Jarenlang was hij een gewaardeerde aartsbisschop, een bruggenbouwer en diplomaat die elk conflict met het Vaticaan ontmijnde. Maar toen het seksuele misbruik in de kerk én zijn verdoezelende rol daarin aan het licht kwamen, was de naam van Godfried Danneels voorgoed besmeurd. Plots stond hij symbool voor een vermolmd instituut dat niet meer meekon met zijn tijd. Kerkhistorici Jürgen Mettepenningen en Karim Schelkens stellen dat beeld nu bij in hun biografie. Voor hen blijft Danneels een vastberaden pleitbezorger van een modernere kerk, en een king maker van paus Franciscus.
De tv-beelden gingen op 24 juni 2010 de wereld rond: door de ramen van het Aartsbisschoppelijk Paleis in Mechelen werd de ene archiefdoos na de andere naar buiten gekeild. Speurders van het gerecht kwamen de dozen ophalen om bewijsmateriaal te verzamelen in het onderzoek naar seksueel misbruik in de kerk én naar het schuldig verzuim van kardinaal Godfried Danneels. Operatie Kelk zou voor hem een ware nachtmerrie worden.
Toen zijn biografen Jürgen Mettepenningen en Karim Schelkens aan hun onderzoek begonnen, waren de dossiers van Danneels in handen van het gerecht. Het hof van Cassatie besliste enige tijd later dat een deel van het materiaal moest worden teruggebracht en zo kregen ze een kans waarvan historici slechts kunnen dromen: Danneels gaf de twee auteurs zonder enige belemmering toegang tot zijn persoonlijke archieven. Mettepenningen: ‘Normaal gezien hadden we nog decennia moeten wachten voor dat archief zou worden opengesteld.’ Schelkens: ‘Bovendien hadden de speurders het hele archief geordend en geïnventariseerd. We hoefden enkel met een cutter de politieplakband van de dozen te snijden, en we konden beginnen.’
Hoopte Danneels dat historisch onderzoek wel zou aantonen dat hij een betere plaats in de geschiedenisboeken verdiende dan de geschonden nagedachtenis van Operatie Kelk? Hoe dan ook, hij stelde zelfs zijn persoonlijke agenda’s ter beschikking. De auteurs hadden meteen kennis van alle afspraken, bezoeken aan Rome, ontvangsten van politici en hoogwaardigheidsbekleders en van elk contact met het koninklijk hof – of toch van die afspraken die werden genoteerd. Dankzij die onverhoopte informatiebronnen konden Mettepenningen en Schelkens een fascinerende biografie schrijven over een van de belangrijkste kardinalen die België heeft gehad.
Onderwijzerszoon Godfried Danneels werd in 1933 geboren in het West-Vlaamse Kanegem. De dorpspastoor had ruzie met zijn vader en werkte zijn frustratie uit op de kleine Godfried. Dat had, getuigde Danneels veel later, ‘net zo goed een antiklerikale reflex kunnen opwekken zoals bij Gerard Walschap’.
De jonge Danneels leerde in Kanegem ook al de ‘gevaren’ kennen van de partijpolitiek. Zijn vader las Volk en Staat, de krant van het Vlaams Nationaal Verbond (VNV): tijdens de Tweede Wereldoorlog koos het VNV voor de collaboratie. Vader Danneels deed ook mee met Winterhilfe, de ‘armenhulp’ van datzelfde VNV. Na de oorlog werd hij daarvoor (zonder gevolg) verhoord in de Brugse gevangenis van Sint-Kruis.
