EEN HUURCONFLICT IN ALEPPO

BROOS HERSTEL Een rebel van het Vrije Syrische Leger aan de naaimachine. © HAMID KHATIB/REUTERS

Na bijna twee jaar burgeroorlog zijn er de eerste bevrijde eilanden in het land, de eerste tekenen van een burgerlijk bestuur. Opstandelingen organiseren processen, islamisten bevoorraden de bakkerijen met meel.

© Der Spiegel

Aleppo is een akelige stad. Zeker de oostelijke helft, gecontroleerd door de rebellen en gebombardeerd door de regering. Alles ziet er verwoest en somber uit. De huizenrijen bestaan uit schaardige silhouetten van half ingestorte gebouwen en opengereten kamers naast onbeschadigde gevels.

Vele wijken hebben nog amper stroom, zelden drinkwater. Huishoudgas kost zeventien keer zo veel als vroeger. In het park hakt een oude vrouw met een spatel stukken hout uit een boomstronk. Tussen het afval zoeken kinderen naar plastic flessen.

En toch is deze half kapotgeschoten romp van wat ooit een miljoenenmetropool was weer vol met mensen. Vele duizenden zijn teruggekeerd omdat Turkije geen vluchtelingen meer wil opnemen, omdat hun spaarcenten op zijn, omdat ze liever thuis hopen dat de volgende bom elders inslaat, in plaats van in doorweekte tenten in de kou. ’s Avonds zitten om de zoveel meter mensen voor kleine vuren op de stoep, af en toe rollen vrachtwagens met automatisch geschut erop gemonteerd door de straten, in de verte zijn ontploffingen te horen van het bombardement door de luchtmacht.

Niemand heeft het hier alleen voor het zeggen, niemand zou de concurrerende milities kunnen verhinderen om de stad in een tweede Mogadishu te veranderen. Maar dat is alsnog niet gebeurd. Winkels en restaurants zijn zelfs ’s avonds open, er zijn minder overvallen en ontvoeringen dan in de maanden voor de gevechten.

Deze normaliteit heeft ook iets verontrustends. Als had je te maken met een slapend monster waarvan niemand weet hoe lang het nog rustig blijft.

Twee jaar na de eerste aarzelende betogingen voor meer vrijheid is er uit de opstand tegen Bashar al-Assad een oorlog gegroeid die op het punt staat Syrië in tweeërlei opzicht te vernietigen: hij verandert de steden in ruïnelandschappen en dreigt het samenleven van geloofs- en volksgemeenschappen voor vele decennia kapot te maken.

900.000 vluchtelingen registreerden de Verenigde Naties eind februari in de buurlanden van Syrië, elke dag komen er duizenden over de grenzen, twee miljoen zijn in het land zelf op de vlucht. Tyfus, hepatitis en de ooit als ‘Aleppo-buil’ bekende huidziekte berglepra, breiden zich uit. Zowat 70.000 mensen kwamen tot nu toe om, dagelijks sterven er 100, 200 meer, de meesten burgers, en daarnaast rebellen en soldaten van het regime.

Twee jaar is een zeer lange tijd, als je die moet doorbrengen in het schootsveld van een regime dat na de tanks en gevechtsjets sinds het begin van het jaar ook Scudraketten stuurt naar de gebieden die zich willen onttrekken aan zijn dictatuur. De raketten worden meestal afgevuurd vanuit Damascus, ze hebben een bereik van meerdere kilometers en ze maken vaak slechts gigantische kraters in onbewoond gebied. Onlangs echter werd Aleppo opnieuw getroffen. Half verlaten huizen werden vernield, een dozijn mensen kwamen om het leven. Even later volgde er nog een raketaanval die minstens twaalf burgers doodde.

Twee jaar is een gevaarlijk lange tijd, wanneer de rest van de wereld het niet eens is over hoe ze moet omgaan met de toenemende gruwel. Wanneer de Duitse minister van Buitenlandse Zaken Guido Westerwelle oproept tot matiging, wanneer Moskou wapens levert aan het regime, Iran elitetroepen van de revolutionaire gardes stuurt en een geestelijke daar openlijk over Syrië spreekt als de ’35e provincie van Iran’.

Op de grootste betogingen tegen Bashar al-Assad in 2011 in Hama en in de buitenwijken van Damascus liepen er honderdduizenden mee. Men moet ervan uitgaan dat een meerderheid van de Syriërs wil leven in een rechtsstaat.

