De kunstbeurs ArtBrussels heeft geen reden van bestaan als ze de middelmaat in het vaandel blijft voeren. Een analyse.
Sinds de vereniging van hedendaagse kunstgaleries in Brussel haar kleine, selecte kunstbeurs in 1997 aan Artexis verkocht, liegen de cijfers er niet om. Het aantal deelnemende internationale galeries steeg van 40 tot 140, het bezoekersaantal van 7000 tot 25.000. De Belgische firma Artexis is een hogelijk professionele beursorganisator op het gebied van antiek, decoratie, hedendaagse kunst en gezondheid. Exhibition manager Karen Renders (43) verbeterde de communicatie en public relations drastisch. Ze trok met een welgemikte mediacampagne de ‘elitaire’ stamcliënteel van ArtBrussels open tot een breed geïnteresseerd publiek dat zijn drempelvrees overwon. Nieuwsgierig, vaak toch nog een beetje gefrustreerd bij zoveel nieuwlichterij, betrad het de expohallen bij het Atomium.
Voor een goed begrip: ArtBrussels is de enige enigszins representatieve beurs voor hedendaagse kunst in dit land. Het moet concurreren met een indrukwekkend aantal internationale beurzen: Chicago, New York, Miami, Madrid, Berlijn, Parijs, Keulen en Basel. Om maar enkele van de belangrijkste te noemen.
Het zat er wellicht aan te komen, maar de jongste ArtBrussels (20 tot 24 april) blonk uit door middelmaat. Dat betekent in termen van hedendaagse kunst zoveel als: overbodigheid. Tenminste, als we strikte normen van kwaliteit inzake durf, vernieuwing en originaliteit hanteren.
Laten we er geen doekjes om winden. ArtBrussels toonde niet de juiste (belangrijke) kunst, vond niet de juiste manier om ermee te dealen, laat staan om ze juist te presenteren, en hield op die manier de kunst gegijzeld in een systeem dat zich als een ordinaire markt aandient, niet als een forum van nieuwe ideeën. De invoering dit jaar van de speciale secties Young Galleries en Exciting moest dat gemis maskeren, en faalde. Van sympathiek tot goed bedoeld, maar lang niet jong en opwindend genoeg, laat staan kritisch of (maatschappelijk) relevant. Alleen al het feit dat video en film, media waarmee vandaag de opwindendste dingen gebeuren, bijna geheel ontbraken, spreekt boekdelen.
Een objectieve balans van de beurs maken, valt evenmin mee. Vooral Belgische kunstdealers en galeristen blijven een torenhoog taboe maken van alles wat met prijzen, contracten en verkoop te maken heeft. Er zijn evenwel andere symptomen. Van de topdrie van de Belgische galeries bleef alsnog alleen Zeno X (Antwerpen) voor de tweede keer op rij afwezig. Maar noch Micheline Szwajcer (Antwerpen) noch Xavier Hufkens (Brussel) onderscheidden zich dit jaar van het grote pak.
EEN BEETJE VAN DIT
Ook in hun ruimtes bleef het bij een beetje van dit en een beetje van dat, een snoezig objectje hier, een ontroerend fotootje daar. Een zee van zachte, lieve dingen. Niets wat ook maar enige commotie, laat staan discussie of enthousiasme voor hun stand kon uitlokken – uitzondering gemaakt voor een fascinerend vrouwenportret op video van het grote talent David Claerbout (Szwajcer). Zo reduceerden ze zichzelf tot gewone verkopers in een bazaar. Hun gebrek aan overtuigingskracht om het werk van hun kunstenaars te verdedigen en de afwezigheid van topwerken in hun stands laten vrezen dat ook zij op ArtBrussels niet zo heel veel meer te zoeken hebben.
Een al voor de overname van de Brusselse beurs door Artexis sluimerend probleem dat maar niet opgelost geraakt, heeft te maken met de vraag waarom de internationaal hoog aangeschreven Belgische collectioneurs, met hun gezonde koopkracht, niet tot zaken komen op ArtBrussels. Die vraag stelde zich ook Chantal Crousel, van de gelijknamige topgalerie in Parijs, zonder dat ze er ooit een afdoend antwoord op vond. Nu al twaalf jaar geleden hield ze de Brusselse beurs voor bekeken. Tevoren was ze keer op keer met belangrijke of vernieuwende werken present. Van Sigmar Polke tot Tony Cragg. Van Annette Messager, Fabrice Gygi tot Thomas Hirschorn. Diezelfde werken vonden dan, amper een maand later, wel kopers – ook Belgische – op de Beurs van Basel (dit jaar van 13 tot 18 juni).
Wanneer eenmaal in verzamelaarskringen bekend raakt dat op een bepaalde beurs steeds minder, en op een andere steeds meer belangrijke werken getoond worden, is hun keuze snel gemaakt. Als het selectiecomité van ArtBrussels (de galeristen Albert Baronian, Lucien Billinelli, Xavier Hufkens en Adriaan Raemdonck) geen strengere toetredingsnormen gaat hanteren, veroordeelt het zichzelf tot een tweederangsrol in vergelijking met de vijf, zes beurzen waarmee het wil concurreren.
