Jacques Sys
Jacques Sys Jacques Sys is een Belgische sportjournalist

Volgende zaterdag begint de Ronde van Frankrijk. Frank Vandenbroucke neemt deze keer niet deel. Kan hij toch de eerst- volgende Belgische Tourwinnaar worden?

In afwachting dat Frank Vandenbroucke zich op het rondewerk gaat toeleggen, lijkt er voor de Belgen in de Tour niet meer weggelegd dan een figurantenrol. Heeft de charismatische Waalse wielerprins de motor om ooit een hoofdrol te spelen in de Ronde van Frankrijk? En waarom worden er in dit land zo weinig ronderenners opgedolven? Een rondvraag onder specialisten.

Yvan Van Mol is dokter van de Mapei -ploeg en tot op het einde van dit seizoen een van de begeleiders van de dan naar een ander team overstappende Frank Vandenbroucke. Als arts van verschillende Italiaanse ploegen maakte hij destijds de renaissance van het Transalpijns wielrennen mee. Daar leerde Van Mol hoe belangrijk het is om bij de trainingsopbouw wetenschappelijke bevindingen te gebruiken. Hij ging zich steeds meer in die materie verdiepen en was een van de eersten in dit land die pleitte voor het trainen op polsslag. Van Mol, een wielerfreak bij uitstek, vindt dat er te veel talent verloren gaat door een verkeerde begeleiding en dat in het huidige klimaat alleen de uitzonderlijk klasrijke renners zich kunnen profileren. Zoals Frank Vandenbroucke. Maar hij is voorzichtig als de toekomst van de frêle Waal als ronderenner wordt aangesneden.

“Frank Vandenbroucke heeft dit seizoen enorm aan weerstand en kracht gewonnen, maar hij is naar mijn idee nog niet zo ver dat hij in de Ronde van Frankrijk een hoofdrol kan spelen. Je merkt dat hij in twee cols mee met de besten naar boven klautert, maar als er dan nog een zware beklimming komt, dan moet hij passen. Dat is logisch, Frank moet nog 24 worden, zijn lichaam is nog niet volgroeid. In die zin vind ik het heel verstandig dat hij nu de voorkeur geeft aan de Ronde van Spanje, als springplank naar het wereldkampioenschap in Valkenburg, op een omloop die hem moet liggen. Al past de progressie die Vandenbroucke dit seizoen maakte ook in de Tour waaraan hij vorig jaar deelnam: door bij momenten heel diep te gaan, kon hij daar zijn grenzen verleggen.

Als ronderenner heeft Frank een beetje zijn gebrek aan regelmaat tegen: of hij rijdt tegen 95 procent van zijn mogelijkheden, of tegen 50 procent, een tussenweg is er niet. Je zag dat ook dit seizoen: sterk in Parijs-Nice, tegenvallend in Milaan-Sanremo, snedig in Luik-Bastenaken-Luik, slecht in de Amstel Gold Race. Veel heeft ook met druk te maken. In tegenstelling tot wat Frank doet uitschijnen, is hij niet zo stressbestendig. Maar hij gaat in de toekomst nog sterker worden. De voorbije winter heeft hij bijvoorbeeld heel veel aan krachttraining gedaan. Ikzelf ben daar niet zo’n voorstander van omdat ik vind dat je als wielrenner heel specifiek moet werken, maar in zijn geval leverde het wel zijn nut op. Want Frank zit natuurlijk met een onevenwicht: zoals bekend is zijn linkerbeen korter dan zijn rechterbeen, achttien millimeter om precies te zijn, het gevolg van een ongeval in zijn prille jeugdjaren. Dat zorgt voor die ongemakken. Ook het spiervolume is daardoor in zijn linkerbeen minder, zijn knie is kwetsbaar, zijn rug wordt meer belast, het gevaar voor peesletsels is bij hem veel groter dan bij een ander. Door krachttraining kan je dat verschil in spieromvang wel wegwerken, maar na twee maanden koersen zie je dat toch weer. Dat is het opmerkelijke aan Frank Vandenbroucke: hij vertrekt met een handicap tegenover de andere renners, dat maakt zijn prestaties nog uitzonderlijker. Maar voor hem moet het heel vaak een grote bron van frustratie zijn. Hij zit daar bij momenten heel erg mee, hij wordt in wezen door zijn lichaam geremd. Als je zo ambitieus bent, is dat niet gemakkelijk te aanvaarden. Al wordt er via kinesitherapie serieus aan gewerkt, maar een ketting is natuurlijk maar zo sterk als zijn zwakste schakel. Ik weet zeker: als zijn linkerbeen even sterk is als zijn rechterbeen, dan zou Frank de beste renner van zijn generatie zijn.

