Patrick Martens

CD&V-ministers als Kris Peeters en Joke Schauvliege hebben dan wel niet te klagen over een gebrek aan belangstelling, CD&V als partij des te meer. De Vlaamse christendemocraten proberen zich in de verre aanloop naar de gemeenteraadsverkiezingen te positioneren met de campagne ‘Iedereen inbegrepen’. Dat klinkt goed, maar het houdt risico’s in. Wie iedereen wil aanspreken, loopt het risico aan niemand veel te vertellen te hebben.

Het is een intrigerende politieke affiche. Een man met een bril houdt een accolade tegen zijn schouder, als draagt hij een speer in zijn hand. Intussen kijkt hij het publiek recht in de ogen. Het is geen harde blik vooruit, en evenmin een verleidelijke oogopslag. Er ligt tegelijk iets vaderlijks en iets medelevends, haast teders in de manier waarop Veli Yüksel de modale Gentenaar in de ogen kijkt. Yüksel is een CD&V’er van Turkse afkomst, zijn affiche hoort bij de ‘Iedereen inbegrepen’-campagne waarmee zijn partij zich opnieuw onder de aandacht wil brengen.

Intrigerend dus, omdat de foto van Yüksel (°1971) iets tijdloos heeft. Net zoals zijn partijvoorzitter Wouter Beke (°1974): op het eerste gezicht hadden beiden generatiegenoten, zelfs verre familie kunnen zijn van Wilfried Martens (°1936). Of van Luc Martens (°1946), van de jonge Yves Leterme (°1960) of zelfs van de oude Gaston Eyskens (1905-1988). Allemaal christendemocraten, allemaal men for of all seasons, heren met een air van tijdloze degelijkheid. Zo zagen ze eruit en zo zien ze er nog altijd uit. En nog altijd modelleren ze hun partij naar hun gelijkenis. Tijdloos, want ze weigeren te dansen op het al te onregelmatige en onvoorspelbare ritme van de dagjespolitiek. Degelijk, want ze willen natuurlijk nuttig en bruikbaar blijven voor de mensen die vandaag leven. Dat maakt van ’tijdloze degelijkheid’ een wezenlijk ander begrip dan ‘verstild conservatisme’. CD&V is niet meer de partij van ‘la Belgique à papa’, behalve in de karikaturen die politieke tegenstrevers ervan blijven maken. Ook maatschappelijk is CD&V niet meer de CVP van weleer.

Maar waarheen leidt hij zijn partij dan wél? Veel tijd om zichzelf opnieuw te positioneren is er niet. De gemeenteraadsverkiezingen in oktober zijn een levensbelangrijke test. Blijft het CD&V-model overeind, of wordt het vervangen door de N-VA-nieuwbouw?

De kwestie is urgent. In de naoorlogse politieke geschiedenis was er zelden een groter ’tijdsverloop’ tussen twee gemeenteraadsverkiezingen dan tussen die van 2006 en die van 2012. Zeker, het gaat nog altijd om de klassieke zes jaar. Maar in die periode is de wereld en dus dit land mogelijk harder veranderd dan ooit tevoren. In 2006 waren er nog geen sociale media – of ze waren in dit land nog marginaal: geen Facebook, geen Twitter. Er waren nog geen smartphones. Vergeleken met vandaag stond de digitale televisie nog in haar kinderschoenen: men keek nog tv volgens de uitzendschema’s die de strategen bij VRT en VTM programmeerden. Voor wie in 2006 hoopte dat de individualisering stilaan haar hoogtepunt had bereikt, was het naar ontwaken. Daarbovenop kwam een nieuwe globalisering: die van de economische crisis. In 2006 waren Fortis en Dexia nog machtige banken, en namen we aan dat er zich in Griekenland en Ierland een economisch wonder voltrok. De hele maatschappelijke context om aan politiek te doen is in 2012 totaal anders dan in 2006.

En het gaat niet alleen om zogenaamde ‘randvoorwaarden’. Het hele ‘politieke landschap’ van 2006 ligt vandaag in puin. In 2006 werd verkavelings-Vlaanderen nog gedomineerd door het kartel CD&V/N-VA, dat nog in volle opmars was en pas in 2007 zijn hoogtepunt zou bereiken. Kort nadien knalde dat Vlaams-christelijk verbond uit elkaar, maar nog altijd leek dat niet bijzonder erg voor CD&V: de verkiezingen van 2009 leken haar positie van niet ter discussie staande eerste partij van Vlaanderen te bevestigen. Tot één jaar later de politieke Götterdämmerung plaatsvond. Bart De Wever nam grotere proporties aan dan eender welke premier of minister-president, de N-VA behaalde in de verkiezingen haast en in de peilingen helemaal het dubbele van CD&V.