Uiterlijk gaat het ArtBrussels almaar meer voor de wind. De omvang van de getoonde kunst stijgt, de markt is na het dieptepunt begin jaren negentig nog altijd in evolutie. (Zij het dat sommigen vanuit Amerika de stagnatie zien aankomen, zorgelijk beginnen te kijken en voorzichtig worden.) Dat betekent ook: nieuwe potentiële klanten. Maar de geselecteerde galeries laten na om boeiend nieuw werk te tonen, en als ze dat al tonen, om het op zijn waarde te presenteren. Dat is driemaal funest, zegt Chantal Crousel. ‘Het doet kwaad aan de verzamelaars, want het houdt hen voor idioten. Het is slecht voor de galeries, omdat ze alleen maar kosten maken. En het is slecht voor de kunstenaars, omdat de goede werken niet meer leesbaar zijn.’
Het gevaar van het blijvend promoveren van de middelmaat is ook dat bij het weer inkrimpen van de markt de mindere werken als eerste onmiddellijk opnieuw op de markt komen. Simpelweg omdat ze als loutere ‘waar’ beschouwd worden en niemand bereid is om ze te verdedigen. Zo wordt het klimaat vergiftigd voor de goede kunst, die door de verzamelaar evenwel niet snel van de hand zal worden gedaan, precies omdat ze hem inhoudelijk zoveel voldoening geeft en niet louter ter decoratie van zijn salon dient.
UNLIMITED
Moet men simpelweg Brussel afzweren en Basel omarmen? Een ongenuanceerd ja is misschien te gemakkelijk gedacht. Vooreerst is de financiële drempel er drie keer zo hoog als in Brussel. (300.000 frank of 7436 euro voor een grote stand in Brussel, tegenover een miljoen frank of 24.000 euro in Basel.) Kleinere, minder kapitaalkrachtige galeries vallen daarom misschien sowieso uit de boot. Aan de andere kant heeft ArtBasel de niet-commerciële sectie Unlimited geïntroduceerd, die evenveel ruimte in beslag neemt als de commerciële, en waar ‘originaliteit op het hoogste niveau'(Crousel) aan bod komt.
Boud gedacht moeten we ons voor een inhoudelijke relance van ArtBrussels een kleinere beurs voorstellen waar jong talent, kwaliteit en zin voor risico samengaan. Laten ze lezingen, randtentoonstellingen en debatten organiseren en in godsnaam afstappen van de uniforme, anonieme hokjesarchitectuur die zelfs de meest bereidwillige flaneur aan het eind het gevoel geeft een supermarkt te hebben bezocht. Laten de deelnemende galeries zich opnieuw engageren om belangrijk, urgent of vernieuwend werk niet alleen te verkopen maar ook te verdedigen door erover te communiceren, in plaats van gefluisterde conversaties over prijzen te voeren. Goede hedendaagse kunst is ook koopwaar, maar slechts in de laatste plaats.
Aan de kleffe koopmanssfeer op de negentiende ArtBrussels ontsnapten niet toevallig enkele initiatieven die niet of niet louter met commerciële oogmerken werken. Mario Cristiani van Galleria Continua uit San Gimignano degradeerde een paard van Berlinde De Bruyckere weliswaar tot een obsceen showobject, maar bracht zijn idealistische Arte Continua-actie met enig vuur aan de man: een combinatie van lokaal en globaal denken, uitgaande van de opbouw van een kunstweefsel in een evenwichtige relatie tussen platteland en stad.
Curator Filip Luyckx militeerde voor de Brusselse Sint-Lukasstichting, die kan bogen op een hoogwaardig tentoonstellingsprogramma dat te weinig bekend is. De Oostenrijkse kunstenaar Rainer Ganahl, die er op dit ogenblik zijn project Basic Belgian exposeert, boorde op ArtBrussels met een van de zeldzame video’s die op de beurs te zien waren, het alleressentieelste thema aan: kunst als meertalige communicatie, bedoeld om vooroordelen over nationaal chauvinisme en origine af te bouwen. Basic Belgian bestaat uit 45 videogesprekken met ‘individuen over de sociale en psycho-politieke economie van talen en herinnering op een gegeven plek, op een gegeven moment, in een particulier cultureel en ideologisch klimaat’.
Bij de sectie kunsttijdschriften viel er niet naast het dynamisme en de verfrissende aanpak van het Belgische A-Prior, het Franse Plages en het Nederlandse Dada (voor kinderen) te kijken. Op de afdeling Exciting ten slotte vielen enkele Belgische galeries op die, zonder bakens te verzetten, een ernstig en integer beleid in de schaduw blijven voeren. Annie Gentils, met nieuwe, sterke beelden van Philip Aguirre, Sabine Wachters met de revelatie van het talent van Maddy Arkesteyn, en Nadja Vilenne met Pierre Gerard en een nieuw eigen infomagazine cependant…. Maar in de zee van middelmaat is het moeilijk om überhaupt gezien te worden.
Jan Braet