Twee jongens van nog geen achttien: Thijs De Luyck en Jimmy Hemeleers. Ze kenden elkaar goed. Ze waren samen opgegroeid in instellingen. In december 2005 vermoordde Jimmy zijn beste vriend, Thijs. Over het leven dat voorafging.
‘Het begon allemaal op 13 juli 1987. Er werd een jongen geboren.’ Het zijn de eerste zinnen in het dagboek van Thijs De Luyck. Zijn moeder, Christel, was op 4 november 1986 getrouwd met Stefaan, zijn vader. Stefaan was psychisch labiel, hij liep in de wereld rond met zelfmoordplannen. Christel en Stefaan konden niet voor de kinderen zorgen. Thijs ging vaak naar zijn grootouders. Hij noemde ze pepe en meme.
Toen Thijs twee jaar oud was, verliet Stefaan het gezin. Niemand heeft ooit nog iets van hem gehoord. Christel leerde Guy kennen, een slager uit Erpe-Mere. Ze ging met hem samenwonen, en Thijs bleef bij de grootouders. Na zeven maanden was het slagerssprookje gedaan, en Christel trok weer bij haar ouders in.
Toen Thijs drie was, ontmoette zijn moeder Louis. Louis was verslaafd aan alcohol. Christel was verslaafd aan alcohol. Louis sloeg Christel, Thijs keek toe. Na twee jaar trouwden Christel en Louis, en vier maanden later werd er een broertje voor Thijs geboren: Yannick. Christel was vaak weg.
Thijs dacht dat Louis zijn vader was. Hij zag hoe zijn moeder en zijn vader steeds meer begonnen te drinken. Op een dag hoorde hij hoe zijn moeder, terwijl ze de slagen van zijn vader afweerde, riep: ‘Louis! Durft niet op de kleine te slagen, want het is den uwen niet!’ Die woorden zou Thijs nooit vergeten. Toen Thijs zes was, werd hij door Louis geadopteerd.
Na de geboorte van het broertje waren er steeds meer vechtpartijen tussen Christel en Louis. Hij zag hoe Louis Christel bedreigde met een samoeraizwaard en nunchaku’s. Ze hadden thuis twee honden: een poedel, die Snoepi, heette en een Mechelse herder, die Toby werd genoemd. Soms stookte Louis de honden op om moeder te bijten. Soms deelde Thijs in de klappen. Hij was bang voor de lijfstraffen van Louis. Hij moest geknield met zijn armen omhoog gaan zitten. Als hij moe werd en zijn armen liet zakken, nam Louis zijn broekriem af en gebruikte ze als zweep.
Thijs had een lui oog – geërfd van zijn moeder, dacht hij. Omdat hij scheel keek, werd hij op school gepest. Yannick, zijn broertje, lag soms de hele dag in zijn wieg of park te schreien. Thijs zocht hulp bij zijn pepe en meme, die zijn moeder vaak wat geld moesten toestoppen. Toen Thijs zeven was, zei Louis: ‘Ge moogt nooit meer naar pepe gaan.’ Het gezin verhuisde van Aalst naar Brakel, waar Louis familie had. De andere kant van de wereld voor een kind.
In 1996, Thijs was toen elf, werd Louis in een psychiatrisch ziekenhuis opgenomen. Hij liet al zijn rekeningen blokkeren; Christel zat zonder geld. De kinderen raakten ondervoed. Thijs herinnert zich dat hij kattenkorrels at. Zijn luie oog werd niet meer afgeplakt. Na enkele maanden zag hij bijna niets meer. Op school verzon hij vaak verhalen over zijn afwezige ouders: ze waren van de Mount Everest gevallen, zei hij. Of hij had gezien hoe ze zich beiden een kogel door het hoofd gejaagd hadden. Soms vulde hij op formulieren in plaats van zijn moeders naam, de naam van zijn grootouders in als er werd gevraagd naar zijn ouders.
Na vier jaar besloot Christel officieel bij Louis weg te gaan. Ze ging terug naar Aalst, naar haar ouders, samen met de kinderen. Tot ze Franco leerde kennen, een uitbater van een escortebureau. De groot- ouders van Thijs hadden het vermoeden dat hij Yannick seksueel misbruikte.
