In Vlaanderen is Jan Couvreur een nobele onbekende, maar op de Filipijnen is ‘father John’ een milieuheld. Twintig jaar al bestrijdt de Vlaamse scheutist de vernietiging van de laatste ongerepte wouden in het noorden van het eiland Luzon. Dat hij dat heeft overleefd, is een mirakel. ‘Maar toch zal ik hier ooit mijn laatste adem uitblazen.’
‘Kent u father John echt niet, sir? Hij is ook een Belg, een green priest. Iedereen kent hem.’ Een onverwachte vraag is het, op enkele uren rijden van de bewoonde wereld. Ik staar naar het majestueuze Sierra Madregebergte op het eiland Luzon en onderga een lofzang op een mij onbekende Belgische priester. Het is midden juli en ik ben samen met mijn gidsen van de Mabuwaya Foundation op zoek naar enkele van de laatste endemische zoetwaterkrokodillen op de Filipijnen.
Zes maanden later schud ik voor het eerst de hand van de legendarische priester, terwijl hij de chauffeur van mijn tricycle uitkaffert: dat hij een oplichter is, hoe durft hij 300 pesos (6 euro) te vragen voor de rit van Santiago naar de kampong hier in Quirino! Jan Couvreur (66) leeft al veertig jaar op de Filipijnen. De afgelopen twintig jaar strijdt hij voor het behoud van de laatste tropische wouden op het eiland Luzon. In 2008 kreeg hij voor zijn ‘environmental heroism’ de prestigieuze Satur Neri Award uit handen van de Filipijnse president Gloria Arroyo. Nieuws dat de Belgische media niet haalde.
In zijn grote pastorie stelt Couvreur me aan zijn huisgenoten voor. Onder hen twee jonge, Filipijnse seminaristen, zijn manusje-van-alles sinds vele jaren en een weesjongen. De baas van de St. John the Evangelist-parochie heeft zich omringd met een goed uitgebouwd team. Wat later groet hij de tachtig arme leerlingen die hier elke dag gratis de maag vullen. Couvreurs voedselprogramma loopt al acht jaar en geeft arme leerlingen de kans om te blijven studeren. Hij neemt me mee naar de typische tropenkerk die naast het imposante parochiehuis ligt. Meer dan zeshonderd bomen op de vier hectare grote kampong weren de altijd drukkende hitte. ‘Allemaal zelf geplant’, zegt de pater scheutist uit Roeselare. ‘Onze gemeente is op het vlak van bosbouw de actiefste in de hele Filipijnen.’ Het is dertig graden en de lucht trilt van de hitte, maar Couvreur draagt een Noorse pull. Hij lacht: ‘Als kind al had ik het altijd koud, en zelfs hier ook. Op mijn bed ligt een dik Belgisch deken. Tijdens mijn maandelijkse busreis naar Manila draag ik een jas en muts.’
Tyfoon
Waarom koos de scheutist voor de Filipijnen en niet voor een van de vele andere landen waar zijn Congregatie van het Onbevlekte Hart van Maria aanwezig is? ‘Twee gebeurtenissen hebben mijn leven vormgegeven’, zegt Couvreur terwijl hij zich uitstrekt op zijn ligzetel, een tumba-tumba. ‘Mijn ontmoeting met Roland Marzan, een twaalfjarige jongen die ik als seminarist zag sterven na mishandeling door zijn stiefmoeder. Hij vroeg me om een bankje naar de Filipijnen te brengen en aan de arme kinderen te geven. Het tweede was mijn auto-ongeluk op 29 mei 1976 in Bambang. De weg was door een tyfoon weggespoeld. Terwijl mijn auto in het ravijn stortte, vroeg ik God om me tot mijn veertigste te laten leven; om iets zinvols met mijn leven te doen. En ik kreeg meer dan ik vroeg.’
Quirino heet Couvreurs huidige gemeente, gelegen in de schandalig mooie provincie Isabela, in het noordoosten van Luzon, het grootste eiland van de Filipijnen. Samen met de naburige provincie Cagayan vormt dit een van de biocultureel meest waardevolle streken ter wereld. Tjokvol endemische flora en fauna: de Filipijnse arend, de Filipijnse krokodil, de Filipijnse oehoe, de Filipijnse dwergijsvogel: dit is hun biotoop. Op een oppervlakte van vier vijfde die van Vlaanderen leven 2,6 miljoen mensen en zes etnische groepen: Ilocano, Ibanag, Malaueg, Itawi, Gaddang en Aetas, een negritovolk dat tienduizenden jaren geleden op de Filipijnen arriveerde.
