Antwerpen zocht zustersteden uit voor Europalia Italia: Genua ‘la superba’ inzake oude kunst, en een heuse ‘Cittadellarte’ om de nieuwlichters te verleiden.
Echt geacht, hot of invloedrijk in Antwerpen zijn niet de kunstenaars, zoals eertijds Rubens het wel was. De museumdirecteuren zijn het evenmin. Dus ging Paul Huvenne, directeur van het Museum voor Schone Kunsten, voor de Europalia-tentoonstelling Anversa & Genova te rade bij Dries van Noten. Met de branie van een door de wol geverfd modeontwerper schiep die in het museum de sfeer van een palazzo, met intieme kamers in donkere tinten, grandioze zalen in lichte kleurtjes, het geheel voorzien van zitmeubilair in fluweel, de stof die de grote havenstad van Ligurië in de Middeleeuwen al befaamd maakte. De decoratie mag waarlijk oogverblindend heten. Het grote publiek waarop wordt gemikt, zal er zich kunnen aan vergapen, zonder per se een overdreven interesse aan de dag te hoeven te leggen voor de geëxposeerde schilderijen.
Een beetje mode mag, als de kijkvoorwaarden maar in orde zijn. En uitgerekend een handvol onvervalste topwerken van Antwerps-Genuese schilderkunst kreunt onder de designbehandeling. Opgehangen tegen één knalrode en vele zwarte wanden, beschenen door zware spots in totaal verduisterde kamers, lijken de fantastische portretten die Rubens, Van Dyck en Guilliam Van Deynen maakten van de Genuese geldadel, op platgeslagen beeldplaatjes. De glanzende transparantie, de gelaagdheid, de zuiverheid van de picturale waarden, de textuur, het reliëf, het is allemaal min of meer foetsie.
Enkele minder beroemde meesters komen integendeel beter uit de verf, onder kunstlicht oplichtend in het donker. Voor Frans Floris, die een halve eeuw voor Rubens al de rijke Genova-connection aanboorde, zijn de Van Noten-condities zelfs ideaal. Maar de Antwerpse maniërist had – met zijn wat gekunstelde composities en licht bizarre poses – dan ook een belangrijke trek gemeen met de hedendaagse modemaker: effectbejag! Ook de frisse parel van de expo, een Keukenmeid van Bernardo Strozzi, steekt de ogen uit.
Het parcours, opschuivend van het donker naar de volle klaarte van de dag, vermijdt daarom nog lang niet alle ongevallen. Wat geven de lijdende Christussen van Rubens en Van Dyck een misplaatste indruk tussen weelderige taferelen die in lange rijen een enorme zeeziekgroene muur orneren. En hoe ronduit onoprecht is, in deze salonvoorwaarden, de ‘serene’ passage, ingelast voor Orazio Gentileschi en Giovanni Battista Paggi, die elk de heilige intimiteit van de Boodschap aan Maria suggereren. In de laatste grote zaal, hemelsblauw van tint, hangen de werken van onderen tot boven zoals eertijds in een barok kunstkabinet. Als totaalspektakel maken ze zeker indruk, elk afzonderlijk misschien niet noodzakelijk. Sommige – een bloedmooie Valerio Castello, Het Vat der Danaïeden – verdienen grote aandacht. Hier zijn de lovende adjectieven die commissaris Nico Van Hout voor de hele Genuese schilderkunst uit het seicento over heeft, absoluut niet overdreven: geraffineerd, fel koloriet, gevoel voor stofweergave. Genua, culturele hoofdstad in 2004, niet te versmaden.
DE UFFIZI VAN BIELLA
Bij de overburen van het MuHKA heerst een gevoel van lichte euforie, nu de Europalia-pot het uitwerken van een tentoonstelling met een hoogwaardig internationaal cachet mogelijk gemaakt heeft. Mocht het oeuvre van Michelangelo Pistoletto (70) – eigenlijk één lang uitgesponnen reflectie over de symboliek van de spiegel – vooral door de ingewijden van de hedendaagse kunst de hemel in geprezen zijn, dan is het Cittadellarte-project waarmee hij de laatste jaren bezig is, zelfs voor volslagen leken nogal toegankelijk. Pistoletto, die met de Arte Povera uit de jaren zestig naam en faam verwierf, ontpopte zich in een voormalige textielfabriek in zijn geboortestad Biella tot patron van een citadel annex stad. Kunstenaars van overal zijn er welkom om er in verschillende uffizi of kantoren na te denken en modellen te ontwerpen ter verbetering van de kwaliteit van het leven, het wonen en het werken in de globalistische maatschappij. Vanuit eenzelfde perspectief kunnen beursstudenten een tijdlang aan de slag in Pistoletto’s UNIDEE, de ideeënuniversiteit. (Komt het dan niet in elke universiteit op ideeën aan?).
De Italiaanse kunstenaar en zijn gevolg knopen relaties aan met diverse actoren van het maatschappelijk leven. Bewust spinnen ze een netwerk. In Antwerpen belegden ze ontmoetingen met bedrijfsleiders en professoren. Over de gehele gelijkvloerse verdieping van het MuHKA tonen ze documenten, denkmodellen en zowaar ook enkele kunstwerken, die getuigen van de bedrijvigheid in de Cittadellarte. De drang om zich nuttig te maken voor de gemeenschap vertaalt zich alsnog vooral in theoretische concepten en bescheiden beeldende voorstellen. Het kantoor ‘godsdienst’ toont de ontwerpen voor een zinvolle bestemming van de verlaten kapellen op de Sacro Monte, een heilige berg. Het kantoor ‘politiek’ bedacht een Love Difference-programma voor intermediterrane politiek. Alle uffizi ten slotte ontwierpen knappe stadsaffiches met kernachtige slogans ( Skip distances, keep differences).
Het organisch groeimodel, te ontwikkelen door het kantoor ‘economie’ staat kennelijk nog in de kinderschoenen. Uit het ufficio arte klinkt het programmatorisch: ‘kunst in het centrum van een verantwoorde sociale transformatie’. Goed dat iemand enkele schilderijtjes aan de muur hing, en dat er een lichtvoetig sculpturaal ensemble op de grond ligt. Van Pistoletto zelf worden de Oggetti in meno (minus-objecten) uit de jaren zestig getoond, ietwat hybride, nutteloze voorwerpen die dan maar kunst genoemd worden. (En zeker door de markt als zodanig ingeschaald zijn). Dit is per slot van rekening een museum, waar de meeste bezoekers de aanwezigheid van sterke beeldende vormen op prijs stellen. Een geslaagde nieuwe presentatie met een keuze uit de vaste MuHKa-collectie, te zien op de eerste en tweede verdieping, komt aan die verwachting tegemoet. Men maakt van de gelegenheid gebruik om, onder de rubriek ‘interventies’, kennis te maken met enkele geweldige, abstracte schilderijen van Caroline Van Damme.
Jan Braet