartier l’Amphithéâtre. Een park en een olympisch zwembad ligt er al, maar het plan van Michelin voorziet ook in 50.000 vierkante meter kantoorruimte, 38.000 vierkante meter winkelvloeren en 1500 appartementen, een congrescentrum en een hotel. De geplande weg zal via drie dwarsverbindingen aansluiten bij de oude stad, maar dat is nog niet voor morgen.

Het nieuwe stadsdeel zal ongetwijfeld ook kunstgaleries aantrekken. Bernard Staudt van de galerie Cri d’Art heeft vorig jaar alvast zijn galerie in het nabijgelegen Amnéville-les-Thermes verkocht en een oude garage in de rue Lothaire gerenoveerd. Hij brengt er nu werk van hedendaagse kunstenaars aan de rand van het park en tegenover het zwembad.

Bilbao-effect

Dat uitgerekend de stad Metz werd uitgekozen voor de decentralisatie van het Centre Pompidou in Parijs, wekte aanvankelijk verbazing. Hoewel het een levendige stad is met mooie pleinen, lekkere restaurantjes en veel groen, gaat Metz gebukt onder het imago van een saaie garnizoenstad. Het is slechts bij een kennerspubliek geliefd vanwege de kathedraal met zijn schitterende glasramen, van onder anderen Chagall, de middeleeuwse architectuur in de oude stad en de eclectische stationswijk die de Duitsers in het begin van de twintigste eeuw hebben op-gericht. Voor dit quartier Impériale loopt trouwens een dossier bij de Unesco voor de erkenning als werelderfgoed. Lief-hebbers van hedendaagse kunst kunnen terecht in het Frac (Fonds régional d’art contemporaine), gevestigd in het middeleeuwse Hôtel Saint-Livier en bij een bescheiden aantal galeries. Jaarlijks is er ook een grootschalige openluchttentoonstelling verspreid over de vele parken.

Noëlly Mbenza somt de redenen op waarom Metz de uitverkoren partner werd van het Centre Pompidou. ‘In Metz is nog veel ruimte. In geen enkele andere stad konden we een geschikt terrein vinden zo dicht bij het stadscentrum en het station. Metz voert ook een overtuigende culturele politiek en het is gelegen in de nabijheid van de Duitse, Luxemburgse, Belgische en Zwitserse grens.’ Door die strategische positie gelooft directeur Laurent Le Bon dat het Centre Pompidou het Europese vlaggenschip van de hedendaagse kunst kan worden. Niet te versmaden is natuurlijk ook de financiële inbreng van de stad Metz, die veruit het grootste deel van de kosten, in totaal meer dan 65 miljoen euro, voor haar rekening neemt.

Dominique Gros nodigde ook de burgemeester van Bilbao uit naar Metz voor een adviserend gesprek. Toch nuanceert Mbenza de vergelijking met het effect van het Guggenheim van Frank Gehry in de Baskische havenstad een beetje. ‘De agglomeratie Bilbao telt 1 miljoen inwoners, Metz Metropole 230.000. Bilbao verkoopt nu jaarlijks 1 miljoen kaartjes, wij zullen al tevreden zijn met 200.000 bezoekers.’

Ons verzoek om in avant-première al een glimp op te vangen van de openingsexpositie Chefs-d’oeuvre? wordt vriendelijk afgewezen. ‘Sommige van de 780 kunstwerken moeten nog arriveren’, zegt Mbenza. ‘Maar we zijn al maanden met de scenografie van deze expositie bezig en de moeilijkste werken hebben uiteraard al een plaats gekregen.’

Dat is ook het geval voor Picasso’s Rideau de scène de parade (10,6 x17,25 m) dat in de monumentale grande nef of middenbeuk te zien is. Daar worden kunstwerken getoond die vanwege hun buitensporige afmetingen in Parijs niet geëx-poseerd kunnen worden.

Ook de volgende thematische exposities zullen vooral putten uit de reserve van bijna 65.000 stukken van het moederhuis, de grootste Europese collectie moderne en hedendaagse kunst. Maar directeur Le Bon zal in Metz wel een zelfstandige koers mogen varen.

VAN 12 TOT 16 MEI IS DE TENTOONSTELLING CHEFS-D’OEUVRE? GRATIS TE BEZOEKEN. (www.centrepompidou-metz.fr)

DOOR ERIC BRACKE

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content