Op 23 november 2006 sterft de ex-KGB-agent Alexander Litvinenko in Londen. Hij bleek vergiftigd met polonium. Wie heeft hem uit de weg geruimd? Zijn weduwe en zijn vriend schreven een aangrijpend boek.
Op zijn sterfbed in het Londense University College Hospital, een paar uur voor zijn dood, laat Alexander Litvinenko de volgende woorden optekenen:
‘Ik wil veel mensen bedanken. Mijn artsen, verpleegkundigen (…). De Britse politie (…). Ook de Britse regering wil ik danken (…). Maar zoals ik hier lig, kan ik de vleugelslagen van de engel des doods duidelijk horen. Misschien kan ik hem nog ontglippen, maar ik moet bekennen dat mijn benen niet meer zo hard kunnen lopen als ik zou willen.
Daarom denk ik dat het tijd is een paar dingen te zeggen tegen de man die verantwoordelijk is voor mijn toestand.
Misschien lukt het u me het zwijgen op te leggen, maar dat zwijgen eist zijn tol. U hebt laten weten dat u net zo barbaars en meedogenloos bent als uw meest vijandige tegenstanders gezegd hebben. (…) Misschien lukt het u één man het zwijgen op te leggen. Maar van over de hele wereld, meneer Poetin, zal er de rest van uw leven een storm van protest in uw oren klinken.’
Die avond krijgt Alexander Litvinenko een hartstilstand en wordt hij aan een beademingstoestel gelegd. ‘Ik hou zoveel van je’, zegt hij nog tegen zijn vrouw Marina. Hij verliest het bewustzijn en sterft de avond nadien, om 21.21 uur. Aan zijn huis op Muswell Hill, waar Litvinenko de eerste drie dagen van zijn ziekte had doorgebracht, verzamelen zich meteen politieagenten in beschermende kledij en mensen in felgele pakken met rubberlaarzen, handschoenen en gasmaskers. Het huis wordt verzegeld, het pand aan alle kanten zwaar bewaakt.
Het leven van Marina en haar zoon Tolik is in gevaar: Alexander Litvinenko is gestorven aan een ‘hoge dosis’ van het radioactieve polonium-210, dat bijzonder dodelijk is. Scotland Yard vraagt haar om te zwijgen. Eerst wil de Londense politie het gevaar voor de volksgezondheid inschatten. Ze wil voorkomen dat het nieuws van een radioactieve aanslag nodeloos paniek zou veroorzaken.
We ontmoeten Marina Litvinenko, de weduwe van Alexander Litvinenko, en Litvinenko’s vriend, Alex Goldfarb, in een kantoor aan Curzon Street in Londen. Samen hebben ze een pakkend boek geschreven: Dood van een dissident. ‘Eerst wist niemand wat mijn man had’, vertelt Marina, met een vermoeide spanning in haar stem. ‘Niemand zocht een verklaring voor zijn ziekte. Zelf besefte hij dat hij vergiftigd was, en dat het niet ging om een ordinaire voedselvergiftiging. Op de militaire school had hij ooit een chemische vergiftiging opgelopen, en hij herkende de symptomen. Maar er was niemand die hem ernstig nam. Tot de dokters uiteindelijk een kleine hoeveelheid thallium in zijn bloed vonden.’
‘Het was op dag zeventien. De politie had ook op die dag een onderzoek ingesteld. Vijf dagen lang borduurden de dokters voort op de hypothese van een thalliumvergiftiging. Maar ze moesten concluderen dat ze zich vergist hadden. Sasja (de koosnaam voor Alexander, nvdr) vertoonde geen symptomen van een echte thalliumvergiftiging. Hij bleek wel radioactief bestraald. Wat de oorzaak was, wisten ze niet. Tot het Atomic Weapons Establishment in Berkshire, het Britse onderzoekscentrum voor kernwapens, bekendmaakte dat Sasja vergiftigd was met het bijzonder gevaarlijke polonium-210.’
‘Het was een doorbraak in het onderzoek’, zegt Alex Goldfarb. ‘Polonium is een uiterst zeldzaam gif, waar alleen topfiguren in de Russische regering toegang toe kunnen hebben. Zodra we wisten dat polonium de oorzaak was van zijn dood, was meteen het bewijs geleverd dat de moordenaars geen alleenstaande amateurs of ordinaire huurmoordenaars waren.’
Goldfarb glimlacht: ‘Dat is nu net de ironie met polonium. Polonium is tegelijk ’s werelds beste en ’s werelds slechtste moordwapen. Het is ideaal omdat de kans dat het wordt opgespoord als doodsoorzaak vrijwel onbestaande is. Chemisch is het nauwelijks identificeerbaar. En de radioactiviteit die het veroorzaakt, valt met gewone geigertellers die in ziekenhuizen worden gebruikt niet vast te stellen. Die zijn niet gemaakt om de specifieke alfastralen van polonium op te sporen. Maar – en dat is het grote nadeel – zodra het eenmaal als moordwapen geidentificeerd is, weet je in welke kringen je de opdrachtgever moet zoeken.’
