Frie Leysen is net terug van een lange tocht door het Midden-Oosten, waar ze curator was van het festival Meeting Points. Altijd onderweg. En dat zal zo blijven. ‘Ik wil graag de arrogantie van het Westen terugfluiten, zonder dat ik de westerse cultuur wil afzweren.’

‘Ze heeft een grensverleggende, vernieuwende en gedreven rol gespeeld in de kunstwereld. Ze maakte van Brussel een ontmoetingsplaats van de gemeenschappen en een venster op Europa.’ Met die lovende woorden van professor Els Witte van de Vrije Universiteit Brussel ontving Frie Leysen eind november een eredoctoraat aan de VUB. Ze was al barones en chevalier des arts et des lettres. Ze kreeg in 1991 de Arkprijs van het Vrije Woord, en in 2003 kreeg ze de Prijs voor Algemene Verdienste van de Vlaamse Gemeenschap.

‘Mijn eerste glansrol’, zegt ze, ‘was tegelijkertijd een ontgoocheling. Ik was zo blij dat ik mee mocht spelen met het kersttoneel op school Ik kreeg een plek in het stalletje van Bethlehem.’ De rol van Maria kreeg ze niet. ‘Ik moest een os spelen. Dat vond ik niet prettig.’ Maar ze speelde de os.

In alle eerbetoon dat haar de laatste vijftien jaar is toebedeeld, vielen steevast de woorden ‘durf’ en ‘doorzettingsvermogen’.

Haar culturele merites zijn groot. Ze was begin jaren tachtig de oprichtster van deSingel in Antwerpen. Daarna werd ze directrice van het KunstenfestivaldesArts in Brussel. Momenteel is ze verbonden aan het Young Arab Theatre Fund. Frie Leysen is net terug van een lange reis door negen Arabische landen, waar ze samen met Arabische curatoren werk toonde van Arabische en westerse hedendaagse kunstenaars.

Begin 1980 ging u in op een advertentie van de Commissie van het Beheer van het Eigen Vermogen van het Koninklijk Vlaams Muziekconservatorium. Ze zochten een zaalbeheerder.

FRIE LEYSEN: Die naam van de commissie alleen al. Ik moest ervoor zorgen dat de zalen van het muziekconservatorium, die veel te groot waren voor de studenten, verhuurd werden aan externe organisaties. Toen het kunstonderwijs niet langer onder de bevoegdheid van Cultuur maar wel onder Onderwijs viel, heb ik ervoor geijverd de zalen van het conservatorium toch binnen Cultuur te behouden. De minister van Cultuur zei mij: ‘Je mag hier doen wat je wilt, maar ik geef geen cent.’ In 1983 zijn we dan toch met een eigen programma begonnen. In die tijd was er in Vlaanderen eigenlijk weinig hedendaags theater en dans te zien, laat staan internationale producties. Je had alleen het Kaai in Brussel, dat als festival bestond, en Eric Anthonis bracht hedendaags werk in de Warande in Turnhout.

U wou heel bewust internationale producties brengen. Russen, Chinezen, Oost-Europeanen, ze waren al heel vroeg in deSingel te zien.

LEYSEN: Ik heb het voordeel gehad dat ik op jonge leeftijd in de stilte en de luwte van deSingel kon werken. Die leeftijd gaf me het voordeel dat ik over de combinatie van naïviteit en arrogantie beschikte. Misschien besefte ik niet altijd wat ik aan het doen was. Ik twijfelde toen niet zo erg aan mezelf – dat heb ik met het ouder worden meer gekregen.

U wordt onzekerder naarmate de ervaring toeneemt?

LEYSEN: Ik stel me veel meer de vraag wat de pertinentie van iets is. Ik lig er soms wakker van. Neem nu dit project in de Arabische wereld. Daarbij heb ik me toch vaak de vraag gesteld: waarom meet ik mij het recht toe dit te doen? Wie denk ik wel dat ik ben om dit te doen? Zijn mijn keuzes wel de goeie? Zal er morgen publiek in de zaal zitten?

Ik heb die twijfel altijd wel een beetje gehad. Wie de enorme wil heeft om internationaal te gaan, wordt constant geconfronteerd met zijn gebrekkige kennis van die andere regio’s. Dan is de vraag of je wel het recht hebt om erover te beslissen heel serieus.

Waardoor laat u zich leiden in uw keuzes?

LEYSEN: Een eerste begin is naar die landen toegaan. Veel met mensen praten. In het begin van het KunstenfestivaldesArts heb ik jaren in China gezeten. Hoe meer ik ernaartoe ging, hoe minder ik ervan begreep. Het is gezond om geconfronteerd te worden met de limieten van je begrip. Het is gezond om je de vraag te stellen wat je doet als je de dingen niet meer begrijpt. Het is niet omdat je iets niet begrijpt, dat je het kunt negeren of dat het niet bestaat. Het is voor Europeanen gezond om geconfronteerd te worden met hedendaagse kunst uit de regio’s waar we eigenlijk niets van snappen.