De eerste Vlaamse missionarissen kwamen in 1907 naar deze regio. Couvreur is hier nu de laatste scheutist. Aan de hand van historische kaarten toont hij me hoe ingrijpend de Filipijnen zijn veranderd. De dominante kleur is van ongerept groen in donkerbruin overgegaan. In een eeuw tijd verloren de Filipijnen de helft van hun bosoppervlak. Ruim tachtig procent van de wouden zijn verdwenen sinds de Spanjaarden in de zestiende eeuw de meer dan zevenduizend eilanden koloniseerden. Er blijven momenteel minder dan 7,5 miljoen hectaren woud over en de impact van dat groenverlies op mens en dier is enorm. Tyfoons – de Filipijnen hebben er zo’n twintig per jaar – krijgen vrij spel, modderstromen en overstromingen eisen steeds meer levens. De biodiversiteit verschrompelt snel.
De paradijselijke eilandennatie zet haar natuur in de uitverkoop. Terwijl Chinese en Taiwanese mijnbedrijven aan de straat van Babuyan hele stranden afgraven en riviermonden leegscheppen, ontfutselen schatrijke politieke dynastieën de arme bevolking hun gronden, rechten, wouden en toekomst. Hele regio’s worden gemilitariseerd en leeggezogen. Activisten, advocaten, journalisten, priesters, parkwachters en andere dwarsliggers worden het zwijgen opgelegd Filipino style: een motor die voorbijrijdt, een onverwachte bezoeker en een kogel in de kop. Sinds 2011 werden zo 21 boswachters vermoord, sinds 1992 meer dan 70 journalisten. De Filipijnen zijn wel een heel aparte democratie.
Don Camillo
Jan Couvreur mocht dat de afgelopen veertig jaar in de frontlinie meemaken en giet zijn spectaculaire verhaal nu in een boek. ‘Ik hou van deze mensen. Bezoek ik eens om de drie jaar België, dan mis ik ze al op de lucht-haven van Manila. Maar na veertig jaar heb ik het nog altijd moeilijk met hun mentaliteit. Ze spreken over waarden en samenwerking, maar de realiteit blijkt totaal anders. Als ik iets kon veranderen, was het deze mensen wat meer discipline bijbrengen. En het hele onderwijssysteem hervormen.’
Couvreurs boek in wording gaat vooral over zijn vijftien jaren in de gemeente Gamu, zijn tien jaar in San Mariano en het afgelopen decennium in Quirino. In Gamu ging hij vijftien jaar lang als een Don Camillo de strijd aan met de plaatselijke Peppone. Tegen de corruptie en voor de rechten van de gewone mensen. ‘In Gamu was het hard tegen hard. De mensen in Gamu dachten op de duur dat ik een directe lijn met God had en met een simpel ritueel mensen om zeep kon helpen. Op een bepaald moment begonnen mijn tegenstanders een voor een te overlijden. De schoonzoon van de burgemeester van Gamu, de rechter die me altijd openbaar had aangevallen, een corrupte militair, en nog enkele anderen. Father John is nog steeds een begrip in Gamu. Het was een harde leerschool, maar het bereidde me voor op mijn nieuwe taak in San Mariano.’
Het was daar dat Jan Couvreur in 1993 zijn duivels ontbond tegen de illegale houtkap. In de jaren tachtig draaiden de kettingzagen in San Mariano nog op volle toeren. Negentien grote bedrijven hadden er een houtconcessie. Het ongerepte woud werd er in een rotvaart aan planken gezaagd. En dat mocht toen nog. Maar het verbod op legale houtkap in 1991 veranderde niet bijster veel aan de situatie. Legale werd illegale houtkap. Met carabao’s (waterbuffels) werden ’s nachts stammen tot aan de rivieren getrokken om ze vandaar uit naar verzamelpunten te laten drijven. ‘De kerk had mij op het hart gedrukt om mij niet te bemoeien met de houtkap in een gemeente die voor meer dan de helft bestond uit tropische wouden’, vertelt Couvreur. ‘Dat kon enkel ellende opleveren, klonk het. Maar ik kon het niet laten. Zorg voor natuur en milieu en opkomen voor armen en verdrukten is een deel van mijn missie en die van mijn orde. Waarom moeten velen lijden voor het gewin van enkelen?’
Father John werd een ‘green priest’ en zou als voorbeeld dienen voor andere geestelijken. Het is opvallend hoe de katholieke kerk op de Filipijnen samen met ngo’s en milieuorganisaties een prominente rol speelt in de strijd om het behoud van de laatste ongerepte wouden.