In het college van Tielt was Godfried een voorbeeldig student. Een oudere priester spoorde hem aan om zelf ook priester te worden. Danneels durfde niet goed, maar hij liet zich toch overhalen. Zijn leven lang zal Godfried Danneels een man van stille ambities zijn. Hij is geen tafelspringer en gebruikt zijn ellenbogen niet. Maar als er iemand gekozen moet worden voor een belangrijk mandaat, staat hij toevallig vooraan. Mettepenningen: ‘Later, toen hij geestelijk begeleider was aan het seminarie in Brugge, zeiden zijn collega’s: “Ooit wordt die man bisschop.”‘
Maar eerst moest Danneels zijn priesteropleiding voltooien. Dat gebeurde tussen 1951 en 1954 in Leuven, in het Leo XIII-seminarie, waar de bisschoppen de knapste koppen van het land samen brachten. In het seminarie ging voor de jonge West-Vlaming een wereld open. Hij ging luisteren als CVP-voorzitter Theo Lefèvre kwam spreken over ‘L’intellectuel et la politique’. Hij kreeg les van een aantal van de beste katholieke filosofen van zijn tijd. Hij moest er zich verdiepen in het werk van virulente godsdienstcritici als Ludwig Feuerbach (‘God is een projectie van de mens’). In een tijd dat existentialisten als Jean-Paul Sartre de toon zetten, moesten studenten als Danneels voor zichzelf uitmaken waarom ze zich nog katholiek wilden noemen. Voor Danneels werkte die aansporing bevrijdend, schrijven de auteurs: ‘Hij leerde in Leuven niet alleen gelovig te zijn, maar gelovig te blijven.’
Vervolgens werd hij naar Rome gezonden om theologie te studeren aan de Gregoriana, de gereputeerde universiteit van de jezuïeten. Danneels ontdekte dat het academisch niveau er lager lag dan in Leuven. Ook dat was een les: je moet niet zomaar onder de indruk zijn van Rome. Dat werd pijnlijk duidelijk toen het Vaticaan Danneels’ eigen biechtvader onder vuur nam. Stanislas Lyonnet had aan het Pauselijk Bijbelinstituut naam gemaakt met ‘moderne’ onderzoeksmethodes en interpretaties. Conservatieve theologen beschuldigden hem van ketterij en het Heilig Officie legde hem een doceerverbod op. Lyonnet zelf bleef er rustig onder: ‘Minder doceren biedt meer tijd voor studie.’
In Rome stootte Danneels ook op zijn eigen beperkingen. Zijn doctoraat was keurig maar gortdroog en stroef geschreven. Hij zag in dat hij geen toptheoloog zou worden. Maar in Rome had hij wel een uitstekende training gekregen die hem later van pas zou komen: hij werd een schrander observator die van nabij mocht zien hoe de Vaticaanse machinerie werkt.
Aggiornamento
Bij zijn terugkeer in België in 1959 was Godfried Danneels amper 26, en toch werd hij al benoemd tot ‘geestelijk directeur’ van het Grootseminarie van Brugge. Danneels zag toe op de begeleiding van niet minder dan 109 West-Vlaamse priesterstudenten. Zijn agenda werd nog drukker toen hij Frans Neirynck mocht opvolgen als professor in de liturgie.
Aanvankelijk was Danneels een voorzichtig lesgever die binnen de Vaticaanse lijntjes kleurde. Maar toen hij kennismaakte met het werk van de vooruitstrevende theoloog Edward Schillebeeckx, durfde hij modernere stellingen te verkondigen. Vernieuwing in de kerk was aan de orde van de dag, want tussen 1962 en 1965 voltrok zich in Rome het Tweede Vaticaanse Concilie. Paus Johannes XXIII (1958-1963) had de vergadering van alle katholieke bisschoppen, kardinalen en patriarchen de opdracht gegeven om een ‘aggiornamento’ tot stand te brengen: een grondige modernisering van de katholieke leer. Danneels was geen voorloper, maar een volger van zijn tijd.
In 1968 vond de splitsing van de Leuvense universiteit plaats. Door het vertrek van de Franstaligen was er ook in de faculteit theologie plots behoefte aan nieuwe docenten. Danneels’ voorganger Frans Neirynck was er inmiddels decaan. Hij vulde veel van zijn vacatures op met bekenden uit Brugge. Ook Danneels werd ‘gevraagd’ om enkele vakken in de kandidaturen te doceren. Al snel breidde dat pakket uit. Uiteindelijk werd de combinatie van zijn werk in Brugge en zijn Leuvense professoraat de ambitieuze priester bijna fataal. Hij ging er fysiek onderdoor. Maar Danneels had zijn les geleerd: de kettingroker zwoer de sigaret af.