Waarom?

LEYSEN: Het geeft de westerlingen lessen in bescheidenheid. We kunnen met onze Europese culturele achtergrond niet alles vatten. Ik wil graag de arrogantie van het Westen terugfluiten, zonder dat ik de westerse cultuur wil afzweren.

Niets is gevaarlijker dan het kleine en petieterige, dan de dorpspolitiek. Het is gezond dat ideeën circuleren. Het venster moet opengaan en er moet frisse lucht binnenkomen zodat mensen niet verstikken in zichzelf. Er zijn altijd andere manieren om de dingen te bekijken. Het is belangrijk niet vast te roesten in je eigen overtuiging.

Geeft die nieuwsgierige instelling, die openheid naar het onbekende enig gevoel van veiligheid?

LEYSEN: Nee, want ze haalt altijd alles onderuit. Het enige wat het draaglijk en leefbaar houdt, is dat het spannend is, interessant is, dat er iets kan ademen. En het simpele besef: we zijn allemaal maar mensen onder elkaar.

Bent u ooit missiezuster willen worden?

LEYSEN: Ik? Wacht even… Nee. Verpleegster. Maar dan wel in de brousse.

U bent na tien jaar bij deSingel weggegaan. Waarom?

LEYSEN: Tien jaar is genoeg. Het is niet goed om een publiek en artiesten samen met de directeur oud te zien worden. Ik wou een sabbatical, wat uiteindelijk niet gebeurd is omdat een internationaal project in Brussel me raadzaam leek.

Ik ben nog altijd blij dat ik deSingel na tien jaar verlaten heb. Het is een leerzame ervaring geweest, ook op persoonlijk vlak. Ineens was ik niemand meer. Je zit in geen enkele fichebak meer. Je krijgt geen informatie meer. Geen uitnodigingen, je bestáát niet meer. Dat deed zeer, maar het brengt je terug tot je gezonde proporties. Als je daarna eventueel weer ‘iemand bent’, weet je ook dat het morgen weer gedaan kan zijn.

Een mens die niet meer nuttig is.

LEYSEN: Nee, het is het besef dat de buitenwereld je percipieert als een functie. Als die functie er niet meer is, besta je ook niet meer.

Met het KunstenfestivaldesArts wou u de communautaire schotten in Brussel doorbreken.

LEYSEN: Toen we er tien jaar geleden in Brussel mee begonnen, stond er een mentale muur. De Franstalige gemeenschap, dat was het buitenland. Het heeft geen zin Japanse kunstenaars naar Brussel te halen als het buitenland al bij de andere gemeenschap in je eigen stad begint. We wisten niets van elkaar. We kenden elkaars theaters niet eens bij naam. Op een bepaald moment hebben we in het festival bewust Nederlandstalige voorstellingen in Franstalige theaters gezet en omgekeerd. Dat kon omdat het binnen die internationaliteit van het kunstenfestival werd geaccepteerd.

Hoe kijkt u naar de perikelen rond de regeringsvorming?

LEYSEN: Ik heb het voorbije jaar veelal in het buitenland gezeten, maar ik ben toch diep geschokt. Diep, diep geschokt. Wij leven in een van de rijkste landen van de wereld. We zijn rotverwend. Als je terugkomt uit het Midden-Oosten en in België landt, denk je: ‘Lieve God, waar gaat dit over?’ Echte dorpspolitiek! Opgeblazen zelfgenoegzaamheid en arrogantie. Zijn er dan bij die politici geen visionaire mensen? Allemaal kneuteraars. Keuterboerkes, kneuterkruideniers. Dat ze dat niet beseffen!

Waar ik kwaad van word, is dat de media er ook niets aan doen om de dingen meer open te trekken, of eens een andere context aan te bieden. Wat horen we over Azië? Niets. Wat horen we over het Midden-Oosten als niemand zich er opblaast? Niets. Wat horen wij over Afrika, behalve hongersnood? Niets. Op het radio- en televisienieuws gaat het over een rusthuis in Zwevezele dat ontruimd moet worden. De wereld wordt zo klein, en in die kleine wereld is dat inderdaad een groot probleem. Ik vind het ook erg dat oudjes uit het rusthuis van Zwevezele ontzet moeten worden, maar in een wereldcontext is dat… De VRT is Het Laatste Nieuws geworden, en heeft het over gebroken armen en benen, gevolgd door een klein beetje internationaal nieuws. Alles slibt hier dicht in kleine kruideniersverhalen. Klapkes.

