Hoe kunstenaars zich vandaag de “Hemel” voorstellen.
Wie de hemel alleen verstaat als de uitgestrekte leegte die zich in de buitenlucht boven zijn hoofd opent, zal zich niet aangesproken voelen. Nochtans, de verblijfplaats van God, engelen en heiligen moet zich ergens in het brede zwerk bevinden. Dat werd vroeger in de godsdienstles verteld, en eeuwige waarheden veranderen niet in een wip. Of is de hemel aan het eind van de eeuw inderdaad op onze hoofden terechtgekomen, en staan de slachtoffers een beetje verweesd naar de brokstukken te kijken?
In de tijd dat de kunst nog religieus was, spraken de beelden van het hiernamaals klare taal. Meer dan louter verwijswaarde hadden ze kracht van bewijs. En nog altijd worden mensen bereid gevonden om in enigerlei abstracte kunst een emanatie van een hogere essentie te ontwaren. Vooral de mysterieus zinderende kleurenvelden van Mark Rothko en Barnett Newman uit de jaren vijftig blijven sommigen in een quasi-religieuze extase brengen. Dat soort dingen wordt echter vandaag niet meer gemaakt. JosephBeuys (1921-1986) moet zowat de laatste geweest zijn die zijn opdracht als kunstenaar zuiver als die van een genezer opvatte. Tegenwoordig blijft de kunstscène zo goed als verstoken van sjamanen en hogere wezens.
Adam en Eva beten in de verboden vrucht. Daardoor verbeurden ze het recht om in het paradijs op aarde te blijven leven. En bovendien: plots werden ze sterfelijke wezens en schaamden ze zich over hun lichamelijkheid. Hadden ze zich beter beheerst, dan was de mentale afstand tussen aarde en hemel overbrugbaar gebleven.
Het verlangen naar de oorspronkelijke toestand blijft echter tot de verbeelding spreken. Elk reisbureau dat zichzelf respecteert, stuurt eenieder van vandaag op morgen naar het paradijs. Klein en lawaaierig voor de smalle beurs, groot en vredig voor wie er warmpjes in zit. Dat er veel nep mee gemoeid is, mag de pret niet drukken. Bekeken door lichtjes dichtgeknepen ogen, heeft elk landschap wel iets van de Hof van Eden.
Blijven de kerken hun ruimten vrijwaren van elke smet, overal elders tiert de contaminatie van religieuze en profane voorstellingen welig. Dat is nergens zo goed te zien als in de musea, waar elk opgebaard voorwerp als vanzelf een sacraal aura krijgt, al is het nog zo godslasterlijk.
In de Kunsthalle van Düsseldorf staan geen tafels waaraan transparante wezens rijstpap met zilveren lepels eten. Om eerlijk te zijn, de inkomhal heeft dezer dagen meer weg van een soort psychedelisch bordeel, terwijl toch de expositie Heaven geprogrammeerd staat. Uit het plafond en de muren puilen roze, tentakelvormige kussens, of wou kunstenares Katja Kloft een oceaan van reusachtige fruits de mer evoceren? Vreet en vrijt men zich dood, in heaven?
EEN STIJVE DANS
In een hoek staan eierdooiergele gewaden opgesteld. Ze reiken van de vloer tot aan de zoldering. Zo helemaal zonder lijf en leden erin, behoren ze niet toe aan aardbewoners. Het zijn maanvrouwen, door de Chinese kunstenares Qin Yufen ontleend aan de mythe van de twee zusters die op de maan leefden. Op een dag waren ze het beu om almaar door mannen te worden aangestaard. Daarom vroegen ze hun broer, die op de zon woonde, om ongemerkt hun plaats in te nemen. Niet tijdig door de media gewaarschuwd, bezweken de voyeurs aan de verblindende zonnestralen. Les: zelfs in de hemel is het macho-varkens geraden rekening te houden met feministische waarden.
