Afgelopen maandag liepen de moordenaars van Joe Van Holsbeeck nog altijd vrij rond. Op zondag stapten 80.000 mensen voorbij het Centraal Station waar ruim een week eerder de roofmoord was gepleegd door twee jongeren, te midden van de forensendrukte in de lokettenruimte.
Dat de roofmoord – om een mp3-speler – werd gepleegd door twee jongeren van allochtone herkomst én dat het slachtoffer een jonge Belg was, deed de maatschappelijke en vooral mediatieke veenbrand meteen weer oplaaien. Toen niet zo lang geleden in dezelfde stad een jonge Afrikaan op straat doodbloedde nadat hij was neergestoken en beroofd, bleef het bij een berichtje in de krant.
Nu waren er diegenen die uitriepen, soms op het hysterische af, dat ze altijd al hadden gezegd dat de multiculturele samenleving een utopie is en dat de boel zou ontsporen. En er waren diegenen die de maatschappij met de vinger wezen en de politiek voor haar verantwoordelijkheid plaatsten. Tussen beide kampen stonden de ouders van het slachtoffer die, ondanks hun verdriet, iedereen tot kalmte aanmaanden.
De 80.000 die zondag in een haast onwezenlijke stilte voorbij de foto van Joe Van Holsbeeck schoven en er bloemen neerlegden, konden veelal niet meteen uitleggen waarom ze naar de hoofdstad waren gekomen. Een stoet van sociologen was door de weekendkranten op de lezers losgelaten om de vergelijkingen met de Witte Mars van 1996 te duiden. Maar ook die raakten er niet uit.
Bij nogal wat aanwezigen was er afgelopen zondag dat onbestemde gevoel dat ze in de steek worden gelaten, en bijgevolg ook hulpeloos zijn. Allemaal hadden ze hun verhalen, zelfbeleefd of van horen zeggen, over het systeem dat tekortschoot. Zoals die dag in het Centraal Station. Wie is daar eigenlijk verantwoordelijk voor de veiligheid? De veiligheidsdiensten van de spoorwegen of de politie? De twee wijzen naar elkaar.
De verantwoordelijken van de NMBS weten heel precies welke stations en spoorlijnen onveilig zijn. Bij het spoor kennen ze de dievenbendes die opereren tussen de Brusselse stations. Maar het probleem verdient, zo te vernemen, geen prioriteit.
Uiteindelijk zijn het dan maar bewakingscamera’s die wat onscherpe beelden leveren van de twee vermeende daders die met een mes een einde maakten aan het leven van de 17-jarige Joe Van Holsbeeck.
‘Een manifestatie als deze zou er niet zijn geweest mocht het gerechtelijk apparaat goed hebben gefunctioneerd’ mailde een speurder, een veteraan van vele onderzoeken.
Dat het systeem dreigt te ontsporen, viel al op te maken uit een nota van de procureur des Konings van Oudenaarde voor de politiemensen uit de vijf zones van zijn gerechtelijk arrondissement. Daarin liet de procureur weten dat zij bij een aantal kleine misdrijven, zoals winkeldiefstallen, tanken zonder betalen en caféruzies geen proces-verbaal meer hoeven op te stellen. De minister van Binnenlandse Zaken Patrick Dewael was er snel bij om de aanpak van Oudenaarde tot voorbeeld te stellen van de andere gerechtelijke arrondissementen. Tot premier Guy Verhofstadt hem naar de kant riep. Want er volgde meteen protest tegen de nota van de procureur, die als mediavertaling meekreeg ‘dat het gerecht kleine misdrijven ongestraft wilde laten’.
De brief van de Oudenaardse procureur is slechts de bevestiging van een situatie die al bestaat. Wie ooit in een van de grote steden een inbraak in de wagen of een andere daad van agressie bij de politie ging melden en daar na uren wachten vernam dat hij toch hoorde te weten dat hij in die buurt niet moet parkeren of daar ’s avond maar beter kan wegblijven, heeft dat al aan den lijve ondervonden.
Daags na de betoging in Brussel gaf de Luikse procureur-generaal Cédric Visart de Bocarmé in de krant Le Soir toe dat het gerecht niet op het voorbeeld van Oudenaarde heeft gewacht. De overbelaste rechtbanken hebben op eigen houtje al de bestraffingsdrempel verhoogd. Met als kwalijke gevolg het gevoel van straffeloosheid bij jonge boefjes.
Zondag mengden politici zich discreet tussen de stille betogers. Niemand heeft hen een schuldbekentenis gevraagd. Maar zij kunnen hier wel wat aan doen.
door Rik Van Cauwelaert