In Nederland en België roepen liberalen op tot een nieuwe aanpak van de cannabishandel en -gebruiker. Maar terwijl de Nederlanders schoorvoetend op hun gedoogbeleid terugkomen, riskeren de Belgen een achterhaald Nederlands model te volgen. Intussen bloeit de illegale drugshandel welig.

Als het aan de Belgische en Nederlandse ordediensten ligt, horen we binnenkort geen belgen- of hollandermoppen meer. Sinds ze onder druk van het toenemende drugstoerisme in 1993 beslisten om samen wat aan het probleem te doen, kan de sfeer blijkbaar niet meer stuk.

Volgens de algemene drugscoördinator voor Nederland John Frijters verloopt de samenwerking ‘buitengewoon goed’. ‘Logisch ook,’ vond de dienstdoende commandant uit Zelzate tijdens de jongste internationale grenscontrole op 6 mei: ‘De Nederlanders waren op dit vlak immers vragende partij.’ De grensregio wordt al lang geteisterd door buitenlandse drugstoeristen. Met gierende banden en luide technomuziek komen ze er het anders zo rustige Hollandse dorpsleven verstoren, zo wordt gezegd. Om nog maar te zwijgen van het overmatige softdrugsgebruik. Vooral de Fransen zorgen voor problemen. ‘Ze komen met velen tegelijk, meestal in groepen… beginnen dan onverantwoord te blowen en maken het de andere klanten lastig,’ aldus een Bredase koffieshopuitbater. Een internationaal probleem dus. Of niet?

Uit een vorig jaar gehouden enquête blijkt een meerderheid van de Nederlanders voor het eerst geen enkel probleem te hebben met koffieshops. De ‘Belgskes’ zijn trouwens best gezellige klanten, vindt een andere uitbater. En eigenlijk vinden de Nederlanders het wel best zo, besloot het weekblad de Haagse Post onlangs, tesamen met de zowat 700.000 blowers die Nederland rijk is. In de grensstreek verloopt alles ogenschijnlijk netjes volgens de regels. Enkele shops passen via gemeentelijk overleg de zogenaamde AHOJ-criteria toe (geen Alcohol, Harddrugs, Overlast of Jongeren) en wijzen lastposten resoluut de deur.

In België zou er, op de koffieshops na, eigenlijk geen verschil zijn met het Nederlandse beleid, zo stelde professor Brice De Ruyver onlangs in een Humo-interview. De Nederlandse drugsexpert Jaap De Vliegher kan dat verhaal enkel bevestigen: ‘De Belgische collega’s doen het in de praktijk niet anders. Alleen, wij zeggen het. Je moet ook realistisch zijn. Als ik de specialisten voor de keuze plaats tussen 2000 takken cannabis of vijftig kilogram heroïne is die snel gemaakt. Wat in de praktijk gebeurt, is net hetzelfde.’ Laagste prioriteit, heet dat. En daarover is men het aan beide kanten van de Moerdijk roerend eens. Brice de Ruyver liet er in De Standaard geen twijfel over bestaan: ‘Er moeten prioriteiten worden bepaald en keuzes gemaakt,’ zei hij. De bestraffing van de kleine gebruiker hoort daar alleszins niet meer bij.

GEDOOGBELEID

Sinds kort groeit in België de bereidheid om ook een gedeelte van het Nederlandse gedoogbeleid over te nemen. Begin dit jaar vonden de specialisten Brice de Ruyver en Joris Casselman dat het maar eens gedaan moest zijn met de verwarrende toestand die de circulaires-De Clerck en -Van Parys twee jaar geleden hadden veroorzaakt. Door de koudwatervrees van de CVP heeft de regering-Dehaene jarenlang de aanbevelingen van de parlementaire werkgroep Drugs uit 1997 links laten liggen. De regering schoof de kwestie door naar het college van procureurs-generaal, wat leidde tot een uiteenlopende interpretatie bij de parketten. Terwijl je in Veurne of Charleroi voor het roken van een joint bij wijze van spreken nog de bak indraait, gaan Antwerpenaars en Brusselaars vrijuit. Het probleem was dat de omzendbrief, die misschien wel de laagste prioriteit toekende aan het vervolgingsbeleid van cannabisgebruikers, een nogal virtueel onderscheid maakte tussen het gebruik en het bezit ervan. Stoned rondlopen mocht blijkbaar, cannabis op zak hebben niet.

Daar komt nu stilaan verandering in. In een nieuwe parlementaire werkgroep stippelt minister van Volksgezondheid Magda Aelvoet een coherent beleid uit. Doel is een duidelijke en eenvormige beleidslijn, waarbij de kleine gebruiker niet meer wordt gestraft. Bovendien lijkt, naast SP en Agalev, nu ook de VLD gewonnen voor een de facto gedoogbeleid voor particulier gebruik. Vijf gram voor eigen gebruik moet kunnen, meent het liberale kamerlid Fientje Moerman. Voor de PRL’ers Daniel Bacquelaine en Olivier Chastel moet het bezit van vijftien gram cannabis zelfs helemaal uit het strafrecht worden gehaald. En de Waalse socialist Patrick Moriau droomt al van door de overheid gecontroleerde wietplantages en koffieshops, zoals de Tilburgse burgemeester Stekelenburg voor kort ook in Nederland heeft voorgesteld.

