Een proces in Brussel brengt de gerechtelijke politie in een lastig parket maar ook het Hof van Cassatie. Hoe een getuige uit de biecht klapte : een late uitloper van de Uniop-zaak.
Consternatie enkele weken geleden voor de 50ste Kamer in het Brusselse gerechtshof. Daar liepen de debatten naar hun einde in een zaak van Camille Javeau, hoofdrolspeler in de ophefmakende Uniop-zaak, tegen Jacques Borlée en Julien Carbonez, de eerste een gewezen atleet, de tweede een ex-werknemer van het enquêtebureau Uniop. Javeau beschuldigde de twee ervan Uniop-documenten te hebben gestolen en die aan de diensten van de commissarissen Roger Moens en Frans Reyniers te hebben overhandigd. Toen voorzitter De Valkeneer de twee beschuldigden vroeg of ze nog iets aan de debatten hadden toe te voegen, veerde Carbonez recht en begon aan een saillante monoloog. Daarin stelde hij dat hij destijds in opdracht en met medeweten van de gerechtelijke politie, en meer bepaald van commissaris Georges Ceuppens, heeft gehandeld. ?En ík ga hier veroordeeld worden ?? betoogde Carbonez.
Toen de voorzitter, op aandringen van de verdediging van Javeau, Carbonez vroeg wat omstandiger toelichting te verschaffen, herhaalde de gewezen Uniop-werknemer zijn bewering, zij het met nog wat meer details. Een verhaal dat eigenlijk de beweringen bevestigde die Javeau begin 1996 tijdens het Uniop-proces voor het Hof van Cassatie had aangevoerd. Namelijk dat de hele Uniop-zaak niets anders was dan een afrekening van de gerechtelijke politie met hem, Javeau, en met de Parti Socialiste, en dat de bewijsstukken op onrechtmatige wijze werden bemachtigd.
Waar draaide het toen om ? Op 26 augustus 1989 werd Camille Javeau opgepakt. Uitgerekend nadat hij zich had laten voorstaan op zijn rol in de bemiddeling met de Libiërs over de vrijlating van de in Libanon gegijzelde arts Jan Cools. Die was midden juni met veel vertoon in Libanon opgehaald door toenmalig minister Robert Urbain (PS) van Buitenlandse Handel. Een pijnlijke episode voor minister van Buitenlandse Zaken Leo Tindemans (CVP), die van het opzet niets afwist. Het duurde niet lang vooraleer werd achterhaald dat Camille Javeau een meer dan gewone bemiddelingsrol had gespeeld tussen de Libiërs en het kabinet van Urbain. Javeau had er zelfs voor gezorgd dat de reis vooraf van Urbain en diens kabinetschef Robert Willermain naar Tripoli voor een gesprek met de lokale machthebber Moeammar Khadafi door de Libiërs werd betaald een hoogst ongewone demarche die wellicht een primeur is in de geschiedenis van de Belgische internationale betrekkingen.
SCHIETSCHIJF VAN HET GERECHT
Twee maanden later zat Javeau in de gevangenis opgesloten. In eerste instantie werd hij ervan verdacht allerhande verboden spullen, zoals gesofistikeerd computertuig, aan de Libiërs te hebben verkocht. Naderhand ging de enquête een nieuwe richting uit en deinde de affaire uit tot een zaak van occulte partijfinanciering van de Parti Socialiste. Toen al beweerde Javeau dat het onderzoek tegen hem en andere PS’ers gemanipuleerd werd.
Dat kwam zo. Enkele weken na de vrijlating van Jan Cools was de francofone atleet Jacques Borlée begonnen met het inzamelen van bewijsmateriaal tegen Javeau. Borlée was in onmin geraakt met Javeau die behalve zijn functie bij Uniop, ook de leiding had van de Franstalige atletiekfederatie. Borlée verkreeg zijn bewijsmateriaal via Julien Carbonez die enkele weken eerder bij Uniop was ontslagen. Carbonez en de secretaresse Colette Brichaux ontvreemdden of kopieerden allerhande bezwarende stukken en overhandigden ze aan Borlée die hen verzekerde dat de gerechtelijke politie van alles op de hoogte was en dat het om ’s lands belang handelde.
Borlée, die beweerde uit burgerzin te handelen tegen de vermeende landverrader Javeau, nam ook contact met Jacques Rogge en Adrien Vanden Eede van het Belgisch Olympisch en Interfederaal Comité (BOIC) om hen zijn bevindingen en de ontvreemde documenten voor te leggen. Waarop Borlée, op voorstel van Rogge, op 14 augustus 1989 een onderhoud had met Roger Moens, zelf een gewezen topatleet en toen nog commissaris-generaal van de gerechtelijke politie. Het was Moens die Borlée doorverwees naar Reyniers. Deze verklaarde op 17 november ’95 : ?Het is dus duidelijk dat de zaak aan het rollen ging ingevolge de bezoeken van Borlée. (…) Ik voelde dat het hier een delicate zaak betrof. Ik kon op dat ogenblik mijn hiërarchische oversten niet raadplegen, gelet op de verlofperiode en heb daarom geen proces-verbaal opgesteld….?