Daarna werd Christel verliefd op Mario. Ook Mario dronk veel. Als moeder en stiefvader naar het café gingen, gingen de kinderen mee. Soms werden ze achtergelaten bij de grootouders. Toen beide kinderen met darmproblemen in het ziekenhuis van Aalst moesten worden opgenomen, kwamen Christel en Mario niet op bezoek. De arts van het ziekenhuis waarschuwde Kind in Nood. ‘Ik zal mijn problemen zelf wel oplossen’, bezwoer Chris- tel.
Toen Thijs twaalf was, bracht zijn moeder Christel hem samen met zijn broertje naar zijn grootouders, en vertrok met Mario naar Londen. Enkele dagen later ging de telefoon bij pepe en meme in Aalst. Een telefoon uit Londen: ‘Kunnen jullie geld opsturen zodat ik naar huis kan komen?’ vroeg de moeder van Thijs. De grootouders maakten het geld over, maar Christel kwam niet terug. De jeugdrechtbank van Dendermonde besloot de kinderen voorlopig bij de grootouders onder te brengen. Toch werden ze bij pepe en meme steeds agressiever, alsof ze alles in hun buurt wilden vernielen. Op verzoek van de grootouders werden Thijs en Yannick onderzocht in het Vertrouwenscentrum Kindermishandeling in Brussel.
In het Vertrouwenscentrum stond een teddybeer in de hoek van de kamer. ‘Kijk eens naar die beer’, zei de therapeut tegen de kinderen. ‘Stel je voor dat die teddybeer een van jullie ouders is. Jullie mogen ermee doen wat jullie willen.’ Ze vlogen op de teddybeer af, en begonnen hem te slaan en te schoppen. Acht maanden later werden de kinderen geplaatst in het West-Vlaams Observatie- en Therapeutisch Centrum De Berkjes in Brugge. Elk weekend kwamen de kinderen bij hun grootouders op bezoek.
Een dag na zijn dertiende verjaardag werd Thijs in de instelling De Klimop Termuren geplaatst. Daar leerde hij Jimmy kennen. Thijs zei tegen een van de begeleiders dat hij er behoefte aan had zijn moeder beter te leren kennen. ‘Maar pepe en meme hebben veel met haar meegemaakt. Ik weet niet goed wat ik moet doen.’ Hij kon geen evenwicht vinden in zijn liefde. Soms kwam zijn adoptievader, Louis, op dagbezoek in de instelling. Thijs werd na die bezoeken agressief. Het ging bergaf met hem. Drie jaar later, hij was toen bijna zestien, werd hij veertien dagen in crisisopvang geplaatst tot er plaats was in de instelling De Betsberg.
Thijs keek niet uit naar zijn achttiende verjaardag. Dan zou hij de instelling moeten verlaten, en hij was bang dat hij dan helemaal verloren zou zijn. Een opleiding had hij nooit volgehouden, en werk kon hij niet houden. Hij was bevriend geraakt met iemand die nazistische sympathieën had. Hij volgde graag de sympathieën van een ander – eerder wou hij coureur worden omdat een maat goed kon koersen.
Begin oktober 2005 besloot hij zijn moeder op te zoeken in Londen. De eerste twee weken waren een feest, het voelde als een hereniging. Maar het feest duurde niet lang. Hij zag hoe ze nog altijd dronk. Hij zei dat ze hem had verkracht en al het geld aan alcohol opdeed. In Londen ontmoette hij voor het eerst zijn vijfjarige halfbroertje, Vincent. ‘Hij maakt nu mee wat Yannick en ik hebben meegemaakt’, zei hij. ‘Hij wordt aan zijn lot overgelaten.’ Thijs werd agressief. Zijn moeder liet de politie komen, die hem meenam. Dat gebeurde twee keer. Toen werd Thijs op de trein naar België gezet. Maar hij had wél een toekomstperspectief: hij wou zijn halfbroer naar België overbrengen en zelf voor hem zorgen, of zijn grootouders overhalen om dat te doen. ‘Mijn moeder is geen haar verbeterd. Ik beleef alles opnieuw’, zei hij. Later wilde hij ook voor zijn grootouders zorgen.