De kunstwereld is afhankelijk van de politiek, want de politiek geeft subsidies. Vond u de bedeltocht voor subsidies erg lastig?

LEYSEN: Je weet dat het zo werkt. Maar zolang je je vrijheid behoudt, kan dat. Een minister heeft me ooit gezegd: ‘Jij moet zwijgen, want je krijgt van mij subsidies.’ Alsof een kritische houding in de kunstwereld afgestraft moet worden. Ik heb hem geantwoord: ‘U betaalt mij om kritiek uit te oefenen. U zou blij moeten zijn!’

Kunst is per definitie in contramine met de politiek. Maar als je je laat recupereren, wordt het een schuldige positie. Ik wil mijn onafhankelijkheid blijven behouden en tegen schenen kunnen schoppen. Ik weet dat iedereen klaarstaat om mij zachte pantoffels aan te trekken zodat die schoppen geen zeer doen, maar dat zou zwak zijn. Ik wil mij als iemand uit de kunstensector de vraag blijven stellen hoe brutaal ik durf om te gaan met mijn vrijheid in een wereld van dealers. Zonder het publiek uit het oog te verliezen.

Wat is het beste wapen in die vrijheidsstrijd?

LEYSEN: Consequent blijven. Als je één keer tricheert, heb je er gelegen. Nu pas besef ik dat dat mijn drijfveer is. Een mens mag niet te bang zijn. En evenmin te zuinig. Dat geldt op alle vlakken. Bang zijn werkt verlammend. Buiten de lijntjes kleuren is spannender en nuttiger. Het is goed om het verzet vrolijk te voeren. Anders wordt het pathetisch, en dat zou ik verschrikkelijk vinden. Het hoeft niet altijd heroïsch te zijn. Het is ook maar wat het is. En lessen in bescheidenheid zijn ook niet slecht. Misschien is het beter om af en toe een fout te maken dan je mond te houden.

Waar ligt de grens tussen verantwoordelijkheid en macht van een theaterdirecteur?

LEYSEN: Het is een probleem dat me al jarenlang bezighoudt. De eerste vraag luidt: wat is mijn verantwoordelijkheid als ik die job doe, en waar ligt de gevaarlijke scheidingslijn met de macht? Je moet een eigen beleid uitstippelen, eigen keuzes maken. Maar anderzijds werk je wel met publiek geld. Dat is een grote verantwoordelijkheid tegenover het publiek, de artiesten en de maatschappij.

Je kunt zo’n plek ook niet runnen als een boekhouder die statistieken bijhoudt en netjes alles aan bod laten komen. Verantwoordelijkheid betekent dat je beslissingen neemt. Met de inhoud van die beslissingen bezig zijn, dat is belangrijk. Daar ten volle voor werken, consequent met een project bezig zijn. Wie te veel bezig is met zijn ego of zijn cv, die overschrijdt in deze context de lijn tussen verantwoordelijkheid en macht. Die begint opportunistisch te programmeren, kan alleen nog illustreren hoe intelligent, fijngevoelig, slim of avontuurlijk hij of zij wel is. Maar dat zal in alle sectoren wel zo zijn.

Wat kenmerkt een goed kunstenaar?

LEYSEN: Bezetenheid, visie en generositeit. Urgentie. Iemand die de noodzaak voelt om iets kwijt te kunnen, en daar tegelijkertijd ook een eigen artistieke vorm voor zoekt. En de wil om dat te delen met anderen. Een kunstenaar is toch iemand die ons andere manieren van kijken aanreikt, die ontroert, treft, kwaad maakt. Iemand die deuren opent in je hoofd, die je raakt, en soms weet je niet eens wat.

Tot slot: voor wie hebt u veel bewondering?

LEYSEN: Voor mijn moeder. Ik was acht toen mijn vader stierf. We waren met negen kinderen thuis. Ik vind het straf hoe ze ons in haar eentje heeft grootgebracht, en ons allemaal heeft laten studeren. Daar heb ik bewondering voor.

Ze was een heel trotse vrouw. Ze kon niet tegen uitdrukkingen als ‘ze is blijven zitten met negen kinderen’. Ze had net als mijn vader, die een publiek figuur bij de nationale omroep was, Germaanse filologie gestudeerd. Ze zei ons: ‘Jullie krijgen van mij allemaal een diploma als jullie willen, maar dat is ook alles.’

Ze zou blij geweest zijn met de boodschap van dit eredoctoraat. En ze zou ook gelachen hebben. Het heeft vijf jaar geduurd voordat ik destijds mijn thesis kunstgeschiedenis af had. Het woord thesis mocht bij ons thuis niet eens meer uitgesproken worden. (lacht)

DOOR ANNA LUYTEN/foto’s filip naudts

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content