Reyniers hield echter vol dat de (latere) persberichten ?ons toelieten het onderzoek te starten zonder Borlée te verbranden en zijn anonimiteit te bewaren.?
GETUIGEN MET EEN LEKKEND GEHEUGEN
Moens noch Reyniers herinnerden zich tijdens de ondervragingen als gevolg van de klacht van Javeau, ooit documenten van Borlée te hebben gekregen. Nochtans verklaarde Rogge op 20 september 1995 deze stukken persoonlijk aan Moens te hebben overhandigd. ?Hij vergist zich,? verzekerde Moens. En dat terwijl een andere getuige, commissaris Georges Ceuppens, bevestigde dat zijn overste Frans Reyniers destijds inderdaad van Roger Moens documenten had gekregen die afkomstig waren van Jacques Borlée.
Toen het Hof van Cassatie op 8 november 1995 gewezen defensieminister Guy Coëme (PS) en de andere beklaagden in de Uniop-zaak dagvaardde, was men zich daar niet bewust van de klacht die Javeau in 1991 al indiende tegen Borlée en Carbonez. Met als gevolg dat eind ’95 al dat volk op een drafje ondervraagd diende te worden. Hun verklaringen bevestigden toen al grotendeels wat Javeau al die tijd had beweerd.
Volgens Javeau kon het Hof van Cassatie zich onmogelijk uitspreken in de Uniop-affaire vooraleer zekerheid bestond over de manier waarop het bewijsmateriaal tegen hem destijds was ingezameld. Maar het hof weigerde daarop in te gaan en zou alle betrokkenen tijdens het proces zelf aan de tand voelen. Jammer genoeg voor Javeau, die van Cassatie slechts een beperkt aantal getuigen mocht oproepen, werden de meeste betrokkenen voor het Hof van Cassatie plots geplaagd door een lekkend geheugen. Met als gevolg dat het hof de hele episode prompt van tafel veegde.
De gevolgen zijn gekend : zowel Javeau als zijn medebeklaagden, met aan het hoofd gewezen minister Guy Coëme, kregen zware, exemplarische straffen opgelegd.
Maar de klacht van Javeau tegen Borlée en Carbonez bleef lopen. Eind januari begon het proces voor de 50ste Kamer. En van meetaf was duidelijk dat één en ander niet kosjer was en dat ze bij de gerechtelijke politie in Brussel meer moesten weten dan algemeen werd toegegeven. Zowel Moens, intussen met pensioen, als Reyniers, geschorst, bleven evenwel op hun stellingen : ?Borlée heeft ons nooit enig document overhandigd.?
BOETEN VOOR DE FOUTEN VAN ANDEREN
Maar die getuigenissen dreigen nu te worden weggeslagen door de uitval van Carbonez die meende aan te voelen dat hem, samen met Borlée, een veroordeling wegens diefstal en/of heling wacht.
Voor de 50ste Kamer herhaalde Carbonez dat hem door Borlée meermaals was verzekerd dat het wegnemen van de documenten ?alleen documenten in verband met Libië? gebeurde met medeweten van de gerechtelijke instanties. Op de vraag of hij Borlée op zijn woord geloofde, repliceerde Carbonez dat de verzekering achteraf was herhaald door commissaris Ceuppens. Er was hem zelfs gegarandeerd dat hij straffeloos al die documenten kon wegnemen. Ook werd hem politiebescherming beloofd. Carbonez kon, naar eigen zeggen, niet anders dan Borlée en Ceuppens op hun woord geloven. Want, getuigde hij, toen op een dag de secretaresse Colette Brichaux zich bedreigd voelde, kreeg ze inderdaad politiebescherming.
Volgens Carbonez, die nadien op last van zijn verdedigers geen bijkomende verklaringen wilde afleggen, was hem gezegd dat hem niets zou gebeuren zolang hij zich aan de richtlijnen hield, geen documenten achterhield en geen contact zocht met de pers. ?En nadien vond ik alle documenten die ik aan de gerechtelijke politie overmaakte terug in pers.? Na zijn uitval voor de rechtbank wilde Carbonez alleen nog kwijt dat hij het gevoelen heeft te zullen opdraaien voor fouten van anderen. ?Plots blijken ze mij niet meer te kennen,? stelde hij ontzet vast.
De uitspraak in de zaak van Javeau tegen Borlée en Carbonez volgt op 30 juni. Nu al staat vast dat de affaire een vervolg krijgt als Borlée en Carbonez inderdaad veroordeeld worden. Welke de eventuele gevolgen zijn voor hen die in het Uniop-proces veroordeeld werden, is niet meteen duidelijk. Al wordt algemeen aangenomen dat de hele kwestie onvermijdelijk een effect zal hebben op het verzoek dat de beklaagden voorlegden aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
Rik Van Cauwelaert
Guy Coëme : een exemplarische straf na een gemanipuleerde enquête ?