Bij zijn terugkomst uit Londen bleek hij eigenhandig HELP op zijn arm te hebben getatoeëerd.
Aan een vriendin vertelde hij dat hij een moord die een vriend had gepleegd niet langer kon verzwijgen.
Even later werd Thijs vermoord teruggevonden in een veld.
De grootouders verklaarden dat noch Louis, noch zijn moeder aanwezig was op zijn begrafenis.
Jimmy Hemeleers werd op 8 januari 1988 geboren in Asse. Zijn moeder, Kristel, was op haar zestiende in een studio gaan wonen. Ze had weinig contact met haar gescheiden ouders; die hadden nooit interesse getoond voor haar kinderen. Kristel droomde van een loopbaan als kapster, maar al snel werd ze dienster in een café in Schaarbeek. Daar leerde ze Thierry kennen. ‘Onze zoon heeft een drankprobleem, pas toch op’, waarschuwden zijn ouders. Af en aan, zeven jaar lang, zo werd de relatie tussen Thierry en Kristel genoemd. Tussen dat af en aan werden hun kinderen Jimmy, Vanessa en Sara geboren. Sara is mentaal gehandicapt. Tussen dat af en aan werd Kristel ook verliefd op andere mannen. Soms woonden die bij het gezin in, maar nooit voor lang.
Wat Jimmy zich van zijn kindertijd herinnert: dat Thierry soms een week van huis kon wegblijven om zijn pree op te drinken. Zijn moeder verstopte het geld soms in haar onderbroek. Er waren nachten dat Thierry thuiskwam, en dan werd er geroepen en getierd. Dan gooide Thierry Jimmy van zijn bed om geld onder de matras van het kind te zoeken. Dat een vriendin van Thierry, die ook alcoholicus was, soms op hem lette als zijn vader en moeder naar het café waren. Dat ze nooit lang op hetzelfde adres woonden, omdat zijn moeder altijd moest vluchten voor schuldeisers. Toen Jimmy zes was, legde hij een brandende prop onder het bed van zijn zus Sara. Het huis brandde af. Kristel verhuisde met de drie kinderen opnieuw. Ze ging bij Asig wonen, een man die in de gevangenis had gezeten. De kinderen zagen hoe Asig hun moeder sloeg tot ze erbij neerviel. Ze verhuisden opnieuw. En opnieuw. En opnieuw.
Wat Jimmy zich nog herinnert: dat zijn moeder hem en zijn zusjes vaak alleen liet. Dat ze steeds andere relaties had. Toen Jimmy negen was, moest zijn moeder hem en zijn zus Vanessa naar De Boomgaard, een instelling, brengen. Ze werden ‘een multi-problem gezin’ genoemd. Jimmy was het toen al gewoon om voor zijn zussen te zorgen; hij kon luiers verversen.
Vanessa en Jimmy bleven in De Boomgaard tot hij tien werd. Zijn moeder leerde een Tunesiër kennen met wie ze ging samenwonen. In 1999 werd Gordy geboren. Een jaar later vertrok de Tunesiër en kwam Ibrahim inwonen. Twee jaar later nam Abdoulaye zijn plaats in. Jimmy werd een moeilijke puber. Op zijn veertiende verwondde hij zijn zus Vanessa met een boormachine. Hij had maar één vriend: zijn hond, Laika. Soms stuurde zijn moeder hem naar het hondenhok met een blik hondenvoer. Dan aten Laika en Jimmy samen de brokken op. Soms bedelde Jimmy etensresten op school om zijn hond te voederen. Toen Abdoulaye en Jimmy’s moeder beslisten om Laika naar een hondenasiel te brengen, stortte Jimmy’s wereld in. Hij werd steeds agressiever.
