Hij heeft weinig nodig om een klimaat te scheppen. Bart de Baere zet zijn eerste stappen als directeur in het Museum voor Hedendaagse Kunst Antwerpen.
Toen bekend raakte dat Bart de Baere de opvolging van Flor Bex aan het hoofd van het MuHKA zou verzekeren, klonken heel wat felicitaties veeleer als verkapte condoleances. Sinds de omgebouwde graansilo achter de Scheldekaaien in Antwerpen in 1987 als museum van hedendaagse kunst ging functioneren, had de omgang met kunst er nog maar zelden het karakter van een avontuur, een ontdekkingstocht en een experiment, wat het vroegere ICC aan de Meir zo spannend maakte.
Bex’ verhuis van de nerveuze, internationaal georiënteerde productieplaats ICC naar het nieuwe, behoorlijk bureaucratisch gestructureerde MuHKA met zijn verblindend witte dozen, had vreemd genoeg ook zijn ingesteldheid als directeur veranderd. Flor Bex verbond zijn naam aan de uitbouw van een middle of the road-collectie- en tentoonstellingsbeleid, waarbij Vlaamse kunstenaars positief gediscrimineerd werden. Dat was deels om ideologische redenen: in het officiële museum van de Vlaamse Gemeenschap moest kunst van eigen bodem kennelijk voorrang krijgen.
Maar er speelden ook financiële aspecten mee. Eind jaren tachtig werd een eenmanstentoonstelling van de Duitse kunstenaar Gerhard Merz in volle voorbereiding afgelast omdat de raad van bestuur het geld terugtrok. Bex had toen de eer aan zichzelf kunnen houden en ontslag nemen, wat hij in een vorig leven ook zou hebben gedaan. Maar hij koos voor de zekerheid van zijn vaste baan, en kwam daar in alle bescheidenheid ook eerlijk voor uit.
De klap voor zijn internationale geloofwaardigheid was echter aanzienlijk, en hij kwam die eigenlijk nooit helemaal te boven. De spraakmakendste tentoonstelling met internationale kunst onder zijn directeurschap werd samengesteld en gecoördineerd door twee kunstenaars: Troublespot Painting, door Luc Tuymans en Narcisse Tordoir, in het Van Dyckjaar 1999.
Het gebrek aan financiële armslag verplichtte Flor Bex echter niet om een middle of theroad-beleid te voeren. Zijn artistieke smaak was wel degelijk mee veranderd, van pure avant-garde naar een brede keuze van elegant ogende kunst, goed gemaakt en vaak niet van humor gespeend. In zijn verdediging van die optie, stelde hij dat de hedendaagse kunst zelf verburgerlijkt was.
GOEDE MAALTIJDEN
Bedrijven, sponsors, notabelen en gewone burgers vonden de weg naar het MuHKA, waar ze niet alleen stevige artistieke seances volgden, maar ook feestjes en goede maaltijden aanrichtten – een weg die later ook het Gentse SMAK ging bewandelen. Bex wist een groot publiek aan te spreken, en slaagde in de uitbouw van een educatieve dienst die onder leiding van Geertrui Pas lange tijd toonaangevend was. (Zijn opvolger Bart de Baere heeft haar opnieuw bij het SMAK weggeplukt)
Zelf geen man met een meeslepende visie, wist hij zijn curatorenteam niet te inspireren tot het uitwerken van een coherent tentoonstellingsbeleid, en er groeide met de jaren een situatie waarbij ieder zo’n beetje zijn eigen weg uitstippelde. In een zo moeilijk hanteerbaar gebouw als het MuHKA, met zijn plompe architectuur, warrige ruimtelijke verdeling en bunkersfeer, werd dat gebrek aan cohesie bij elke nieuwe tentoonstelling onmiddellijk zichtbaar. Nooit zag het MuHKA er in zijn geheel eens goed uit, altijd weer waren er gedeelten waar middelmaat, routine, gebrek aan inspiratie en aan ruimtelijk inzicht de sfeer verpestten.
De overtuiging won veld dat het in deze architectuur wel nooit meer goed zou komen. Onvergetelijk waren daarom de schaarse momenten waarop individuele kunstenaars erin slaagden het heersende klimaat kortstondig maar drastisch op te heffen: Ann Veronica Janssens, toen ze aanhoudend een laag dikke mist door een grote zaal joeg en er de opgenomen straatgeluiden liet doordringen. Ilya Kabakov, die bijna een hele verdieping in een psychiatrisch ziekenhuis veranderde, wat het MuHKA op dat moment – en niet alleen in architecturaal opzicht – eigenlijk ook was.