Desondanks komen de Nederlanders volop op hun gedoogbeleid terug. In zijn recente drugsnota moest de Nederlandse minister van Justitie Albert Korthals gelaten het fiasco van het paarse gedoogbeleid toegeven. In 1994 pakte de toenmalige regering Kok onder leiding van Justitieminister Winnie Sorgdrager uit met het plan om de softdrugs hard aan te pakken. De tirades van de Franse president Jacques Chirac over de Nederlandse ‘narco-staat’ indachtig, snoeide ze hevig in de wildgroei van koffieshops, en met succes. Het aantal legale shops werd in zes jaar tijd teruggebracht van een drieduizendtal tot 846. In de erkende shops mag nog maximum vijf gram per persoon worden verkocht, tegenover dertig gram vroeger. Jongeren onder de achttien worden in principe de deur gewezen. En als bij een controle blijkt dat de uitbater zich niet aan de regels houdt, gaat de koffieshop onverbiddelijk dicht.

De uitbaters hebben er trouwens alle baat bij zich aan de regels te houden, zo luidde het. In overleg met de gemeente kunnen ze zo hun semipropere handeltje voortzetten, terwijl de politie intussen de handen vrij heeft om de illegale handel op te sporen. Enerzijds maakt dit het werk voor de politie er een stuk gemakkelijker op, aldus Jaap De Vliegher. Toch is er aan de toestand sinds 1994 weinig of niets veranderd. Van de geplande daling van het aantal legale verkooppunten kwam in de grote steden weinig in huis. En de maximumgrens van vijf gram per persoon wordt zeker in de grensstreek duchtig met voeten getreden. De uitbater van een koffieshop in Bergen-op-Zoom zegt het subtiel: ‘In principe houden we ons aan de verkoopgrens… Maar als een klant even een ommetje maakt, kan hij evengoed opnieuw vijf grammetjes komen halen. Ik ben namelijk niet zo goed in het herkennen van gezichten…’ De politie ter plaatse doet intussen de ogen dicht voor de vele straatdealer, die de shops bekladden door in hun naam meer en ander spul te verkopen. Maar door het dalende criminaliteitscijfer in de stad, stoppen de verantwoordelijken hun kop in het zand. De vandalen zijn van de straat, en ondertussen steken de jonge dealers geen ander kattenkwaad uit. Niets aan de hand dus.

HUISTEELT

Toch schuilt er een dikke adder onder het gras. Door het verstrengde beleid ten aanzien van de koffieshops is het aantal illegale verkooppunten de laatste jaren immers drastisch gestegen. Hun totaal in Nederland wordt geschat op 1.446, een stijging van 162 procent vergeleken met drie jaar terug. Het gevolg: de tolerantie ten aanzien van de cannabisgebruiker komt in de praktijk neer op een non-beleid. Het beoogde effect van het gedoogbeleid, namelijk de decriminalisering van softdrugs en de scheiding tussen soft en hard, is pure zinsbegoocheling, als men weet dat de softdrugs nu al aan huis, bij afhaaldiensten of bij de professionele thuiskwekers worden geleverd. Hoewel Korthals met veel omhaal voorstelde de jarenlang ongemoeid gelaten thuisteelt aan te pakken (in sommige shops maakt het aandeel van nederwiet al 90 procent uit van de verkoop), valt zoiets in de praktijk moeilijk te controleren, aldus Jaap De Vliegher. ‘Als je weet dat de middelen zoals zaad en groeilampen vrij op de markt mogen worden verkocht, valt zoiets bijna niet na te gaan.’

De wildgroei in de thuisteelt zette de andere Nederlandse coalitiepartners aan om ook maar eens de zogenaamde achterdeurproblematiek te regelen – terwijl de verkoop langs de voordeur toegestaan is, blijft de toevoer van illegale cannabis langs de achterdeur verboden. Het links-liberale D66 stelde daarom voor in de koffieshops enkel nog nederwiet te laten verkopen, onder streng toezicht van de overheid. Een voorstel dat eerder al eens werd gedaan door de Tilburgse burgemeester Stekelenburg. Maar dat viel zowel bij de shops als bij de koper niet in goede aarde.

Met hun vijfentwintig jaar oude gedoogbeleid staan de Nederlanders met de neus tegen de muur, zegt professor Brice de Ruyver: ‘Ze betalen een gigantische prijs voor hun grote tolerantie ten aanzien van drugs. Omdat letterlijk alle distributielijnen door het land lopen, dient het als een ideale uitvalsbasis voor de hele illegale wereldhandel.’ CDA-oppositielid Jaap De Hoop Scheffer sprak in dit verband van een laat-maar-waaien-beleid. Nederland bevindt zich onder de wereldtop van drugsproducenten, maar de wil ontbreekt om de dealers daadwerkelijk te vervolgen. Ondertussen draait de illegale handel, met een omzet van 17 miljard gulden – waarvan 15 miljard bestemd voor het buitenland, op volle toeren. Geen narco-staat misschien, wel het ‘Columbia van Europa’, aldus De Hoop Scheffer. Nuttig detail voor de oppositie in eigen land: dit beleid is wel met medewerking van het christelijke CDA tot stand gekomen.