Wat Jimmy zich nog herinnert. Zijn moeder bakte frieten, maar als straf mocht hij er niet van eten. Ze gooide de rest van de frieten bij de kippen en zei dat hij zijn frieten maar zelf moest verdienen. Ze gaf hem de bijnaam ‘Dutroux’.
De moeder-zoonrelatie werd steeds moeilijker. Jimmy kwam tussen kerstavond 2002 en eind 2006 in tien verschillende schuilplaatsen en instellingen terecht: De Klimop, de gemeenschapsinstelling in Mol, zwerversplekken in Amsterdam, De Spar, De Boomgaard, De Waai, het psychiatrisch ziekenhuis St.-Blasius, het jongerenhuis in Gent en De Betsberg in Oosterzele. Maar hij werkte graag. ‘Een goede werker, net als zijn vader’, hoorde hij altijd zeggen. Zijn bazen waren tevreden over de jonge man. Jimmy leerde vlijtig voor slager, maar soms verdween er geld. En wat iedereen opviel: hij toonde nooit zijn emoties. Zijn gedrag werd steeds vreemder. Zijn moeder had hem thuis al beschuldigd van diefstal, en van de verkrachting van zijn mentaal gehandicapte zus. Op school pleegde hij diefstal. Ook een slager die medelijden met hem kreeg en hem onderdak aanbood, werd bestolen. In maart 2003, toen Jimmy in de instelling De Klimop zat, vermoordde hij op vijftienjarige leeftijd zijn vriend Tanase. ‘Ik wou voelen hoe dat koord om zijn nek spande en hoe hij doodging.’ Het lichaam van Tanase werd pas veel later in een maïsveld teruggevonden, vermorzeld door een landbouwmachine. Het lichaam was te erg aangetast om er nog sporen op te vinden. Pas veel later bekende Jimmy de moord.
Hij wordt omschreven als een kernpsychopaat. Ooit had hij A Beautiful Mind gezien, de film over een geniale wiskundige die schizofreen is. ‘Ik kan mij altijd voordoen als een schizofreen’, had hij tegen zijn vrienden van de instelling gezegd. Het was een weddenschap geworden. Hij begon zich inderdaad vreemd te gedragen, praatte met mensen die er niet waren, begon rond te dolen in de instelling, zonderde zich af in zijn kamer, zei ‘vreemde dingen’. Hij zei later dat hij er trots op was dat hij de psychologen iets had kunnen wijsmaken. Als hij ergens van werd verdacht of zelfs werd betrapt – een inbraak, een diefstal, drugs dealen – verzon hij altijd een leugen. Soms liet het hem koud.
Jimmy hield van Jean-Claude Van Damme. Hij speelde graag spelletjes op de computer; bekeek er porno op. Soms werkte hij als slagersjongen tot hij de uitputting nabij was. Hij klaagde nooit over overuren, was altijd stipt. Het geld op zijn spaarrekening voelde als een vorm van veiligheid.
‘Hij leek vriendelijk in je gezicht, maar achter je rug deed hij alles wat niet mocht’, zeggen mensen die hem gekend hebben. Liegen is mijn tweede natuur geworden, zei hij zelf, als een soort overlevingsinstinct. En dat hij graag wat socialer was geweest, maar dat hij niet wist hoe hij dat moest doen.
Op 10 december 2005 vermoordde Jimmy zijn beste vriend, Thijs, op gruwelijke wijze. Voor die moord werd Jimmy, vorige week vrijdag net twintig jaar geworden, door het Gentse assisenhof tot 30 jaar cel veroordeeld. Op het proces bleek dat Jimmy zijn moeder vanuit de gevangenis nog geld had gestuurd om voor zijn broers en zussen kerstcadeautjes te kunnen kopen. Moeder zei ook dat ze de tijd niet vond om Jimmy te bezoeken in de gevangenis – ze heeft een kleine baby. De vader van het kind is terug naar zijn land gestuurd. ‘ Opgestuurd’, zei ze. ‘Ik sta voor alles alleen.’
Yannick kreeg het dagboek van zijn broer uit handen van het gerecht. Hij werd gewaarschuwd voor de schokkende inhoud.
DOOR ANNA LUYTEN