Of Vandenbroucke op termijn de enige Belgische ronderenner is? Ik constateer heel algemeen een kentering, bij de beloften zitten een paar talenten, renners die het zware werk aankunnen. Maar het probleem in België is en blijft een gebrek aan geduld. Jongeren worden te rap voor de leeuwen gegooid. Nog snel even naar de Tour gaan omdat er onverwacht een plaats is vrijgekomen: improvisatie neemt te vaak de bovenhand op organisatie. Er is geen planning, geen lijn, het talent krijgt de kans niet te ontluiken. Kijk bijvoorbeeld naar zo’n Kurt Van de Wouwer die naar Lotto gaat, daar kennelijk niet voldoet, naar Vlaanderen 2002 trekt waar hij met een aangepast programma wel overtuigt en dan alsnog teruggenomen wordt. In feite heeft die jongen twee jaar verloren. Want met alle respect voor de andere teams: Lotto is op dit moment de enige grote ploeg in België. Er is dringend behoefte aan een tweede topformatie die de budgettaire slagkracht krijgt voor een juiste omkadering. Ik heb ook mijn twijfels over een aantal semi-professionele ploegen bij de amateurs. Die zien de wedstrijden te veel als een doel op zich. Die willen resultaten omdat ze te veel denken aan de naam en de faam van de vereniging, terwijl ze in de eerste plaats een constellatie moeten scheppen waarin renners in een klimaat van rust kunnen doorgroeien.

Bij Frank Vandenbroucke is die opleiding wel voorbeeldig verlopen, niemand bij ons legt druk op zijn schouders. Dat doet hij zelf voldoende. Frank heeft zo weinig geduld dat het gevaar bestaat dat hij zijn lichaam gaat overbelasten, terwijl zijn motor nogal rap kan sputteren. Hij weet dat, maar toch merk je dat hij in momenten dat het goed gaat, begint te zweven. Ik denk dat het zijn droom is om door zeven renners van Once omringd te worden, waarbij Laurent Jalabert dan de zevende man is. Dat moet zijn ultiem orgasme zijn: de sterkste ploeg van de wereld achter hem en de na hem beste renner van de wereld als laatste helper. Hij droomt ervan om kopman te zijn, het verklaart zijn keuze om onze ploeg te verlaten. Al vind ik: hij mist de regelmaat om een heel seizoen het gewicht van een ploeg op zijn schouders te dragen. Daarom was het mijn overtuiging dat hij bij ons ging blijven. Ik weet niet naar welke ploeg Frank gaat. Ik hoorde dat het Franse Cofides dertig miljoen voor hem wil uittrekken, maar ik weet zeker: in een Franse ploeg gaat Vandenbroucke zich niet goed voelen. Hoewel je hem qua mentaliteit met een Fransman kan vergelijken en hij soms wat naar nonchalance neigt, zal hij in zo’n ploeg nooit kunnen aarden. Zo’n sfeer van laisser faire, laisser aller, dat is niets voor hem. Hij kon nergens beter zijn dan bij Mapei, ook al door de aanwezigheid van Johan Museeuw. Iemand voor wie hij veel respect koestert en iemand die door zijn aanwezigheid de impulsieve uitvallen tempert, die Vandenbroucke wel eens heeft.