Maar hoe overleeft de burgermaatschappij tegenover het mateloze geweld van de machthebbers? Elk bombardement, elk bloedbad aangericht door de Shabiha-milities van Assad jaagt meer volk in het verzet, ook mensen die niet op straat waren gekomen voor democratie en vrijheid – maar die nu naar de wapens grijpen, om hun doden te wreken. Zo groeien de rangen van de rebellen aan, maar zo veranderen ze ook: wie slechts uit is op vergelding kan het niet schelen wat er na Assad komt.

Graadmeter

Aleppo is in elk opzicht een goede graadmeter voor de verwoesting. Het is immers niet alleen een reusachtige, maar ook een ingewikkelde stad: hier waren het niet de bewoners die eerst betoogden en dan naar de wapens grepen zoals in Homs of Deir al-Sor. Alleen studenten en veel advocaten rebelleerden, maar de stad als geheel bleef rustig, zelfs toen de mensen in de omringende regio’s al lang van kamp waren veranderd. Regimegetrouwe geestelijken, zakenlui en de plaatselijke maffiaclans hielpen de handelsmetropool stevig in de greep van Assad houden.

Het waren de rebellen van het platteland, uit de dorpen en kleine steden die vorig jaar in juni de aanval leidden en binnen enkele weken de halve stad innamen – of bevrijdden, naargelang van het standpunt. Of ze dat wilden of niet, de bewoners van de oostelijke helft werden het slachtoffer van de tegenaanvallen van het regime, dat met artillerie, tanks en vliegtuigen hele huizenrijen in de as legde. Het front tussen de wereld van de rebellen en het oude Aleppo verloopt in een zigzaglijn van het zuidoosten naar het noorden, bijna onveranderd sinds maanden.

Maar hoe functioneert deze stad, wie houdt haar bij elkaar? Rafat Rifai, een van de organisatoren van de overgangsgemeenteraad, somt de spelers in het bevrijde deel op. De rebellen van de Tauhid-brigade, de gemeenteraad, de ‘vrije advocaten’, de gerechtshoven, de artsenvereniging en de islamisten van het Nusra-front.

Je zou ook kunnen zeggen dat niemand heerst, zegt Rifai: ‘Wat Aleppo bijeenhoudt, is het maatschappelijk contract van zijn inwoners. Het respect voor mekaar en de bereidheid tot compromis. Alleszins tot nu toe.’

Ploegen monteurs herstellen altijd opnieuw de kapotte elektrische leidingen. De ondergrondse ziekenhuizen werken, leggen bloedbanken aan en houden een inentingscampagne. De staat levert geen meel meer, maar elke dag wordt niettemin 30 tot 70 ton verbakken. Het zijn de eerste signalen van een functionerend civiel bestuur.

Marwan Kaïdi was een der eerste rechters die van kamp veranderde. Sinds vier maanden zit hij nu de rechtbank in de Ansari-wijk voor – wat minder makkelijk is dan het klinkt. ‘We moeten eerst bereiken dat alle eenheden van de rebellen ons erkennen als juridische instantie, om te verhinderen dat ze in geval van conflict elkaar gaan arresteren. Wij willen de staat redden. Maar met welke rechtspraak?’

Ze improviseren nu met een mengvorm van juridische normen van de Arabische Liga en islamrecht: ‘Maar eigenlijk zetten we vooral in op bemiddeling. We kunnen een dief toch geen drie jaar achter de tralies stoppen!’

Op de vraag of er net een zitting aan de gang is, die we kunnen volgen, volgt een schouderophalen, een geblader in de papieren. Dan een hoofdknikken, en we wurmen ons door het gedrang op de trappen naar een klein kantoor. Daar zitten, op een rij op bonte kampeerstoelen, een baardige burgerlijke rechter en een baardeloze shariarechter aan de tafel, daarnaast een notulist, de klager en zijn broer. Het gaat om een huuraangelegenheid. Zowaar. In Aleppo, anno 2013, terwijl het in de verte om de paar minuten davert en elke dag de lijken van degenen die neergeschoten werden komen aandrijven uit de zone van het regime. Een huuraangelegenheid.

De klager heeft woonruimte in zijn huis verhuurd tot 31 december 2012, al weken tevoren was de huurder gewoon verdwenen, zonder te betalen, maar zonder zijn bezittingen mee te nemen. Nu zou men gewoon de deur kunnen openbreken en het slot vervangen, zeker in deze tijden waarin de uitzonderingstoestand geldt. ‘Maar dat ware juist fataal’, zegt een van beide rechters. ‘Achteraf beweert de huurder nog dat zijn voorwerpen van waarde gestolen zijn, en komt hij met een wapen. We moeten de orde handhaven, juist nu!’