De illusie houdt niet lang stand. De kunstenaars vandaag hebben gewoon geen idee hoe God, laat staan hoe de hemel eruitziet. Gilbert & George brengen zichzelf in trance met een stijve dans die maar niet wil ophouden, zonder dat er enig bovennatuurlijk licht boven hen neerdaalt. Wang Fu installeert gepolychromeerde beelden van slapende peuters langs de trapleuning van de Kunsthalle. Zo onder hun dekentjes, versierd met sprookjesachtige motieven, ademen ze engelachtige onschuld uit. In boeddhistisch perspectief zijn ze deelachtig aan een wezen dat alle mensen en dingen doordringt. Maar dat is allicht een kwestie van geloof. Evenveel zelfsuggestie is nodig om in het brede, oranje uitspansel van de Amerikaanse schilder Ed Ruscha meer te zien dan een glanzende Hollywoodse kunsthemel. Eternal Amnesia is de sprekende titel. Er is nog een vaag vermoeden van het ware paradijs, maar we kunnen er nooit meer opkomen.
Geen van hen is in staat om zeg maar de Sixtijnse Kapel van zijn tijd te beschilderen. Ze staan voor een leegte waar ze in een boog omheen lopen. Onderweg ervaren ze dat er toch iets gebleven is: het sacrale. Dat is geboren uit de aloude behoefte om op te gaan in een hogere waarheid. Die kan belichaamd worden in bepaalde personen, ook na hun dood, in spullen, relicten en gebeenten. Geen waarheid is echter zo hoog of ze kan iemand op de gedachte brengen haar aan anderen te verkopen. Dat geldt ook voor de kunst. In hoeveel heiligschennende bochten ze zich ook probeert te draaien, ze is het voorwerp van verering en verkoop, wat ook haar onderwerp weze. (Duchamp zette de kroon op het werk: een urinoir wordt kunst in het museum, niet in de eerste plaats om de esthetiek maar omdat het daar een object van adoratie wordt.)
In deze onderhand wel erg dikke soep roert de tentoonstelling Heaven. Wie is het duivelse brein dat geconsacreerde kunstwerken van Gary Simmons, Tony Oursler, Shirin Neshat en van vele anderen durft te exposeren naast een hoop goedkope relikwieën uit de sfeer van moderne afgoderij? We herkennen een met druiven, kreeft, popjes, uurwerken, bloemen en cameeën bezette bustehouder, compleet met op springveren gemonteerde foptepels in blauw doorschijnend plastic. Het ding stak rond het lijf van Madonna in de film Desperately Seeking Susan. Daarnaast prijkt een gepolychromeerd beeld uit lindehout, een levensechte voorstelling van Lady Diana als Madonna, de maagd Maria welteverstaan. Funky glitterkleren van ontwerper Thierry Mugler en een Stage Glove van Michael Jackson, vervaardigd uit fonkelende edelstenen. Ten slotte ook Ralf Burns’ onthutsende foto’s van de God Elvis-cultus in Graceland, en lichtblauwe zweetdoeken van de King.
EEN LIST VAN DE DUIVEL
Het brein achter deze uitstalling van kunst en parafernalia blijkt een intelligente, vriendelijke vrouw zonder kapsones te zijn – een list van de duivel natuurlijk. Ze is dan ook helemaal in het zwart gekleed. “Dat is een groot compliment, ik dank u”, zegt Doreet Le Vitté Harten wanneer we lucht geven aan ons gevoel dat haar tentoonstelling in meerdere opzichten wel eens een contaminatie, erger, een profanatie zou kunnen zijn. Wie een hiërarchisch verschil ziet tussen het geloof in Elvis en dat in Jezus, denkt in negentiende-eeuwse termen over religie, krijgen we te horen.
Toen maakte men een onderscheid tussen primitief en minder primitief geloof. En helemaal bovenaan stond de christelijke godsdienst. Dat kunnen we niet meer maken, vindt Le Vitté, net zomin als we het over authenticiteit kunnen hebben, tenzij in de verhouding 1:1. “Wie gelooft, weet of z’n gevoelens authentiek zijn of niet. Wie gelooft in Jezus, en hij is authentiek, verschilt in niets van de persoon die gelooft in Elvis. Dat is contaminatie natuurlijk, gezien vanuit hiërarchisch perspectief.”
Rad pratend, tussen koffie en sigaret. “Als ik de kritieken lees, moet ik altijd een beetje lachen, omdat ze het altijd hebben over kitsch. Dus, de tempel is besmet door kitsch! Alsof we niet in postmodernistische tijden leven, alsof ze echt geloven dat ze de waarheid op zak hebben. Ze zitten zo opgesloten in hun goede smaak. En op het moment waarop je de tempel contamineert, klimmen ze allen op de barricaden met de vlag van de kitsch.”
