In september 1998 was José Saramago te gast op Het Andere Boek in Antwerpen. De belangstelling voor zijn lezing was niet bijzonder groot. Na afloop zag de schrijver in de gang drommen mensen staan, wachtend op de volgende spreker, kennelijk iemand die veel bekender en populairder was. Saramago werd er droevig van. Wat moet een schrijver doen om zulke grote groepen lezers te bereiken, vroeg hij zich af terwijl hij mismoedig terugkeerde naar zijn Antwerpse hotel. Twee weken later won hij de Nobelprijs voor Literatuur.
Saramago was afkomstig uit Ribetejo, een dorp in de Portugese provincie. Zijn ouders waren dagloners, zijn grootouders analfabete varkensboeren. Geldnood haalde de jonge Saramago van school af. Hij moest meewerken voor de kost, heeft nooit zijn diploma middelbare school gehaald. De avonden die hij met zijn grootvader doorbracht onder een vijgenboom op het land en de verhalen die hij daar hoorde: daar is het schrijverschap van Saramago ontstaan. De rede die hij hield bij de uitreiking van de Nobelprijs begon met een prachtige ode aan zijn grootvader, ‘een man die met een handvol woorden het universum in beweging kon brengen’.
Op zijn vijfentwintig publiceerde hij zijn eerste roman, Terra do pecado ( Dorp van de zonde). Daarna publiceerde hij bijna twintig jaar lang geen fictie meer. Het eerste deel van zijn volwassen leven werkte hij voornamelijk in de uit-geverswereld en in de jour-nalistiek. Zijn eerste succesvolle roman was Memorial do Convento ( Memoriaal van het klooster, 1982), een verhaal over de bouw van een achttiende-eeuws klooster in het stadje Mafra. Drie jaar later verscheen De stad der blinden, een parabel over een naamloze stad waar plots een onverklaarbare blindheid uitbreekt. Met deze roman verwierf Saramago wereldfaam.
Saramago was ook een radicaal humanist en activist. In 1969 werd hij lid van de Communistische Partij van Portugal – en communist is hij altijd gebleven. Toen ik hem in 2005 interviewde, zei hij over zijn eigen misantropische wereldbeeld: ‘Misschien heeft mijn pessimisme ook wel een beetje met mijn temperament te maken. Ik ben erg melancholisch. Altijd geweest. Ik heb de wereld altijd gezien als iets wat ik niet begrijp. Waarom zijn wij, mensen, ongelukkig? Waarom slagen we er niet in op deze wereld een beetje respectvol met elkaar om te gaan? Waarom zijn we on-verdraagzaam? Waarom zijn we zo wreed? Al het prachtige waartoe de mens in staat is, kan nooit een excuus zijn voor de gruwel.’
Deze melancholische communist had zijn eigen grafschrift bedacht: ‘Hier rust, verontwaardigd, José Saramago.’
Frank Albers