Er wordt een uitstel van zeven dagen beslist, aan te kondigen met een papier aan de woningdeur, daarna zal in aanwezigheid van twee mannen van de revolutionaire politie de woning worden geopend en alles genotuleerd wat de vermiste huurder toebehoort.

De openbare orde, zo had rechter Kaïdi tevoren gezegd, zou alleszins minder een probleem zijn dan de groeiende aanhang van de radicalen. ‘Die willen niet alleen Assad, maar ook de ongelovigen bestrijden. Maar dat zijn in hun ogen negentig procent van de mensen hier.’

Geld uit Saudi-Arabië

Jabbat al-Nusra, die even twijfelachtige als prominente groep radicalen, is in Aleppo veel kleiner dan het min of meer georganiseerde rebellenverbond van het Vrije Syrische Leger (FSA). 500 tot 1000 strijders telt de radicale groep, tegenover de 20.000 man van het FSA. Hun populariteit berust niet op militaire successen, maar op geld.

Genoeg geld om van een plaatselijke FSA-bevelhebber honderden ton meel af te kopen en de bakkerijen van Aleppo wekenlang te bedienen. Geld, om huishoudgas en diesel te kunnen verdelen tegen de oude gesubsidieerde prijzen en begin februari zelfs beweging te krijgen in de vuilophaaldienst, die sindsdien al afvalbergen ter grootte van hele voetbalvelden opruimde.

Waar het geld vandaan komt, kan zelfs een afvallig lid niet vertellen, ‘vermoedelijk uit Saudi-Arabië en Kuweit’, waar predikers grote sommen inzamelen. Maar zelfs de eigen mensen schijnen dat niet precies te weten. Net zomin lijken ze te hebben vernomen wie al-Nusra aanvoert. ‘Zelfs de twee emirs in Aleppo veranderen voortdurend van naam, en of er nog iemand boven hen staat, weet niemand.’

De meeste kaderleden, aldus de afvallige, zouden komen uit de kring van Syrische islamisten die vanaf 2003 voor de jihad naar Irak trokken, na hun terugkeer aangehouden en in maart 2011 opnieuw vrijgelaten werden. Met journalisten praten de emirs niet.

Ook in andere steden zijn er Nusra-groepen, maar Aleppo is hun bolwerk – tot verbittering van de FSA-bevelhebbers die lang gewacht hebben op hulp uit het Westen, die niet kwam. ‘Telkens weer hebben we de Amerikanen ontmoet’, vertelt Abu Jumaa, de nummer twee van de Tauhid-brigade, Aleppo’s grootste rebelleneenheid met meer dan 8000 strijders.

‘Ze zeiden ons dat we tot een gezamenlijke militaire leiding moesten komen, en de vereniging van de oppositie-in-ballingschap moesten erkennen. Dat hebben we gedaan. Dan zouden ze ons met wapens ondersteunen, zeiden ze. Maar dat deden ze niet, we kregen zelfs geen civiele toerusting. Ze willen niet dat we winnen. Misschien willen ze ook niet dat we verliezen. Maar wat is dan hun bedoeling?’

De late vijftiger, voor de revolutie fabrikant, bevestigt de ervaringen van de andere bevelhebbers. ‘De Amerikanen willen de radicalen tegenhouden, zo beweren ze. Maar zo lang als die geld krijgen uit Saudi-Arabië en elders, worden zij sterker en wij zwakker.’ Dat zou zelfs geen ideologische kwestie zijn. Wie betaalt, kiest de muziek.

Op 7 februari gaf de afscheidnemende minister van Defensie van de VS Leon Panetta bij een hoorzitting in de Senaat een verklaring voor de maandenlange politiek van pappen en nathouden: hij zelf was gewonnen voor wapenhulp aan de rebellen, evenals toenmalig minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton en de CIA-chef van toen David Petraeus. Maar president Barack Obama zou in laatste instantie anders hebben beslist.

Washington houdt het liever bij verdere onderhandelingen met Moskou. Maar daarmee wordt de oorlog niet opgeschort, noch komt er zo een eind aan. Beide kampen in Syrië zijn uitgeput. De rebellen ontbreekt het aan materieel, Assads regime zit met een gebrek aan soldaten. De veranderingen voltrekken zich langzaam, maar ze wijzen allemaal in dezelfde richting: dorp na dorp, district na district, militaire post na post veroveren de rebellen het land.

DOOR CHRISTOPH REUTER IN ALEPPO – © Der Spiegel

De staat levert geen meel meer, maar elke dag wordt niettemin 30 tot 70 ton verbakken.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content