Ik denk niet dat Frank in staat is om heel zijn seizoen op de Ronde van Frankrijk af te stemmen. Daar lijkt hij me veel te nerveus voor. Je moet dat psychologisch niet onderschatten als je je zo nadrukkelijk op één wedstrijd toelegt. Je bent maanden aan een stuk veel minder dan de anderen, je lijdt verschrikkelijk, dat moet je mentaal kunnen verwerken. Frank is daartoe niet in staat. Hij wil altijd presteren. Het is daarom dat ik het verbazend vind dat hij zo vaak achteraan in het peloton rijdt. Hij hoort dat niet graag, maar dat is zijn grote zwakte. Terwijl hij altijd competitief wil blijven: hij wil even graag een koers winnen in Gullegem als de Ronde van Vlaanderen.

Patrick Lefevere is ploegleider bij Mapei en als dusdanig een van de mentors van Frank Vandenbroucke. Hij debiteert al jaren dat de structuren van de verenigingen het kweken van ronderenners onmogelijk maken, maar tot dusver haalden die alarmsignalen weinig uit. Lefevere, die volgend seizoen bij Mapei als manager gaat fungeren en vanuit die rol wat meer afstand van de renners moet nemen, predikt in de woestijn. Net zoals zoveel anderen.

“De carrière van een renner wordt bepaald bij de juniores. Daar stelt zich de vraag: gooi je zo’n jongen in Belgische koersjes of laat je hem de gelegenheid buitenlandse contacten te verzamelen? Helaas merk je dat de renners verplicht zijn voor de eerste oplossing te kiezen. Omdat er maar een keer of vier naar het buitenland wordt getrokken en dat telkens met vijf renners. Dat betekent: twintig van de ongeveer vijfhonderd juniores die dit land telt, krijgen de kans om buitenlandse lucht te snuiven. Dat is bedroevend. De wielerbond klaagt dat er te weinig geld is, maar dan moet je naar mijn idee naar andere oplossingen zoeken. Door ervoor te zorgen dat de clubs uitnodigingen krijgen voor buitenlandse wedstrijden en voor een deel tegemoet te komen in de kosten, bijvoorbeeld. Het komt er vooral op aan de structuren te verbeteren, een stevig fundament te metselen, je moet wat dat betreft steeds in herhaling vallen. Net zoals de entourage van jonge renners een te grote invloed blijft uitoefenen. Aan die gasten vragen om kermiskoersen voor de deur te rijden, ze achtervolgen tot in het buitenland, hen voorschrijven wat ze moeten doen: nergens is die impact van familieleden en supporters zo groot als bij ons. Terwijl ze bijvoorbeeld in Italië thuis opgehaald en afgeleverd worden, ze leren leven in ploeg. Dat is nog iets waaraan hier veel te weinig aandacht wordt geschonken. Verder ontbreekt het hier ook compleet aan een scoutingssysteem. Daardoor ben je als profploeg verplicht om te gaan kijken in de kranten wie er wint, terwijl dat niet per se de besten zijn, zoals vroeger met Johan Museeuw is gebleken. Bovendien moet je hier ook een lange arm hebben om prof te worden. Dat zit ingebakken in het land, dat krijg je er niet uit.