Narrahout
Met zijn zevenen eten we in de grote keuken van de pastorie. Father John wisselt vloeiend Ilocano af met Filipino, Engels en Nederlands. De twee seminaristen luisteren zich de oren van het hoofd als hij vertelt over de tyfoon die hem in 1993 in de strijd om het woud betrok. ‘Door de storm kwamen duizenden illegaal gekapte boomstammen van de heuvels naar beneden. Het ging om duur en gegeerd narrahout en dat zorgde voor grote problemen. De geconfisqueerde boomstammen zouden voor de heropbouw van San Mariano worden gebruikt, maar dreigden uiteindelijk door het Department of Environment and Natural Resources (DENR) afgevoerd te worden. Mijn gelovigen vroegen om daar iets aan te doen, want noch de regionale directeur van DENR, noch de gouverneur of de rechter bewogen. Ik besefte dat ik niet alleen stond in mijn strijd en vond het tijd voor people power. In een mum van tijd kregen we vierhonderd mensen in kleine vrachtwagens, jeepney’s en tricycles bij elkaar om het transport te blokkeren. Uiteindelijk konden we met steun van de gouverneur veertig procent van het hout in de gemeente houden. Eind november 1994 hebben we dan een comité opgericht tegen de illegale houtkap en om de notoir corrupte boswachters van DENR in de gaten te houden.’
En dat werkte. ‘We bouwden onze eigen motorboot. Onze nachtpatrouilles controleerden de rivieren en hielden vrachtwagens tegen. In vijf maanden tijd namen we bijna 36.000 kubieke duim hout in beslag. Dat was niet niks: een kubieke duim is dertig cm lang, vijf cm breed en een duim dik. En we meldden verschillende gevallen van corruptie aan de DENR. Zijn boswachters lieten zich massaal omkopen. Iedereen wist dat hun checkpoints cashpoints waren. Ook de dorpshoofden lieten zich vaak omkopen.’
De inbeslagnames zorgden voor zware deining en de politieke weerstand. Couvreur: ‘Na de verplichte ontbinding van ons comité – omdat we weigerden de DENR erbij te betrekken – laaide de houtkap weer stevig op. Daarom stichtten we met de bisschop en enkele priesters een diocesane actiegroep ter bescherming van het milieu. Tot grote paniek van de illegale houthandelaars en hun werkvolk.’
Illegale houtkap wordt meestal besteld door invloedrijke of rijke financiers die er grof geld mee verdienen. Zij houden hun onderbetaald werkvolk stevig onder de duim. Couvreur: ‘De teams die diep in het woud werken, bestaan deels uit arme jongemannen die in een dorp op een of twee weken wandelafstand van de kapplaats leven. Wordt het hout geconfisqueerd, dan ontvangen ze geen peso. We wilden vooral de financiers en hun tussenpersonen treffen, niet deze arme mensen. Daarom dat we deze mensen soms financieel hielpen.’
De succesvolle raids van Couvreur leidden tot harde actie bij zijn tegenstrevers. ‘In totaal zou ik in Gamu en San Mariano aan negen aanslagen ontsnappen. Een keer omdat ik toevallig sigaretten was gaan kopen. Een andere keer omdat een jonge kerel een gesprek tussen twee huurmoordenaars had afgeluisterd. Of omdat de huurmoordenaars afhaakten nadat ze hadden vernomen dat ik een priester was. Hun drie vervangers kon ik afschudden. Ze hadden van de zoon van een burgemeester elk 400 euro gekregen om mij te doden. Later in San Mariano zette men 25.000 euro op mijn hoofd. In 1999 vuurde de burgemeester zelfs op mij, maar zijn zoon verhinderde dat ik werd geraakt.’
Couvreur was de huurmoordenaars altijd een stap vooruit omdat zo veel mensen hem waarschuwden. ‘Mijn goddelijke bodyguard doet prima zijn werk’, lacht hij. ‘Hier is altijd wel iemand bereid om je voor minder dan honderd euro om zeep te helpen. Als Filipino priester was ik al honderd keer vermoord. Als buitenlander durven ze me minder maken dan andere priesters. Ze weten dat er anders grote buitenlandse reactie en aandacht volgt.’