Die nederlaag stelde meteen de kwestie van het politieke leiderschap centraal. In een ware volkspartij is de politieke leider per definitie een populaire politicus, ook al is hij geen volksmenner als Bart De Wever. Hij behaalt stemmen en zorgt dat zijn partij populair blijft. Ernstige lieden als Leo Tindemans, Wilfried Martens en (al in mindere mate) Jean-Luc Dehaene bleken erg populair. Afgezien van hun politieke positie was het enige wat die drie zo uiteenlopende persoonlijkheden bond hun partij. Zij werden populair dankzij de CVP. En met hen als boegbeelden bleef ook de CVP (redelijk) populair. Het leek een perpetuum mobile.

Dat is meteen de eerste handicap van CD&V: wie is de sandwichman van die partij? Welke bijzondere reden heeft een Vlaming vandaag om zich aangetrokken te voelen door CD&V? Welke belangrijke CD&V’er vertelt een boodschap die hem aanspreekt? Zeker, minister-president Kris Peeters is alom aanwezig in de media, Hilde Crevits blijft hoog scoren in allerlei opiniepeilingen. En cultuur- en leefmilieuminister Joke Schauvliege krijgt ook haar portie aandacht. Zeker, ze krijgt bakken kritiek, maar dat hoeft niet te deren. Leo Delcroix kreeg ook vooral kritiek, en de schaarse keren dat hij zich aan de kiezer aanbood, kreeg hij massaal veel stemmen. Zo gaat dat in Vlaanderen: als de milieubeweging huilt, als de culturele sector zijn duivels ontbindt, is het electoraal best lonend om het voorwerp van die aanval te zijn. Er zijn namelijk genoeg kiezers die níét wakker liggen van het milieu en hun neus ophalen voor alles wat te nadrukkelijk artistiek oogt. Die Vlaamse ‘onderbuik’ droeg bij tot het politieke gewicht van de christendemocratie.

Maar verder? Steven Vanackere moet de chef de file zijn van de CD&V-ministers in de federale regering. Maar Arco (en het verwijt van zelfbediening voor de eigen zuil, te betalen door het hele land) hangt de minister van Financiën als een molensteen om de nek. Bovendien maakt de financiële sector zich zorgen over de kracht van zijn kabinet (of het gebrek eraan). Ook dat is nieuw: een belangrijk CD&V-kabinet dat de vakmensen niet echt overtuigt.

Hendrik Bogaert doet dat wel, maar de staatssecretaris is nog iets te groen om al echt als boegbeeld te worden uitgespeeld. En verder beschikt CD&V vooral over ministers die er evengoed niet zouden kunnen zijn. Haast niemand heeft iets tegen Jo Vandeurzen, maar de Vlaamse minister van Welzijn en Volksgezondheid is politiek zo goed als onzichtbaar. In die zin is hij het spiegelbeeld van federaal minister van Landsverdediging Pieter De Crem. Wie is eigenlijk voor De Crem? Wat draagt de politieke actie van De Crem bij aan de kracht van CD&V? Als het beleid van De Crem een vertaling is van het christendemocratische verhaal, dan lijkt CD&V stilaan uitverteld. Nu zullen Vandeurzen en De Crem bij verkiezingen wel hoge aantallen voorkeurstemmen behalen. En van daaruit besluiten ze dat ze ‘goed bezig’ zijn. Maar uiteindelijk gaat het om andere vragen. Zijn ze aanwezig in het politieke debat? Komen ze met gezag tussenbeide? Worden ze in hun sector erkend als beleidsmakers die het verschil maken? Doet hun optreden jongeren snakken naar politiek? Inspireren ze Vlamingen om een CD&V-lidkaart aan te schaffen? Anders gezegd: versterken ze CD&V?

Nog fundamenteler dan de coaching van politieke kopstukken of de reorganisatie van de partijstructuren is het herijken van de christendemocratische gedachte. Gelukkig is Beke een degelijk politicus. Misschien een beetje oud voor zijn leeftijd, maar in tijden van voortschrijdend jeunisme kan dat een voordeel zijn: eindelijk nog eens een politicus die durft om te kijken naar waar zijn partij vandaan komt, in plaats van hijgerig te hollen achter een nieuwe en natuurlijk veel succesrijkere toekomst. Om vervolgens als een klein kind te ontdekken dat de horizon mee opschuift, hoe hardnekkig je er ook naartoe rent. Dat soort voorzitter is Beke dus niet. Hij is een voorzitter in de traditie van wijlen Robert Houben: een overtuigd christendemocraat, iemand die (opnieuw) belang hecht aan een studiedienst, en ervan overtuigd is dat in de eerste plaats denkwerk nodig is om de motor van de politieke actie te doen aanslaan. (zie kader) Die hiërarchie is alvast duidelijk: eerst het politieke programma, van daaruit de politieke actie, en die moet dan maar verkocht en gepromoot worden. In laatste instantie. Niet omgekeerd.