Toen in 1977 een opvolger werd gezocht voor de Antwerpse bisschop Jules-Victor Daem, viel de keuze op een man van wie alle West-Vlaamse priesters wisten dat hij door de bisschoppen ‘in reserve’ werd gehouden: Godfried Danneels. ‘Men’ wist goed wie Danneels was. In zijn welkomstwoord roemde zijn voorganger Daem de nieuwe bisschop met de profetische woorden: ‘Godfried Danneels zal de man van het juiste midden worden.’ Een van zijn eerste brieven als bisschop schreef Danneels naar koning Boudewijn en koningin Fabiola. Hij had het over ‘zijn eerbied en bewondering voor hun persoon en voor het getuigenis dat ze voor heel het land geven’.
De jonge bisschop genoot niet alleen het vertrouwen van zijn Belgische collega’s, maar ook van Rome. In 1978 al werd hij in het Vaticaan benoemd tot lid van de machtige Congregatie voor de Geloofsleer. In 1979 werd hij samen met de Nederlandse kardinaal Jan Willebrands benoemd tot ‘gedelegeerd voorzitter’ van de bijzondere bisschoppensynode voor de kerk in Nederland. Alle Nederlandse bisschoppen werden in januari 1980 naar het Vaticaan gesommeerd om hun interne problemen te bespreken en hun ruzies met Rome bij te leggen. Het ene na het andere zwaargewicht uit de Curie kwam de Nederlanders de les lezen, en soms was paus Johannes-Paulus II zelf aanwezig. De rol van ‘onbesproken outsider’ paste een diplomaat als gegoten: Danneels hield mee de pen vast van een consensustekst waarin uiteindelijk alle betrokkenen zich min of meer konden vinden.
De rust leek hersteld, maar de Nederlandse kerk zou nooit meer zo vitaal worden als ze ooit was geweest. Het is iets wat wel vaker terugkomt in de carrière van Danneels: hij is in staat om ruzies te beslechten en meningsverschillen te laten verstommen. Maar omdat hij de onderliggende problemen niet echt aanpakt, blijven die voortwoekeren. Precies wat er ook is gebeurd met het seksuele misbruik in de Belgische kerk.
Bevrijdingstheologie
In december 1979 werd bekend dat Danneels kardinaal Suenens zou opvolgen als aartsbisschop van Mechelen-Brussel. Zijn ambtsperiode als kardinaal begint Danneels dus met een internationale opdracht, want hij moet in Rome komen helpen om de Nederlandse kerk onder controle te brengen. Het is typisch voor Danneels: het praktische ‘bestuur’ van zijn aartsbisdom en van de Belgische kerk liet hij liever over aan ondergeschikten. Hij voelde zich vooral in zijn sas op het internationale terrein.
In de eerste jaren als aartsbisschop was hij een van de belangrijkste figuren in de kerk. Een paar maanden na de Nederlandse synode nam hij het woord op een Algemene Synode (of vergadering van bisschoppen). De Duitser Joseph Ratzinger sprak toen pessimistische taal over echtscheidingen en het zedenverval. Godfried Danneels antwoordde hem dat er behoefte was aan een nieuw evenwicht tussen de ‘wet’ en de barmhartigheid. Dat was een nieuw geluid. Toen aan het einde van die synode de bisschoppen hun nieuwe afgevaardigden kozen, haalde neofiet Godfried Danneels de meeste stemmen. Hij ging Ratzinger en Basil Hume vooraf, de kardinaal-aartsbisschop van Westminster.
Zo kwam Danneels in de positie dat hij vrij kon spreken, ook als wat hij zei niet helemaal was wat het Vaticaan graag hoorde. Hij verhief zijn stem toen zijn studiegenoot Gustavo Guttierez, ‘de vader van de bevrijdingstheologie’ in het vizier kwam van de Congregatie voor de Geloofsleer – dus van Ratzinger: ‘Mocht ik in Latijns-Amerika zijn, ik zou ongetwijfeld hetzelfde doen als de mensen die ik aan de basis zag en die bezig zijn de kerk te vernieuwen. Het zou een ramp zijn mocht men hen ontmoedigen.’ Het Franse blad La Croix had lof voor zijn ‘moedige positie’. Ook buiten België was Godfried Danneels een bekende naam geworden.