Hinderlaag
In 2002 eindigde Couvreurs periode als priester in San Mariano. Hij werd door zijn orde gevraagd om vanuit Rome de werkgroep Rechtvaardigheid, Vrede en Heelheid van de Schepping te coördineren. ‘Intussen werd in de provincie Isabela het gerucht verspreid dat ik in België in een hinderlaag was afgemaakt’, zegt de scheutist lachend. ‘Maar ik was niet opgeleid voor de taak in Rome. Na enkele maanden voelde ik dat ik mijn tijd aan het verdoen was. Ik kon beter mensen op de Filipijnen helpen en vertrok weer naar Luzon. Er bleek een plaats open in Quirino, op veertig kilometer van San Mariano. Toen ik hier arriveerde, waren er streken zonder een enkele boom. Daar is verandering in gekomen. We hebben al 400 hectaren bos aangelegd. Meer dan 60 hectaren moesten heraangelegd worden na een brand. Dat is typisch Filipijns: geen onderhoud, geen brandweerwagen in een streek waar ‘slash and burning’ nog steeds erg populair is. Iedere zomer worden duizenden hectaren in brand gestoken om nieuw gras de kans te geven en de carabao’s te voeden. Maar het vuur vernietigt ook veel bomen. Onbegrijpelijk.’
Couvreur blijft als hoofd van de milieudesk van het bisdom Illagan de strijd tegen de ontbossing voortzetten. ‘De corruptie blijft een moeilijke dobber. Het is eigen aan de Filipijnse cultuur. Van de laagste tot de hoogste niveaus. Voormalig president Arroyo stak miljarden in haar zak. Ondanks de plundering van het land door Ferdinand en Imelda Marcos, zit Imelda opnieuw in het congres, zetelt hun zoon in de senaat en is de dochter gouverneur. ‘We are a very forgiving people, father,’ zeggen ze me als ik zeg dat ik dit niet begrijp.
Couvreur beschouwt zichzelf niet als een activist, hoewel hij door sommigen zo gezien wordt. Het woord activist heeft een erg slechte bijklank op de Filipijnen: dat van een rebel, een sympathisant met de communisten. ‘Wij starten geen opstand, zijn tegen wapens en geweld’, verduidelijkt Couvreur. ‘Wij zijn actief zonder activist te zijn. Het is een deel van onze missie om een stem te geven aan de stemlozen en de mensen bewust te maken van hun eigen situatie, verantwoordelijkheid en rechten. Veel mensen kennen hun rechten niet en zijn gewoon doodsbang. Hun waardigheid wordt voortdurend geschonden. Mijn patroonheilige is Johannes De Doper. Hij verloor zijn hoofd voor rechtvaardigheid en waarheid. Ik ben daartoe bereid.’
Kapverbod
Optimistisch is Jan Couvreur niet over de groene toekomst van zijn mooie streek. ‘In San Mariano zijn de mensen me dankbaar voor de strijd. In sommige barrio’s (wijken) zijn er opnieuw bomen en maïs in plaats van gras. Sommige illegale houthakkers gingen opnieuw boeren en planten. Bouwen in plaats van vernielen. Houtkap gaf hen gemakkelijk verdiend geld, maar beroofde hen van hun toekomst. Als het hout op is, rest er niks meer. Een van hen vertelde me dat hij al vijftien jaar hout uit het woud sleept. Hij is nu nog altijd even arm als vroeger. Maar zijn rijke opdrachtgever is nog veel rijker geworden. Sommige houthakkers hebben dat begrepen. Maar de illegale houtkap gaat verder ondanks het totale kapverbod van de president. ‘Ik vrees dat het vijf na twaalf is voor de wouden op de Filipijnen. Over twintig jaar staat hier geen boom meer.’
Toch blijft Couvreur niet zitten met een gevoel van ontgoocheling. ‘Ik ben erg dankbaar dat ik dit heb kunnen doen en dat ik iets bereikt heb. Maar ook dat er jongeren zijn die zich voor de goede zaak willen inzetten. Op alle politieke niveaus wordt er nu wel actie ondernomen. In vergelijking met 1993 is meer dan tachtig procent van de houtkap gestopt. Hopelijk nemen ze herbebossing serieus en bestrijden ze het jaarlijkse afbranden van de grond. Bij mij komen ze kijken hoe het moet. Of dat iets oplevert, is een ander paar mouwen. Filipino’s kunnen moeilijk iets volhouden. Het zijn specialisten in kortetermijndenken. In elk geval: binnenkort vliegen we er opnieuw op uit om de houtkap in kaart te brengen en de daders te pakken. Als ze denken dat onze luchtinspecties verleden tijd zijn, dan kennen ze ons niet.’
DOOR PETER DUPONT
‘Hier is altijd wel iemand bereid om je voor minder dan honderd euro om zeep te helpen. Als Filipino priester was ik al honderd keer vermoord.’
‘Veel mensen kennen hun rechten niet en zijn gewoon doodsbang. Hun waardigheid wordt voortdurend geschonden.’
‘Ik vrees dat het vijf na twaalf is voor de wouden op de Filipijnen. Over twintig jaar staat hier geen boom meer.’