Maar hoe snel en grondig kan Wouter Beke de christendemocratie laten vervellen? Hoe snel en grondig kan ze zich aanpassen aan een nieuwe wereld, aan een ander Vlaanderen? Een voorbeeld. Vorige maand was er geweldige heisa omdat Beke vragen had bij de euthanasiewetgeving. Ook in zijn eigen partij was er luide oppositie tegen, en Rik Torfs duwde het mes nog wat dieper in de wonde: zijn schoonmoeder zal zijn sterfdatum niet bepalen. Dat doet hij zelf wel. En in tweede instantie, indien onvermijdelijk, de natuur. Het was wellicht niet de intelligentste interventie van Beke: veel hulpverleners en zorgverstrekkers, ook uit het ‘christelijke’ middenveld en zeker uit de palliatieve zorg, willen helemaal geen wetswijziging zoals hij die voorstelt. Máár: de positie van Beke is al lichtjaren verwijderd van de gebetonneerde oppositiestrategie tegen elke versoepeling van de strafwet inzake abortus uit de tweede helft van de jaren tachtig. Het verwijt ‘conservatief ‘of ‘geen respect voor de scheiding van Kerk en Staat’ dekt vandaag al een heel andere lading dan in een niet eens zo heel ver verleden.

Herman Van Rompuy was in die ‘abortus’-dagen partijvoorzitter. Vandaag geniet hij ook in Europa dezelfde reputatie die hij al een aantal jaren bij de Belgische publieke opinie heeft: een politicus die tegelijk wijs en lucide is. Toen Van Rompuy nog partijvoorzitter was, schreef hij een boekje ( Het Christendom. Een moderne gedachte, Davidsfonds, 1990) waarvan de gedachten helemaal niet modern klonken. Van Rompuy – en met hem dus de CVP – stelde zich halfonbewust vijandig op tegen het Vlaanderen zoals dat aan het evolueren was: een ontzuilde, geseculariseerde en steeds meer gemediatiseerde samenleving. Van Rompuy pleegde halfmisantropische zinnen als: ‘Het platteland brengt de mensen nog enigszins samen, maar in de steden hebben de welvaart en de media ravages aangericht op menselijk vlak. Men leeft en sterft naast elkaar.’ De voorzitter van de grote Vlaamse volkspartij keerde zich zowaar af van het Vlaamse volk zoals dat in denken en doen evolueerde.

Zo werd het oercliché van de christendemocratie nog versterkt: de partij van het dorpse, wat hypocriete en zogezegd seksloze Vlaanderen, de partij ook van het ‘echte Vlaamse leven’, waar mensen spruitjes of rodekool eten met worst of kotelet, en waar ze alleen biefstuk lusten als die ‘goed gebakken’ is. In de jaren tachtig en negentig stemde men nog wel op een plejade van populaire CVP’ers, maar steeds minder op de CVP. Met als resultaat dat de CVP erodeerde, en fors: tussen 1980 en 1999 zakte men van goed 40 naar dik 20 procent.

De eerste ‘grote’ poging tot modernisering gebeurde noodgedwongen, onder Paars. De naam ‘CVP’ werd historisch te beladen geacht – Paars deed er ook alles aan om het land Diets te maken dat de tijd van ‘de CVP-staat’ voorbij was. De CVP is passé: die boodschap werd zo overtuigend gebracht dat ook de christendemocraten dat geloofden. En dus werd onder voorzitter Stefaan De Clerck CVP vervangen door CD&V, Christendemocratisch & Vlaams. Christelijk werd dus behouden.

In zijn recente Memoires is Jean-Luc Dehaene bikkelhard voor die operatie. ‘Elke naamsverandering die de C behield, was in mijn ogen nutteloos. Niet dat ik absoluut van de C af wou, maar ik was er wel van overtuigd dat met het behoud van de C de partij – ten onrechte – blijvend zou worden geïdentificeerd met de Kerk en de zuil.’