Ik verwacht geen enkele Belg in de eerste dertig in de Tour. Kurt Van de Wouwer heeft nu met een zesde plaats in de Dauphiné wat losgemaakt, maar je moet afwachten wat dit voorstelt. Zeker als je moet beginnen koersen op het hoogste niveau. Ik denk trouwens dat Jan Ullrich weer de te kloppen man wordt. Daar twijfelde ik al niet aan toen hij vijftien kilogram boven zijn gewicht zat, alleen mag hij zich dat soort zaken nog niet te veel veroorloven, want dat gaat ten koste van het lichaam. Hoe Vandenbroucke zich als ronderenner gaat ontwikkelen, moet je afwachten. Ik vind het verstandig dat hij nu de Tour links laat liggen. Als hij start, dan zit heel België met enorme verwachtingen en die kan hij wellicht nog niet inlossen. Vorig jaar is zijn vuurdoop in de Tour heel behoorlijk geweest. Wat me opviel, was de enorme rust die hij toen uitstraalde, terwijl hij anders een vat vol zenuwen is. Dat had naar mijn idee te maken met de aandacht voor zijn persoon, met de gigantische belangstelling rond dit evenement. Daar geniet hij van. Maar na die Ronde van Frankrijk weet hij nog niet waar zijn limieten liggen. In de bergritten is hij nog niet echt tot het uiterste gegaan, zeker niet een aantal dagen na mekaar. In die zin was die Tour voor hem geen maatstaf. Vergeet niet dat hij nog maar 23 is. Als je de toptwintig van de UCI-ranking bekijkt, dan staan daar twee renners van onder de 25 in: Ullrich en Vandenbroucke. De gemiddelde leeftijd bedraagt 29 jaar. Daarom was hij ook beter bij ons gebleven. Hij schoof die beslissing over zijn toekomst steeds voor zich uit, tot ik hem dan verplichtte te kiezen. Er zal voor hem in die andere ploeg een nieuwe situatie ontstaan. Hij kan zich niet meer wegsteken, komt gegarandeerd onder een moordende druk te staan. Laat staan dat je problemen krijgt met de knie en dat de hele ploeg met je staat of valt. Hoe moet dat niet aan de psyche vreten?

Ik vind dat Frank dit seizoen op een opmerkelijke manier evolueerde: sinds zijn overwinning in Parijs-Nice schat hij het belang van een ploeg veel beter in. Dat was vroeger niet het geval. Toen wist hij niet dat een kopman moet proberen om op een bepaalde manier op zijn ploegmaats in te spelen. Je kan zeggen: ze mogen blij zijn dat ze voor mij mogen werken. Maar je kan je ook zo opstellen dat ze je graag hebben en zich echt helemaal voor je gaan geven. Dat zijn dingen die je niet krijgt maar zelf afdwingt. Dat heeft Vandenbroucke intussen goed begrepen.”

Rudy Pevenage droeg in 1980 in de Ronde van Frankrijk tien dagen lang de gele trui. Hij profiteerde van een lange ontsnapping en kreeg iedere dag een lawine aan publiciteit. Nu is Pevenage adjunct-ploegleider bij Telekom , de ploeg van Jan Ullrich. Door te werken met een renner die in het even befaamde als controversiële DDR-systeem werd geboetseerd, constateerde Pevenage onder meer dat het jonge Belgische renners ook aan mentale kracht ontbreekt.

“Je merkt dat Jan Ullrich de vruchten plukt van een harde opleiding. Hij is mentaal sterk, heel plooibaar en volgzaam en stelt absoluut geen hoge eisen. Alleen in de winter wil hij twee maanden volstrekte rust, bij wijze van ontlading. Dan eet hij veel, vandaar die gewichtsproblemen in het begin van het seizoen. Die bleven aanslepen omdat hij lang met een virus sukkelde. Zodat hij maanden achter zijn vorm aanreed.