De zachtaardige, hopeloos sympathieke Bex had een heel goed contact met de kunstenaars van zijn keuze, en hield zich graag in hun atelier op. Zijn ruime smaak zorgde ervoor dat de MuHKA-collectie in de breedte alleszins weinig Vlaamse kunst vanaf de jaren tachtig gemist heeft. Voor de briljante speelvogel De Baere wordt het een genot om in die enorme reserve te graaien, het meeste in depot te laten en selectieve presentaties te maken die ongetwijfeld even fris, beeldend associatief en grensoverschrijdend zullen zijn, als ze vroeger wat zwaar op de hand, statisch en binnen-de-lijntjes waren.
De ex-adviseur beeldende kunst bij de minister van Cultuur en ex-curator van het SMAK hoeft overigens niet te wachten tot september, wanneer hij de tentoonstellingsprogrammatie overneemt, om in enkele actuele presentaties een hoogst particuliere toon te horen waar hij zo verliefd op is. Hebben de MuHKA-curatoren, anticiperend op zijn komst, al op een speciale golflengte afgestemd, vlak in de buurt van de zijne, ten teken van warme verwelkoming en bereidheid tot constructieve samenwerking?
Het is een intrigerende, supersubtiele toon die zich niet brutaal en aanhoudend opdringt, maar zich met geregelde intervallen overal tussen nestelt, zoals de zachte fluittoon van een bontgevlekte vogel. Vooreerst gebeurt dat, bij een collectiepresentatie met de beeldgedichten van Paul de Vree (1909-1982), duidelijk hoorbaar in twee sonorisaties waarbij de onsterfelijke stem van acteur Julien Schoenaerts enkele vocalises van De Vree ten gehore brengt: meteen al in de tochtige ruimte tussen de twee automatisch openschuivende inkomdeuren, en vervolgens ook in de immense zaal met de daarbij aansluitende trechterruimte, blootgesteld aan het straat- en kadegebeuren buiten.
De poesia visiva van de Antwerpenaar De Vree knoopt aan bij een stroming in de dichtkunst die het woord voluit versterkt met een passend grafisch beeld, en die onder meer voor Paul van Ostaijen en Kurt Schwitters een onuitputtelijke bron van inspiratie vormde. Meer dan zijn eminente voorbeeld Van Ostaijen plukte De Vree losse woorden uit de alfabetische stroom om ze tot concrete visuele beelden te verharden en ze als een steen, pats, in het beeldvlak te gooien: HONGER. MuHKA-curator Yonah Foncé demonstreert dit sprekend aan de hand van een reeks van zeven brandwonden en vijftig fotoreproducties.
VERVLOGEN DAGEN
Het menselijke en maatschappelijke engagement dat eruit sprak, zou vandaag niet meer zo lapidair door de gesofisticeerde cultuurelite uitgedrukt worden, terwijl het in de jaren zestig en zeventig juist heel courant was. Kunst was voor De Vree net zo min waardevrij als dat voor de Antwerpse beeldend kunstenaar Guy Mees (66) het geval was, toen hij in 1969 en 1971 zijn hoogste onbeduidend en onschuldig ogende Portretten op pellicule vastlegde en in 1974 op video. De drie personen die daar ontspannen het ereschavotje op en af gaan, parodiëren fijntjes de kern van het maatschappelijke gebeuren: de met dierlijke ernst gevoerde concurrentiestrijd om de eerste plaatsen.
Mees (ook een niet onaardig vogeltje) zag in het hiërarchiedenken toch vooral het bespottelijke. Nu zijn marktwaarde – door zijn invloed op de kunstenaars van verschillende jongere generaties – aanzienlijk is, kosten de originele Portretten behoorlijk veel geld, de corresponderende video al iets minder. En omdat noch Guy Mees, noch Bart de Baere uitsluitend de markt de rol van waardebepaler willen laten spelen, hebben ze de Portretten ook nog eens in fotoversie laten aanmaken, en die prominent tegen de wand opgehangen. Vandaag nog heel goedkoop, morgen allicht niet meer.
Omgekeerd ondergingen de alleen in boekvorm verschenen beeldgedichten van Paul de Vree een upgrading doordat ze met foto-emulsie elk afzonderlijk op doek afgedrukt werden, en dus de status van een uniek schilderij benaderen.