Ook al waren onder CD&V’ers de kerkse katholieken in de minderheid, ook al had hun boodschap niets meer met Rome te maken, men durfde niet te raken aan de C. Datgene waar de partij eigenlijk niet meer voor stond, bleef niet alleen behouden, het kwam centraal in de naam te staan. En tot vandaag moeten politici als Wouter Beke zich uitsloven om te beklemtonen wat er uniek is aan die christelijke roots. Uiteindelijk komt men toch tot een verhaal van ‘vrijheid en verantwoordelijkheid’. SP.A’ers al Patrick Janssens brengen dat ook, Open VLD’ers als Guy Vanhengel zweren bij dat begrip. Zo uniek is het dus niet. Niet voor CD&V, maar ook voor die twee andere partijen waarmee ze in de regering zit.

Dehaene vergist zich echter door alleen te focussen op het behoud van de C. Er was nog een andere letter die behouden bleef, maar die van betekenis veranderde: de V. Volks werd Vlaams. En zo zou het ook gebeuren onder het politieke leiderschap van Yves Leterme (zeg maar 2004-2008): de oude volkspartij ging op in een kartel met een neo-Vlaamse boodschap. Op het eerste gezicht leek het alsof de oude volkspartij weer opstond. Het was gezichtsbedrog, want in werkelijkheid voltrok er zich een fundamenteel ander fenomeen: men aanschouwde de geboorte van een grote Vlaamse partij die een volkse aanhang begon te verzamelen. En toen koekoeksjong N-VA zich uit dat kartel bevrijdde, was het niet de CD&V-voorzitter (of dat nu Jo Vandeurzen of Marianne Thyssen was, of nu Wouter Beke is) die met de Vlaamse vlag de parade aanvoerde. Die tamboer-majoor luistert naar de naam Bart De Wever, en zijn fanfare trekt met eigen muziek verder, het luid klinkende slagwerk op kop, en met zo te zien veel volk in de stoet.

De partij van Wouter Beke blijft achter. Op zoek naar zichzelf. Geen C meer, geen V meer, wat rest is D. Maar wie is geen ‘D’emocraat? Wat ooit PVV was, zijn nu Open Vlaamse Liberalen en Democraten. SP werd SP.A, en haar leden noemen zich openlijk sociaaldemocraten. Uitgerekend de partijen die het volgens de peilingen moeilijk hebben om zich te blijven bewijzen in deze democratie.

Daarnaast zet CD&V dus in op verbinding. Tien jaar geleden was dat de ampersand (&), nu de accolade. Een wat ongelukkig beeld: het moet symboliseren dat iedereen erbij moet, terwijl de accolade natuurlijk maar een stukje verbindt – en dus tegelijk uitsluit. Als je op een pagina wilt benadrukken wat voor jou belangrijk is, zet je geen accolade voor de héle tekst. De accolade was een perfect symbool geweest in tijden van de verzuiling: ze verbindt elementen die iets gemeen hebben met elkaar. Onder Wouter Beke herbevestigt CD&V alvast dat ze een partij is die verbindt. Dat is al iets. Nu nog weten wie en wat.

En dat is niet evident. Het recente politieke optreden van Joke Schauvliege illustreert meteen hoe moeilijk die idee nog uit te dragen is. Schauvliege is dus ‘voor’ Uplace, het nu al beruchte winkelcomplex/belevingscentrum dat eerlang in Machelen gebouwd zou moeten worden. De middenstandsorganisatie Unizo (officieel geen echte ‘stand’ meer, maar in de praktijk bestaan er natuurlijk nog heel wat contacten) blijft heel erg tegen, en maakt dat ook duidelijk. Ook al heeft de Vlaamse regering politiek beslist, Unizo zal die beslissing juridisch aanvechten. En wat doet die andere tak van de christelijke zuil, namelijk het ACW? In theorie trekt het ACW gretig de groene kaart, maar nu is het ACW vooral stil. Stil wedt men blijkbaar op werkgelegenheid. In stilte maakt men het een ACW-minister niet moeilijk. Behalve dan weer het Vlaams-Brabantse ACW, dat net als de Vlaams-Brabantse CD&V’ers níét voor Uplace is, en zich daartegen zal blijven verzetten. En wat moest die accolade uitdrukken? Verbinden? Juist ja. Uplace schetst het probleem van Beke in alle scherpte: in dat ene dossier krijgt men in eigen partij en in eigen familie geen eensgezindheid, laat staan een gevoel van verbondenheid. Probeer het dan maar eens aan heel Vlaanderen te verkopen als politiek project. Als Wouter Beke daarin slaagt, is hij de Bart Verhaeghe van de Wetstraat.

Door Walter Pauli; Patrick Martens

Al die CD&V’ers lijken op elkaar. Men for of all seasons, heren met een air van tijdloze degelijkheid, familie van Wilfried Martens.

Wie is de sandwichman van CD&V? Welke bijzondere reden heeft een Vlaming vandaag om zich aangetrokken te voelen door die partij?

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content