Doreet Le Vitté Harten is joodse. Haar man – Jürgen Harten, die het Musée d’Art Moderne, Département des Aigles, Section des Figures van Marcel Broodthaers in Düsseldorf (1972) begeleidde – is christelijk. Hun dochter van 17 isatheïstisch, de andere boeddhistisch en getrouwd met een islamiet. De helft van haar familie in Israël stamt uit Perzië. Al die verschillende overtuigingen vertellen dezelfde abstracte dingen in een ander woordenboek. Dat kan ze niet zeer ernstig nemen.
“Ik kan religie ernstig nemen van zodra ze zich in de wereld zet. Ik kan ze ernstig nemen voor zover ze ons Auschwitz brengt. Ik kan ze ernstig nemen voor zover ze mensen ombrengt, voor zover ze mensen een beetje rust brengt in hun cel.” Slechts even lijkt de glans in de donkere ogen achter de grote zwarte bril te doven. En dan alweer, wel, pretlichtjes: “Religie is wanneer een groep van mensen zich een mening vormt. Of die mening rationeel is of niet, is niet interessant. Ze komen tot een soort gentlemen’s agreement, ze geloven dat Mozes de thora gekregen heeft van de Sinaï, of dat Jezus uit een maagd geboren is… het hoeft de waarheid niet te zijn. De waarheid ligt in de vorming van dat gentlemen’s agreement.”
Precies zo is het in de kunst. “Vanaf het moment dat we een groep mensen hebben die zegt: dit werk van Duchamp, dit urinoir, dat is een kunstwerk, vanaf dan baseren we ons op een geloofssysteem, dat een gemeenschap van gelovigen nodig heeft”, zegt ze. “Dit systeem van kunst en dit systeem van religie is absoluut verwisselbaar. Ooit was kunst religie. Vandaag is religie kunst want we gaan niet naar een kerk om te bidden maar om te kijken hoe mooi ze is.”
Twintig jaar geleden verliet Doreet Le Vitté Harten Israël om zich definitief in Duitsland te vestigen. Toch is Heaven slechts de tweede tentoonstelling die ze gemaakt heeft. De eerste, ook in Duitsland, was gewijd aan Israëlische kunst. Aangezien ze zich daarin verstout had om ook kunst van Palestijnen te tonen, kreeg ze de wind van voren. Schrijven over kunst, over Anselm Kiefer onder anderen, doet ze wél met een zekere regelmaat. “Ik heb niet zoveel gewerkt. Dat was fantastisch”, zegt ze.
In een tentoonstelling waarin zoveel verschillende kanten van het sacrale organisch met elkaar en in de ruimte verweven zijn, ligt het voor de hand om ten slotte zoiets als een finale kritiek, een eindoordeel, uitgesproken te zien. Niet zo voor Doreet Le Vitté Harten: “Als we kritiek uitoefenen, sluiten we de deuren voor bepaalde begrippen. Want onze kritiek is onze gevangenis. Als we verklaren onkritisch te gaan, laten we vragen open. Dat is een bepaalde vorm van vrijheid, en die moeten we hebben omdat we van de ene ideologische gevangenis naar de andere gaan en we ondertussen toch lucht moeten ademen.”
Hoe meer contaminatie hoe meer vrijheid, lijkt dan de conclusie te zijn. “Ja”, zegt Le Vitté, alvorens voor de zoveelste keer de steven te wenden: “Dat is ook een illusie, zoals we allemaal weten. Dat is een illusie in een illusie, omdat we nooit bevrijd zijn van onze vooroordelen. Het ware een hybris, te denken dat we daarvan bevrijd zijn. Zolang we dát voor ogen houden, is er een zekere beweeglijkheid veroorloofd.”
Opnieuw in de hel van Heaven beland, staren Michael Jackson and Bubbles met innige verheerlijking aan ons voorbij, in de sterren. Het aura van het keramieken beeld van Jeff Koons is besmettelijk. Aap en zanger hebben krek dezelfde blik.
Tot 17.10, Kunsthalle Düsseldorf, Grabbeplatz 4. Open van di. t/m zo. van 11 tot 18 u. Vrij. tot 21 u. Ma. gesloten.
Jan Braet