Het Vaticaan bleef hem gebruiken als troubleshooter. In 1985 was Danneels een van de kardinalen die moesten bemiddelden in de delicate ‘zaak-Auschwitz’: met geld van de ‘Spekpater’ Werenfried van Straaten en de steun van het Poolse episcopaat, waren Poolse karmelietessen op het grondgebied van het voormalige concentratiekamp Auschwitz gaan wonen: ze hadden er ook een reusachtig kruis opgericht. Dat leidde tot woede bij de Joden en tot groot protest van de internationale gemeenschap. Danneels en zijn gezellen deden hun uiterste best om de karmelietessen te overtuigen om te vertrekken, maar de incompetente Poolse kardinaal Jozef Glemp was niet te vermurwen: Danneels en co begrepen volgens hem niet dat ook Polen hadden geleden onder de nazi’s. Danneels repliceerde met een messcherp communiqué dat The New York Times haalde. In werkelijkheid had hij de grootste twijfel over een goede afloop. In een nota schreef hij: ‘Ik deed alles wat ik kon. Ik wanhoop niet: ik bid. Maar ik zie geen onmiddellijke oplossing. Het is donker op dit ogenblik. Alleen het geloof en de hoop troosten me.’ De karmelietessen hebben Auschwitz pas in 1995 verlaten, op uitdrukkelijk verzoek van Johannes-Paulus II. Het kruis staat er nog altijd.
Abortuskwestie
In de jaren negentig was de ster van Danneels al lang tanende. Zijn laatste grote succesmoment lag toen al tien jaar achter hem. In 1985 waren hij en de Duitser Walter Kasper ‘relatoren’ (secretarissen) van de Bijzondere Synode over Twintig jaar Vaticaans Concilie. Vooraf had kardinaal Ratzinger – weer hij – de zaak naar zijn hand proberen te zetten in een interviewboek, Rapporta sulla Fede, waarin hij naar goede gewoonte een inktzwarte evaluatie maakte van de kerk en de samenleving. Danneels zette hem publiek op zijn plaats: ‘We zijn hier om te praten over een Concilie, niet over een boek.’
Samen met Kasper slaagde Danneels erin om een veel positievere compromistekst goedgekeurd te krijgen. Beiden namen aan dat ze de hervormingen van het Tweede Vaticaans Concilie hadden behoed voor de aanvallen van Ratzinger en zijn kliek. Het was een koude douche toen de internationale pers ongewoon kritisch was voor het slotdocument. Danneels had een aantal cruciale begrippen zo vaag omschreven, dat ook de conservatieven ermee aan de haal konden gaan. Dat is precies wat Joseph Ratzinger een paar jaar later zou doen.
Danneels’ grootste nederlaag tot dan toe was de abortuskwestie. Het parlement had een wet goedgekeurd die abortus uit het strafrecht haalde, en vervolgens weigerde koning Boudewijn die te ondertekenen. Eerste minister Wilfried Martens schakelde kardinaal Danneels in om de koning te overtuigen dat toch te doen, maar die bleef koppig bij zijn standpunt. Toen Danneels merkte dat zijn rol in Laken uitgespeeld was, veranderde hij van tactiek. De twee auteurs onthullen hoe ‘Danneels op 4 april 1990 voor dag en dauw naar Rome vertrok voor een aller-retour: terwijl de Belgische media net die dag het land overspoelden met berichten over de weigering van de koning, zag de kardinaal zich verplicht paus Johannes-Paulus II persoonlijk te informeren.’ Danneels sprak ook met Ratzinger – toen nog prefect van de Congregatie voor de Geloofsleer – over een reactie van de Belgische bisschoppen. Een paar dagen later rolde op het aartsbisschoppelijk paleis een fax binnen met daarop de door Ratzinger met de hand aangebrachte correcties. In zekere zin stond Danneels vanaf nu onder Roomse curatele.
Rome luisterde ook niet meer naar Danneels: in 1991 werd André Léonard benoemd tot bisschop van Namen, tegen de wens van de rest van het Belgische episcopaat in. Meteen gedroeg Léonard zich als een einzelgänger. Danneels kon niets doen. Mettepenningen: ‘In de agenda’s van Danneels kan je aflezen dat hij in Rome op een zijspoor is beland. In de jaren tachtig reisde hij voortdurend naar het Vaticaan, en hij bleef ook altijd een paar dagen. In de jaren negentig ging hij er alleen heen als het echt moest, en was hij meestal ook zo snel mogelijk terug.’