Ik denk dat er op gebied van morele weerbaarheid nog heel veel werk te leveren is in België. De mentale kracht om door die pijngrens heen te gaan, is bij ons nauwelijks aanwezig. Vandaar dat iedereen op een gegeven moment onderuitgaat in zo’n grote ronde, dat sommigen wel heel even laten zien dat ze iets kunnen, maar dat nooit een paar dagen na mekaar bevestigen. Bovendien ontbreekt vaak ook de drang om aan te vallen, om zich in het avontuur te storten zoals ik dat destijds deed. Ik stapte zonder ambitie in de Tour, ik werd door omstandigheden leider en ik pakte uiteindelijk als niet-spurter de groene trui. Frank Vandenbroucke bezit dat temperament ook, maar je moet afwachten of hij ook het lichaam heeft van een ronderenner. Als je Ullrich ziet, dat is één brok spieren. Die lange hefbomen, die sterke dijspieren en dunne kuiten die het hem mogelijk maken in het gebergte heel lang in het zadel te blijven zitten, dat is aangeboren, al zijn al die kwaliteiten in de opleiding wel op een gedegen manier ontwikkeld. Terwijl er bij ons nog altijd veel talent verloren gaat. Van de andere kant: je moet ook het karakter en de wilskracht hebben om er te komen. Wat dat betreft, zie je bij Ullrich heel goed dat hij uit een ander systeem komt. Zes weken op trainingskamp, een paar kleine rittenwedstrijden na mekaar zonder naar huis te gaan, er rolt geen klacht over zijn lippen. Terwijl er bij ons dan snel wordt gejammerd. We moeten echt werken aan de mentaliteit; een kader scheppen waarin renners de gelegenheid krijgen zich te ontwikkelen. Zoals dat destijds met Ullrich gebeurde. Hoewel: zo secuur was dat systeem ook niet. Toen Ullrich in die sportschool zat, was hij voorbestemd om aan atletiek te doen. Hij kon heel goed lopen. Zijn voorkeur ging echter uit naar de fiets. Zijn geluk was dat een van de trainers toen heel erg in wielrennen was geïnteresseerd. Het toeval heeft ook in zijn leven een grote rol gespeeld. Maar zo is dat natuurlijk altijd: als Frank Vandenbroucke niet uit een wielergekke familie komt, wordt zijn talent wellicht ook niet opgemerkt.”

Nico Mattan is sinds anderhalf jaar de lijfknecht van Frank Vandenbroucke. Hij kent de Waal als geen ander. Mattan, die ook bij de jongeren nooit een echte winnaar was en zich vanuit een grote zelfkennis graag als helper wegcijfert, verwacht niet dat Vandenbroucke zich op korte termijn helemaal op de Ronde van Frankrijk gaat toeleggen.

“Frank is iemand die alles wil rijden en alles wil winnen. Op dit moment geeft hij duidelijk de voorkeur aan de klassiekers en dat is verstandig ook. Dat soort wedstrijden leunt perfect aan bij zijn mogelijkheden. Als Frank in topvorm is, dan kan hij zowel Parijs-Roubaix als drie dagen later de Waalse Pijl winnen. Die totaal verschillende omlopen, dat verteert hij op korte tijd vrij gemakkelijk. Hij rijdt even gezwind en gemakkelijk de hellingen van de Ronde van Vlaanderen op als hij over de kasseien van de Hel van het Noorden davert. Maar de Ronde van Frankrijk, dat is nog wat anders. Maar gegarandeerd dat zijn carrière in die richting evolueert dat hij zich binnen een jaar of vier helemaal op de Tour gaat toespitsen. Om te kijken hoe ver zijn mogelijkheden daarin reiken. Dat zit in het karakter van Frank: hij wil zijn grenzen aftasten en verleggen. Al zie ik hem nooit de Tour winnen. Om daar drie weken overeind te blijven, moet je breder gebouwd zijn. Kijk naar Indurain, Riis en Ullrich, het zijn allemaal renners van beton. Frank zit met een aantal fysieke nadelen. Hij zegt vaak: indien ik over twee dezelfde benen zou beschikken, dan was ik gegarandeerd twintig procent sterker.