Polonium is uiterst gevaarlijk. Eén gram van het goedje kan miljoenen mensen doden, zegt Goldfarb. ‘Het is al even geschikt voor een massale terreuraanslag als om het even welk ander massavernietigingswapen. De productie ervan, die voor 97 procent in Rusland gebeurt, moet dan ook voor elke cyclus geregistreerd worden. De Russische kernreactoren, die het goedje produceren, moeten voldoen aan de veiligheidsvoorschriften van het Internationaal Energieagentschap. Als er iemand is die het product in handen kan krijgen, is dat alléén de hoogste top van het Kremlin.’
Waarom denkt u dat Poetin Litvinenko liet vermoorden? Op een persconferentie op 1 februari 2007 zei de Russische president nog dat het de moeite niet loonde om hem te vermoorden: ‘Hij was toch niet op de hoogte van staatsgeheimen.’
ALEX GOLDFARB: Op dat punt ben ik het eigenlijk helemaal met Poetin eens: welke redenen je ook aanhaalt, Litvinenko doden, loonde de moeite niet. Maar Litvinenko was het ultieme doelwit niet. Hij was een middel tot een doel. Een doel dat de aanslag moest rechtvaardigen, en dat past in de machtsstrijd tussen Poetin en (de naar Londen uitgeweken Russische zakenman, nvdr) Boris Berezovski. Ooit was Berezovski een van Poetins grootste vertrouwelingen. Nu zijn het de grootste rivalen, zowel politiek, persoonlijk als ideologisch. Ze voeren een strijd waar alles draait om geld, macht, ego en jaloezie. Een wederzijdse vendetta.
Litvinenko paste in de strategie om de andere een moord in de schoenen te kunnen schuiven. Om het imago van de tegenpartij te besmeuren. Het is duidelijk dat een van beiden Sasja heeft vermoord. Volgens mij wijst alles erop dat het Poetin is, en niet Berezovski. Het zeldzame polonium is de smoking gun voor de Russische regering. Dat Poetin bij deze moord betrokken is, is veel zekerder dan het bewijs dat Saddam Hoessein ooit iets te maken had met massavernietigingswapens.
Andrej Loegovoj, de hoofdverdachte in de moord, verspreidde vanuit Moskou nochtans het idee dat de Britse MI6 verantwoordelijk zijn voor de moord.
GOLDFARB: Het ene moordcomplot is het spiegelbeeld van het andere. Russen en Britten werken trouwens niet samen in het onderzoek naar de moord. In plaats van Scotland Yard in het onderzoek bij te staan, zette de Russische regering zelf een onderzoek op. Tegenover elke verklaring van de Britse onderzoekers staat sindsdien een uitspraak van de Russen. Die zetten daarbij de klassieke desinformatiemethodes in, die herinneren aan de oude KGB-technieken. Denk maar aan de persconferentie van Loegovoj.
Toch kun je je afvragen of de schatrijke Berezovski, die toch over een uitgebreid adressenboekje in Moskou beschikt, geen polonium kon laten overbrengen.
GOLDFARB: Vanuit Londen kon hij het onmogelijk in handen krijgen. Dát zou pas dramatisch zijn: het zou betekenen dat een rijk individu als hij ook antrax en plutonium zou kunnen aanschaffen. Trouwens, het Kremlin weet tot in het kleinste detail wat er in Londen allemaal gaande is. Sinds Akhmed Zakayev (een voormalige Tsjetsjeense verzetsstrijder, nvdr) in 2002 naar Londen is afgezakt, is Poetin uiterst wantrouwig over wat hij noemt ‘de verzamelplaats voor Tsjetsjeense terroristische activiteiten’ – of nog: ‘het Londense broederschap’, dat hij maar wat graag zo snel mogelijk wil laten opblazen.
Concreet betekent dit dat hij van elke zet van Berezovski op de hoogte wordt gebracht. Stel dat die de moord op Litvinenko had beraamd om het imago van Poetin te bekladden. Waarom heeft hij het dan niet onmogelijk gemaakt? Conclusie: Poetin heeft de moord beraamd. Daar ben ik vast van overtuigd. Ik zeg niet dat hij op de hoogte was van het gebruik van polonium. Hij heeft de operatie alleen geautoriseerd. ‘Specialisten’ hebben ze uitgevoerd.
Poetin gaf naar verluidt eerder ook de opdracht voor de moord op de journaliste Anna Politkovskaja? Zij werd op 7 oktober 2006 door een sluipschutter in haar appartement in Moskou neergeschoten.