Sankt Gallen
Danneels was niet de enige kardinaal naar wie niet meer werd geluisterd. De aartsbisschop van Milaan, Carlo Maria Martini, vond dat het zo niet verder kon. Hij belegde vanaf 1996 discrete vergaderingen van ‘gelijkgestemde’ bisschoppen en kardinalen. Zij kwamen samen in het Zwitserse Sankt Gallen. Die bijeenkomsten waren vaag bekend bij specialisten – Austen Ivereigh, gewezen adjunct-hoofdredacteur van het welingelichte blad The Tablet, wijdt er enkele pagina’s aan in The Great Reformer, zijn recente biografie over paus Franciscus. Maar Mettepenningen en Schelkens brengen het meest gedetailleerde insidersrelaas dat tot dusver over ‘de Groep van Sankt Gallen’ bestaat. Danneels was erbij van 1999, net als de Nederlandse bisschop Adriaan Van Luyn, de Duitse kardinalen Walter Kasper en Karl Lehman, de Brit Basil Hume en Italianen als Martini en Achille Silvestrini. Het was voor Danneels en de anderen een ‘geestelijke vakantie’, een vorm van onderlinge steun en troost in donkere tijden.
Het Vaticaan stuurde de sinistere kardinaal Camilo Ruini uit om te polsen naar het wie, waar en wat: hij ving bot. Tegelijk probeerde de ‘Groep van Sankt Gallen’ greep te krijgen op de Vaticaanse ontwikkelingen. De vraag die men zich steeds nadrukkelijker stelde, was: ‘Wat na Johannes-Paulus II’? Hoe kunnen we Ratzinger als paus vermijden?
Niet, zo bleek. In 2005 was Joseph Ratzinger op het conclaaf gewoon te sterk. Danneels en de andere Sankt Gallengangers konden hun ontgoocheling amper verbergen. Ze logen maar wat dat ze ‘zo moe waren van het vergaderen’ als verklaring voor hun gebrek aan enthousiasme. Maar hun fundamentele analyse – dat het Vaticaanse apparaat aan vernieuwing toe was en dat de boodschap van de kerk veel optimistischer moest klinken – bleek vooruitziend. Het pontificaat van Ratzinger werd een ramp, de kerk kraakte in haar voegen door zedenzaken en corruptieaffaires.
Ook Danneels werd daarin meegesleurd. Zijn biografen beschrijven in detail hoe de Brugse bisschop Roger Vangheluwe zijn oude ‘vriend’ Danneels in het voorjaar van 2010 meelokte naar zijn gesprek met de familie van het neefje waarmee hij ‘een relatietje’ had. Daarna was de naam van Danneels compleet verbrand. Met Operatie Kelk, later dat jaar, werd dat alleen maar erger. De auteurs stellen zich terughoudend op: ze weigeren Danneels te veroordelen – ook niet moreel – voor zijn aanpak van het seksueel misbruik in de Kerk. En ze wachten natuurlijk op het gerecht voor een juridisch oordeel.
Aan die donkere fase komt een einde met het opstappen van Ratzinger en de keuze van Jorge Mario Bergoglio als paus Franciscus. Schelkens: ‘De verkiezing van Bergoglio was voorbereid in Sankt Gallen, zonder twijfel. En de grote lijnen van het programma dat hij uitvoert, zijn die welke Danneels en co al meer dan tien jaar geleden begonnen te bespreken.’
Op het balkon van de Sint-Pietersbasiliek zag men op 13 maart 2013 naast de nieuwe paus Franciscus een oude bekende staan: Godfried Danneels. Officieel stond hij daar omdat hij deken is van de kardinaal-priesters, in werkelijkheid was hij al jaren in de weer als discrete king maker van een paus die ‘zijn’ kerk weer een toekomst kon geven.
Jürgen Mettepenningen en Karim Schelkens, Godfried Danneels – Biografie, Polis, 558 blz., 39,50 euro.
DOOR WALTER PAULI