Een laat vakantieverslag, door feiten en omstandigheden te veel om op te noemen tot op heden uitgesteld.
Een veeg teken aan de wand was de aankoop op de eerste dag van mijn verlof van een muggenverjager zoals de groenen ze graag zien. Geen geklets met pantoffels, geen bloedkollen op de muren, geen gegooi met kussens, gedaan met de nachtelijke safari’s. Al dit geweld wordt vervangen door een lichtgrijs plastic doosje van om en bij de vijfhonderd frank waarin een mechaniekje verborgen zit dat naar men zegt het geluid van rondvliegende vrouwelijke muggen nabootst waardoor de bevruchte muggenvrouwtjes ijlings op de vlucht gaan om geen tweede maal met de muggenooievaar in lijfelijk contact te treden. De muggenverjager werkt binnen een straal van drie tot zes meter en was getest op plaatsen waar men de lastige insecten kleiner moest maken wilde men er meer in een kubieke meter krijgen.
Het geluid dat het toestelletje voortbrengt, lijkt wonderwel op de eerste oefeningen van iemand die twee verdiepingen hoger zingende zaag leert spelen. Wij hadden het met een veiligheidsspeld tussen ons aan het hoofdeinde van het bed vastgemaakt. Het hing daar te “zwingzwangen” op zijn nieuwe batterij dat het een lust was voor het muggen gescherpte oor. Aan de zijkant van het toestelletje was een knopje aangebracht waarmee men de twee standen die mogelijk waren kon instellen.
“Zwiiiing zwaaaang” voor langzaam vliegende muggen en “zwing zwang zwing zwang” voor hun snellere broeders. Want spijtig genoeg heerst er ook ongelijkheid in de muggenmaatschappij.
Ik had meteen voor de snelle stand gekozen omdat ik redeneerde dat snelle vliegers tevens ook een groter lustgevoel uitdrukken, ergo groter vluchtgedrag van de wijfjes.
Wij doofden het licht, want het is bewezen feit dat muggen bij voorkeur bij schemer en duisternis aanvallen.
Na vijftien minuten fluisterde mijn vrouw:
“Ik hoor een mug.”
“Het kan een mannetje zijn”, fluisterde ik terug, “die zijn elektronische vriend komt bezoeken.”
“Hij zet zich op mijn voorhoofd!” fluisterde zij.
“Mannetjes steken niet, dat is een natuurwet”, siste ik.
“Hij heeft mij net gestoken!” riep nu mijn ega, de stem in woede verheffend.
Ik stak het licht weer aan en inderdaad, een van die bekende jeukbobbels begon zich boven haar wenkbrauw te vormen.
“Misschien een doof wijfje?” opperde ik weifelend, doch trok meteen op muskietenjacht en weldra bloeide er een bloedkol open op onze smetteloos witte muren.
De verdere nacht lag ik te overwegen, omzoemd van zowel mannelijke als vrouwelijke muggen, waarom ik mij in ’s hemelsnaam had laten verleiden om dit nieuwigheidje te kopen. In de vroege uurtjes, als de merels reeds begonnen te fluiten, had ik de reden van mijn impulsaankoop achterhaald.
Veertig jaar terug – want de herinnering beweegt zich soms sneller dan het licht – vertelde een vriend van me die psycholoog was en bij een multinational op de loonlijst stond om uit te vinden waarom sommige mensen ijsroom kopen en andere niet, een wetenswaardigheid. Om uitsluitsel te krijgen over het koopgedrag sleet hij kostelijke levensdagen achter een van dat soort spiegels waar we dagelijks op tv mee te maken hebben. Deze waar je doorheen kunt kijken en het doen en laten van boeven en brave lieden kunt bespieden zonder zelf gezien te worden. Daar zat hij dan met een chronometer en een notaboekje in de hand om het aantal keren dat iemand met de ogen knippert op te tekenen vooraleer die tot een ijsroomaankoop overgaat of afwijst. Als zo iemand iets vertelt, dan spitst men de oren, al is het over het gedrag van muggen. Toen zei hij me in 1958, de maand doet er niet toe, dat er een toestelletje was uitgevonden dat het geluid van een mannelijke mug nabootste waar de vrouwelijke muggen zich naartoe spoedden om ter plaatse opgezogen te worden en ter dood gebracht. Ik weet het, dit is vierkant tegenovergesteld aan het doosje dat ik kocht, maar wetenschappers kunnen soms van die flagrante fouten maken die ze dan veertig jaar later rechtzetten. Dit alles om te bewijzen dat er een systeem achter deze domme aankoop zat. Hoewel zeer misnoegd over het weggegooide geld werd het grijze zingende doosje zijn weg naar de vuilnisbak bespaard omdat ik een weinig wrokkig de inefficiëntie van het toestelletje wilde bewijzen ook als het te doen kreeg met andere dan onze lokale muggenfamilie.
Om deze reden stond de verjager van wat in het Latijn culex pipiens heet bovenaan de lijst der zaken die wij mee naar de kust zouden voeren. Zó begaan was ik met het voorwerp dat ik de gele tabletten vergat die mijn voortrazende geest moeten intomen en mij een verkwikkende nachtrust bezorgen.
“Waarom slik je die dingen toch?” vroeg een arts me. “Het lost niets op, het rondt enkel de hoeken af.”
“Maar daar gaat het hier toch net om”, antwoordde ik snedig.
Wij verlieten mekaar in vriendschap maar ik verdenk hem ervan dat hij toch een extra puntje aan mijn bloeddruk toevoegde zodat mij het zout volledig verboden werd.
Zo vertrokken wij met de muggenjager en zonder de pillen naar de kust om onze rommelige vakantie te beginnen.
Orkaan Dolly deed evenzo, zodat wij daar elkaar zouden ontmoeten.