MARINA LITVINENKO: Over de feiten kan ik me niet uitspreken. Maar Sasja heeft Poetin inderdaad openlijk beschuldigd van die moord. Hij was er erg door aangegrepen, en zag het als een eer dat hij de moord kon onderzoeken. Het was niet evident om vanuit Londen informatie te vinden. Vandaar zijn ontmoeting met de Italiaanse veiligheidsexpert Mario Scaramella, die nieuw materiaal kon aanbrengen. (Officieel was hij de eerste verdachte in de moord. Hij ontmoette Litvinenko net voor Loegovoj, nvdr)
Ziet u gelijkenissen tussen de moord op uw man en die op Politkovskaja?
LITVINENKO: Zeker. Beide lijken gebaseerd op dezelfde logica. Na de moord op Anna Politkovskaja vertelde Poetin op een persconferentie tijdens een bezoek aan Duitsland dat hij over betrouwbare informatie beschikte dat ‘de mensen die zich in Londen verschuilen voor de Russische justitie iemand geofferd hadden om de Russische regering zwart te kunnen maken’. Ook toen hanteerde hij de samenzweringstheorie, dat anderen moorden begingen om de reputatie van Rusland te bekladden.
Politkovskaja deed onderzoek naar de oorlog in Tsjetsjenië. Ook Litvinenko was begaan met het lot van de Tsjetsjenen. Welke rol speelt de oorlog in het motief voor de moord?
GOLDFARB: De oorlog maakt zeker deel uit van het hele plaatje. Poetin is extreem gevoelig als hij op Tsjetsjenië wordt aangesproken – en niet alleen als het gaat over de oorlog. Het lijkt alsof hij er persoonlijk bij betrokken is (Volgens Tsjetsjeense bronnen heeft Poetins vrouw belangen in de Tjsetsjeense olie-industrie, nvdr). Westerse reporters die hij geregeld uitnodigt in zijn residentie zeggen dat er slechts twee dingen zijn die hem helemaal buiten zichzelf kunnen brengen: Tsjetsjenië en Boris Berezovski.
LITVINENKO: Het is zeker dat Poetin gevoelig is voor alles wat te maken heeft met de oorlog. Zo was het met het boek dat mijn man schreef, Terreur van binnenuit (oorspronkelijke titel Blowing up Russia, nvdr), onder meer over de oorlog in Tsjetsjenië. Daarin argumenteerde hij hoe de spectaculaire bomaanslagen op de appartementscomplexen in Moskou in 1999, die mee aanleiding gaven tot de tweede oorlog, door de Russische geheime diensten beraamd waren. En niet door de Tsjetsjenen, zoals de Russen eerder zegden. Ze maakten het publiek duidelijk hoe de Russische geheime diensten de burgers hadden misleid.
In zijn visie op Tsjetsjenië liet uw man zich de jongste jaren in Londen ook door Akhmed Zakayev beïnvloeden?
LITVINENKO: Hij gaf Sasja een beter inzicht in Tsjetsjenië. Ooit moest Sasja, toen hij nog voor de FSB werkte (de opvolger van de KGB, nvdr) naar Dagestan, waar opstandelingen mensen gegijzeld hielden. Zijn discours in die tijd was dat van zijn Russische oversten. Hij schreef de Tsjetsjenen al bij voorbaat af. Zij waren de vijand en hij was de officier, punt. Maar geleidelijk aan heeft hij zijn mening bijgesteld. Hij begreep dat het een vreselijke, moeilijke oorlog was die het hele volk in zijn dynamiek had meegesleurd. Zakayev deed Sasja inzien hoe de Russen de Tsjetsjenen verraden hadden.
Net voor zijn dood voelde uw man zich sterk verbonden met de Tsjetsjenen. Op zijn sterfbed bekeerde hij zich zelfs tot de islam.
LITVINENKO: Akhmed Zakayev stond hem daarin bij. Hij had gezien hoe sterk de Tsjetsjenen samenhingen, hoe ze – hoe weinig talrijk ook (ongeveer 1,1 miljoen inwoners, nvdr) – één volk vormen dat zich met man en macht tegen het uitgestrekte Rusland verdedigde. Zijn bekering kwam er dan ook niet uit religieuze overwegingen, denk ik. Ze was volgens mij veeleer emotioneel. Misschien was het een manier op in zijn laatste uren dichter te staan bij zijn vriend Zakayev. Maar het was zeker een laatste spijtbetuiging aan de Tsjetsjenen.
ALEX GOLDFARB, MARINA LITVINENKO, ‘DOOD VAN EEN DISSIDENT. ALEXANDER LITVINENKO EN HET EINDE VAN DE RUSSISCHE DEMOCRATIE’, HET SPECTRUM, UTRECHT, 2007, 393 BLZ.
DOOR INGRID VAN DAELE