NEDERLANDSE PERIKELEN

Een tweede luik van het drugsbeleid van paars-I was de bestrijding van het drugstoerisme in de Belgisch-Nederlandse grensstreek. Begin jaren negentig hadden de Nederlanders nogal wat last van hitsige dealers en drugsrunners, die zich voornamelijk ophielden op de parking van Hazeldonk op de autosnelweg Antwerpen-Breda. En in de streek rond Kortrijk pleegden Franse drugstoeristen geregeld overvallen, op zoek naar geld om hun spul in Nederland aan te schaffen. Kolonel Charles de Winter van het Centraal Bureau voor Opsporingen (CBO) coördineert de samenwerking tussen de Belgische en Nederlandse korpsen langs Belgische zijde. ‘Er is drie of vier jaar geleden eens een schietpartij geweest op Nederlands grondgebied, waardoor we besloten samen wat aan de zaak te doen.’

Sindsdien wisselen de Franse, Nederlandse en Belgische collega’s van politie, rijkswacht en justitie (Luxemburg kwam daar in 1998 nog bij) in het kader van het zogenaamde Hazeldonk-overleg informatie uit. Ze organiseren regelmatig grenscontroles, waarbij de hele grens wordt afgezet en potentiële gebruikers en dealers worden gecontroleerd. In Rotterdam en Rijsel zetelen sinds 1996 respectievelijk twee attachés van de Franse en de Nederlandse politie. De samenwerking met België verloopt informeler, aldus De Winter. Bij controle-acties noteren de Nederlandse ordediensten Belgische nummerplaten van koffieshopklanten. Die gegevens sturen ze door naar de Belgische collega’s, die er zonder probleem de opgemerkte voertuigen uitpikken aan de grens. Kolonel De Winter: ‘Het probleem blijft dat men in Nederland als gevolg van het gedoogbeleid de facto meer tolereert. Op andere vlakken, zoals bijvoorbeeld het drugsrunnen, gaat men dan weer heel repressief tewerk. Men kan zich afvragen welk verschil deze repressie dan nog uitmaakt.’

SIGNALEN VAN DE OVERHEID

Maar zolang het mekka van de wiet lonkt aan de overzijde, de wellicht goed bedoelde grenscontroles neerkomen op puur tijdverlies. Wie wordt gepakt, keert gewoon de volgende week terug. Ook de Antwerpse rijkswachter Dirk Reinenbergh geeft toe dat hij vaak dezelfde mensen treft. De resultaten van de controles blijven, ondanks enkele toevalstreffers, overigens belachelijk laag. Op 6 mei ving men net iets meer dan 2 kilogram cannabis: 2 kilogram in België en 150 gram in Nederland. De vorige jaren was dit niet anders. De signalen van overheidswege hebben blijkbaar een veel groter effect. Op basis van een berekening van het aantal cannabisvangsten stelde kolonel De Winter een enorme stijging vast telkens de overheid een aanzet gaf tot een de facto gedoogbeleid: ‘Twee weken na de communicatie van Bacquelaine hielden we in Wallonië een controle-actie, waarbij een ontzettend aantal bestuurders tegen de lamp liep. Hetzelfde gebeurde naar aanleiding van de circulaire-Van Parys.’

Waar wel succes wordt geboekt is bij de acties rond drugs in het verkeer. In Zelzate, waar op 6 mei een dispositief ter beschikking stond, sloegen de testen in als een bom. Maar liefst twaalf bestuurders lieten zich verrassen. Toch kunnen door de tijdrovende urinetesten relatief weinig overtreders worden aangepakt. Een vervanging door zweet- en speekselstalen is aangewezen, vindt Nele Samyn van het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC). Met een eenvoudig uitstrijkje heeft men dan onmiddellijk resultaat. Maar ook hier loopt men omwille van het opkomende multi-drugsgebruik hopeloos achter de feiten aan.

De verantwoordelijken moeten ‘zoveel mogelijk ageren op vraag én aanbod’, besluit kolonel De Winter. ‘Als dat niet gebeurt, is het beleid tot falen gedoemd.’ Door het gestegen aanbod en de grotere mobiliteit van de vraag, komen de drugs als het ware naar de consument toe, merkte professor De Ruyver al verschillende keren op. Nu is het nog aan de overheid om uit te maken of ze dit wil aanmoedigen of afremmen. In Nederland klinkt intussen de roep om een Europees debat over volledige legalisering van cannabis. Helaas is daarvoor in de Europese Commissie van Romano Prodi geen meerderheid te vinden. Reden genoeg dus om de wederzijdse schouderklopjes tussen de Belgen en de Nederlanders voorlopig toch maar aan te moedigen.

Tim Raeymaekers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content