De wens is de vader van de gedachte. ‘Een van de redenen waarom het snelrecht bij ons niet echt kan werken,’ zuchtte een hoge magistraat enkele weken geleden, ‘is dat het strafregister in verschillende gerechtelijke arrondissementen nog met de hand wordt bijgehouden – net niet meer met een ganzenveer.’ Dat maakt, bedoelde hij, dat een dossier moeilijk binnen de korte termijnen van de procedure kan worden afgerond.
Het is niet meer dan een voorbeeld. Maar het zegt iets over het verschil tussen droom en werkelijkheid en de sprong die moet worden gemaakt om de maatschappij helemaal aan de spits van de technologische ontwikkeling te brengen. Toch is het dát wat de Belgische en Vlaamse overheden voor ogen staat. Sterker nog: ze hebben zich voorgenomen om de motor te zijn van dat proces.
Wat Vlaams mediaminister Dirk Van Mechelen en VRT-baas Bert De Graeve daar vorige week over hebben verteld, kwam in die zin niet als een verrassing. Het gonsde al langer dat er plannen werden voorbereid. De minister vraagt dat de publieke omroep zichzelf op korte termijn omvormt tot een zogenaamd e-serviceplatform. Een duur woord dat gewoon wil zeggen dat de instelling niet alleen radio en televisie zal aanbieden in hun klassieke vorm, maar daarnaast ook een aantal andere diensten langs elektronische weg ter beschikking zal stellen.
De omroep wordt de komende jaren een soort van laboratorium, waar een netwerk in elkaar zal worden geknutseld dat aan de Vlamingen zal worden aangeboden. Indien mogelijk gratis, want het gaat per slot van rekening om een dienst aan de gemeenschap. In ruil daarvoor zal wellicht het beheerscontract tussen de Vlaamse Gemeenschap en de VRT worden opengebroken. Wat de Vlamingen precies zullen krijgen, zal gaandeweg blijken. Hoeveel de ontwikkeling van het project zal kosten, weet op dit moment niemand. Het verklaart mee waarom de betrokkenen spaarzaam zijn met commentaar. Bovendien zal de operatie onvermijdelijk verstrekkende gevolgen hebben voor het hele medialandschap: er staan grote belangen op het spel.
De wens om België op te tillen in de wereld van de kennismaatschappij komt dus niet uit de lucht gevallen. Dat voornemen stond trouwens al in het regeerakkoord. Het is ook een Europees verlangen. Op hun top in Lissabon vonden de regeringsleiders van de Unie in de achterstand die Europa inzake informatie- en communicatietechnologie heeft opgelopen ten aanzien van de Verenigde Staten een nieuwe défi américain. De parallel is inderdaad groot met de uitdaging die Jean-Jacques Servan-Schreiber dertig jaar geleden voor Europa zag, bij het begin van het computertijdperk.
De informatie- en communicatietechnologie, kortweg ICT genoemd, heeft de toekomst. Het is ook al geen sciencefiction meer, maar realiteit. Bedrijven die over de juiste kennis beschikken, slagen er al jaren in om de internationale beurzen te laten kreunen of jubelen, lang voor er één frank winst is gemaakt. Het geeft aan hoe hoog de verwachtingen zijn die in de ‘nieuwe economie’ worden gesteld – grosso modo het geheel van de diensten en producten die vooral langs de weg van het internet worden verhandeld. Wie het zich allemaal niet goed kan voorstellen, neemt best een kijkje in het Huis van de Toekomst in Vilvoorde, waar een aantal ICT-toepassingen in een omgeving van dagelijks leven worden getoond.
Het probleem is dat de meeste van die toepassingen pas zullen renderen als de massa van de mensen toegang heeft tot en vertrouwd geraakt met de voorlopig complexe ICT-wereld. Die moet daarom net zo eenvoudig worden als het bedienen van de zapdoos van een televisietoestel. En hij moet zijn plaats krijgen in het hart van het gezin. Daar gaat het nu voornamelijk om. Wat Van Mechelen, De Graeve, en zovele anderen willen, werkt in de laboratoria van grote technologiebedrijven – maar de weg naar de huiskamer is nog lang en onzeker.
Het is desalniettemin een fascinerende wereld. De grootste fout die politici in hun enthousiasme daarbij kunnen maken, is veronachtzamen dat al die technologie tenslotte toch niet meer is dan een gebruiksinstrument, een middel. De ‘nieuwe economie’ wordt door sommigen aanbeden als een gouden kalf, maar ze bevat op zichzelf geen maatschappelijk of politiek project. Ze is er voor de mens, en niet andersom – de eeuwige nuance tussen welvaart en welzijn. En misschien moet ondertussen toch ook de klacht van die magistraat met zijn ganzenveer niet worden vergeten.
Hubert van Humbeeck