En wat is de waarde van een tewaterlating van enkele zakjes zuiver water in de smerige Schelde? Die happening uit vervlogen dagen, gedocumenteerd in foto’s, versterken het aura van kunstenaar Guy Mees, zeker als ze zo plechtig onder glas in een vitrinekast opgebaard staan. Er moet een verband zijn tussen de historische Schelde-actie van Guy Mees en de zakjes zuurstof die Honoré d’O (40) hoog tegen de zoldering van de hoogste MuHKA-verdieping gekwakt heeft. Het noodrantsoen Co2 maakt deel uit van d’O’s veelledige installatie All the Details extended, en fractures recomposées, een aanstekelijk werkende verzameling van hybride objecten, ontsproten aan het brein van een kunstenaar-uitvinder-dokter die zijn gaven – creativiteit, experiment, geneeskunde – aanwendt om zijn publiek te behoeden voor een dodelijke val in verstarring, geestdodende passiviteit en conformisme.
Als een anti-Sisyphus loopt Honoré d’O fluitend achter zijn last, die telkens vanzelf de berg op- en af rolt. Hoewel de installatie, die is aangekocht door het MuHKA, in wisselende configuraties kan worden opgebouwd, waagt de kunstenaar zich aan een zorgvuldige registratie ervan, teneinde zo precies mogelijk uit te stippelen in welke slagorde bepaalde onderdelen straks de een of andere dode hoek van het museum zullen opfleuren.
Dat vermogen om vlottende sculpturale energie in regelmatige stroomstoten door het museum te jagen, traint de bezoeker in het ontwikkelen van een flexibele kijk op kunst. Dat wordt een onmisbare kwaliteit in het nieuwe MuHKA. In dat opzicht lijken de keurig ingeboxte meubelen van Dimitri Vangrunderbeek (37) in omgekeerde zin te werken. Als om ze te behoeden voor het soort subversieve transformatie door de Honoré d’O’s van deze wereld, heeft hij hun vormen bijna hermetisch afgedekt. Dat levert vooreerst een ietwat lacherige variant van de bloedserieuze minimal art, maar ontpopt zich in laatste instantie tot een daad van destabilisering, zij het dat de schommelende beweging die gemaakt wordt van puur mentale aard is, want stokstijver kan huisraad moeilijk opgesteld zijn.
Eigenlijk doet Vangrunderbeek veel meer met dingen dan ze van hun functie beroven. Wellicht zijn mooiste werk volvoert een van de prachtigste bewegingen ooit gemaakt in de ronde MuHKA-zaal met cirkelvormige openingen in de zoldering, waarvoor Vangrunderbeek als pendant een licht hellende, ronde constructie in hout bedacht. Curator Lilaine Dewachter laat alle aspecten van zijn kunnen aan bod komen, en ook catalogusauteur Hans Theys trekt Vangrunderbeeks demarche door tot zijn poëtische kern: ‘Onder zijn handen beginnen ruimtes te aarzelen en worden voorwerpen weerloos. Hij scheurt ze voorzichtig open met een briefopener en ontcijfert hun ingewanden (…).’
Het MuHKA vaart weer onder één vlag, zo lijkt het. Dat moet Bart de Baere helpen om zijn eerste stappen als museumdirecteur niet in de verkeerde richting te zetten. Wat het collectiebeleid betreft, liet hij al duidelijk zijn intenties blijken. Zijn prioritaire keuzes zijn drieërlei. Vooreerst gaat het om ‘museale werken en ensembles van buitenlandse kunstenaars’ om zo tot een ‘representatie van mondialiteit’ te komen. Verder geeft hij de voorkeur aan ‘beeldende kunst die gebruik maakt van nieuwe media’ (foto, film, geluidswerken en video). En ten slotte gaat hij voor ‘aanvullende werken ter versterking van de collectie’, wat betekent dat van sommige kunstenaars meer dan één werk wordt aangekocht, om tot de vorming van sleutelensembles te komen. Mooie beloften, wind in de zeilen.
Jan braet
Tot 12 mei. MuHKA, Leuvenstraat 32, Antwerpen. Open van 10 tot 17 uur. Gesloten op maandag.
Een warm welkom aan een briljante speelvogel.
Wat is de waarde van een tewaterlating van enkele zakjes zuiver water in de smerige Schelde?