Frank barst van de ambitie, hij heeft echt het karakter van een kampioen. Ook met de minder aangename trekjes die daar bijhoren. Dat betekent vooral: hij is nogal egocentrisch ingesteld. Hij laat zich graag bedienen, vragen of je een drankje wil gaan halen terwijl hij op zijn bed ligt, bijvoorbeeld. Hij zal ook niet zo snel zeggen dat je iets goed hebt gedaan. Maar als er iets verkeerd liep, als je in de koers iets fout inschatte, dan krijg je dat wel meteen te horen, ook in aanwezigheid van andere renners, dat stoort hem niet. Ik denk wel eens: er zijn geen vijf renners in het peloton die zich zo gemakkelijk aan Frank zouden kunnen aanpassen als ik. Dat heeft met mijn karakter te maken. Ik ben braaf, ik maak met niemand ruzie. Maar het is toch niet gemakkelijk om voor hem te werken. Je merkt vaak bij kampioenen dat ze veeleisend zijn voor zichzelf, maar ook voor een ander. Van de andere kant: hij is recht voor de raap, hij zal nooit iets achter je rug vertellen. En aan bepaalde dingen merk ik wel dat Frank mij enorm apprecieert. Bijvoorbeeld aan het feit dat hij wil dat ik altijd dezelfde wedstrijden rijd als hij. Toen ik niet werd geselecteerd voor Milaan-Sanremo, heeft hij zich daar enorm over opgewonden. In wezen wil Frank een ploeg die voor hem werkt. Bij Mapei is dat vaak moeilijk, daarom opteert hij nu voor een andere ploeg. Hij droomt echt van een team dat helemaal rond hem is geboetseerd. Wat dat betreft, zit hij heel anders in mekaar dan bijvoorbeeld Johan Museeuw die zich zelfs als wereldkampioen niet te groot voelde om de spurt aan te trekken. Maar Johan is dan ook veel rustiger dan Frank. Ook naar de pers toe. Stel dat Frank straks een goede Ronde van Spanje rijdt, dan roept hij gegarandeerd dat hij wereldkampioen wordt. Dat provocatieve, daar houdt hij wel van.

Frank leeft honderd procent voor zijn vak. Als je met hem traint, is dat echt heel intensief. Wat me vooral frappeert, is de razendsnelle manier waarop hij telkens weer in vorm geraakt. Dat heeft natuurlijk te maken met zijn klasse: in mei een week gaan vissen in Frankrijk, niemand die weet waar hij uithangt, geen fiets aanraken, wie kan zich dat veroorloven? Frank is ook heel moeilijk te sturen. Hij laat zich leiden door zijn intuïtie of door bepaalde ingevingen van het moment. Na de Ronde van Vlaanderen moest hij bijvoorbeeld in de Ronde van het Baskenland starten. Maar toen hij hoorde dat ik voor die wedstrijd niet was aangeduid maar dat hij wel met zeven Italiaanse ploegmaats diende te starten, weigerde hij te gaan. Hij zei tegen Lefevere: ik blijf thuis. Dan kan je hem nooit op andere gedachten brengen, daar is hij te eigenwijs voor. Maar vervolgens wint hij dus wel Gent-Wevelgem, dat niet in zijn programma was voorzien. Dat typeert kampioenen zoals Frank: ze zijn onvoorspelbaar. Ook in de uitbouw van hun carrière, dat zag je toen hij van Lotto naar Mapei ging. Daar kwam veel kritiek op, maar het was voor hem moeilijk om in een ploeg te werken waar zijn vader mecanicien is. Net zoals er zich ook nu nog vaak bizarre situaties voordoen: toen Frank in zijn eerste seizoen bij Mapei vooraan reed in Parijs-Brussel, liet Jean-Luc Vandenbroucke hem achtervolgen door de hele Lotto-ploeg. Terwijl de vader van Frank achteraan in die wagen zat. Die moet zich toch niet prettig hebben gevoeld.

Of Frank iets van zijn vader leerde? De zin voor perfectie qua materiaal. Er mag geen stofje op zijn fiets liggen of hij is nerveus. Alles moet voor hem tot in de puntjes geregeld zijn. En ik herhaal het: hij vindt het normaal dat iedereen alles voor hem doet, hij zal nooit laten blijken dat hij dat respecteert. Dat is naar mijn idee toch zijn minst aangename kant. Mensen die bij ons in de ploeg komen, verwonderen zich daarover. Maar ik zeg dan: je moet hem kennen, hij bedoelt het goed. Dat heb ik al vaak gemerkt. Als hij bijvoorbeeld ergens tekent voor een criterium en eist dat ik mee mag doen. Of nu weer, nu hij me meeneemt naar die andere ploeg. Dat is zijn manier om dankbaarheid te tonen.”

“Het gevaar voor peesletsels is bij hem veel groter dan bij anderen.”

“Vorig jaar straalde hij in de Tour een enorme rust uit.”

“Hij heeft het temperament maar misschien niet het lichaam van de ronderenner.”

“Hij zal niet snel zeggen dat je iets goed hebt gedaan.”

Jacques Sys

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content