Frankrijk organiseert al voor de tweede keer de eindronde van de wereldbeker voetbal.

Zestig jaar na het eerste wereldbekertoernooi in Frankrijk, keert het populairste sportevenement terug naar het land van zijn bezielers Henri Delaunay, Robert Guérin en Jules Rimet. Het aantal deelnemende landen is intussen wel verdubbeld tot 32. Net als Uruguay in 1930, had Frankrijk acht jaar later af te rekenen met forfaits. Zo werd het Amerikaanse continent enkel vertegenwoordigd door Brazilië en Cuba. Italië verdedigde er nagenoeg ongestoord zijn titel.

De twee wereldbekeredities uit de buik van de jaren dertig werden gedomineerd door het fascisme. In 1934 had de Squadra Azurra zich in eigen land tot wereldkampioen gekroond met de steun van het Mussoliniregime, met de gewillige medewerking van het scheidsrechterskorps, en mede dankzij de afwezigheid van Uruguay, de titelverdediger die zich wilde wreken voor het forfait van de grote voetballanden vier jaar eerder.

De squadra, die voor de toenmalige politieke leiders een enorm propagandawapen was, zou te allen prijze de Zuid-Amerikaanse fakkel overnemen, en de Rimetbeker als een diamant in de laars laten fonkelen. Door de vroege uitschakeling van Argentinië en Brazilië werd het toernooi in de eindfase een puur Europese aangelegenheid.

De weg naar de glorie lag breed open voor het team van de legendarische selectieheer Vittorio Pozzo. Welke gunsten de scheidsrechters door Mussolini waren beloofd, is niet bekend. Maar terug in eigen land wachtte enkelen van hen wel een sanctie. Dat ondervond, bijvoorbeeld, de Zwitser Mercet, die in de replay van de kwartfinale tussen Italië en Spanje zo partijdig was, dat hij nadien door zijn eigen federatie werd geschorst. De eerste wedstrijd tussen Italië en Spanje werd overigens geleid door de Belg Louis Baert.

Ook het Oostenrijkse Wunderteam was niet bij machte zich voorbij het organiserende land te werken en in de finale begaf Tsjechoslovakije in de verlengingen, na een doelpunt van Schiavio. Tweede wereldbeker, tweede overwinning voor het thuisland.

Hoewel het met een bijna volledig nieuw elftal aantrad, begon Italië ook vier jaar later in Frankrijk als superfavoriet. Zeker omdat het twee jaar voordien in Berlijn ook olympisch kampioen was geworden.

Opnieuw had het toernooi te lijden onder de politieke toestand in Europa. Zo nam Oostenrijk, dat al enkele maanden door nazi-Duitsland bezet was en kort voor de Anschluss stond, niet deel. Er werden wel enkele spelers van de sterke Oostenrijkse ploeg, die zich in de voorronde voorbij Letland had gewerkt, naar de Duitse selectie overgeheveld.

Voor de allerbeste, Matthias Sindeler, die van joodse afkomst was, was er geen plaats in de ploeg van het Deutsche Reich. Hij pleegde op 22 januari 1939 zelfmoord, als protest tegen de Anschluss. Die werd op 1 oktober 1938 officieel ondertekend door Hitler, Mussolini, Chamberlain en Daladier. De Britse en Franse staatsleiders sloten zich aan om de vrede in Europa alsnog een kans te geven. Ook de Oostenrijkers schaarden zich achter het verdrag. Een van de gevolgen was wel het opdoeken van het Wunderteam, de sterkste sporttroef van Oostenrijk. De vrijgekomen plaats in de WK-eindronde werd niet ingevuld, zodat vijftien landen aan het toernooi begonnen.

Naast Oostenrijk was ook Argentinië, dat zelf kandidaat was geweest voor de organisatie, afwezig. De Argentijnen vonden dat de wereldbeker alternerend in Zuid-Amerika en Europa moest plaatsvinden, en beschouwden de toewijzing van de eindronde aan Frankrijk als een vernedering. Ook de Britse ploegen ontbraken eens te meer op de afspraak. Zij zochten pas na de Tweede Wereldoorlog weer aansluiting bij de wereldvoetbalbond Fifa. Voetbaldwergen als Cuba en Nederlands Indië waren dan weer wel present. Dat alles bracht mee dat het toernooi in Frankrijk niet representatief was voor de waardeverhoudingen in het wereldvoetbal.

DE BELGEN KONDEN WEER NIET WINNEN

De Rode Duivels waren in Frankrijk al aan hun derde opeenvolgende wereldbeker toe. Ze hadden zich samen met Nederland gekwalificeerd ten nadele van Luxemburg. Die derde deelname op rij kondigde zich alvast belovender aan dan de vorige twee. De Belgen hadden in 1936 Engeland verslagen, en troefden één maand vóór het WK in een vriendschappelijke wedstrijd Zwitserland af met 0-3, een ophefmakend resultaat.

Nochtans was in de voorronde slechts moeizaam gewonnen van Luxemburg. Door loting was bepaald dat het treffen moest plaatsvinden in het Groothertogdom. De Rode Duivels stonden bij de rust 2-1 achter, maar trokken in de tweede helft de zaak weer recht en wonnen met 2-3. Sooike De Vries schoot via de binnenkant van de paal het winnende doelpunt binnen.

Maar net als in Montevideo en Italië overleefde België in Frankrijk de eerste ronde niet. Het team van bondscoach Jack Butler kreeg in de eerste ronde het gastland als tegenstander. Geen onbekende, want het duel op 5 juni in Colombes, was al de 33ste Frankrijk – België uit de geschiedenis. De eerste had plaats op 1 mei 1904, toen op de Ukkelse Ganzevijver 3-3 gelijk werd gespeeld. Sindsdien speelden België en Frankrijk elk jaar tegen elkaar, zodat er voor het duel in Colombes niet echt een wereldbekersfeer heerste.

Overigens waren vooral de Belgen niet erg happig op een nieuwe confrontatie met de zuiderburen, die voor eigen publiek extra gemotiveerd waren. Daarbij kwam dat sterspeler en aanvoerder Emiel Stijnen van Olympic Charleroi pas half hersteld was van een zware blessure. Hij ging een paar keer in de fout, en lag mee aan de basis van de Belgische uitschakeling. Het stadion in Colombes, dat gebouwd was voor de Olympische Spelen van 1924 en met 60.000 plaatsen het grootste van Frankrijk was, liep maar halfvol. Toch werd het een geanimeerde wedstrijd.

De Fransen kwamen al na één minuut op voorsprong, toen Veinante een flater van doelman Badjou afstrafte. De Rode Duivels leken, net als vier jaar voordien in Firenze tegen Duitsland (5-2), op een regelrechte afstraffing af te gaan. Want de Belgische defensie geraakte zwaar onder druk en negen minuten later verdubbelde Nicolas de score. Maar het Belgisch elftal kon zich toch nog herpakken, ging wat beter georganiseerd spelen, en kwam met een goal van Beerschotter Isemborghs opnieuw in de match. Alweer een foutje achterin beslechtte twintig minuten voor tijd het pleit in het voordeel van de Fransen: Nicolas, de aanvaller van FC Rouen, legde met zijn tweede doelpunt van de middag de 3-1 eindstand vast.

OORLOG TUSSEN ZWITSERS EN DUITSERS

Les bleus keerden dolblij terug naar hun luxueuze afzonderingsoord in Chantily, aan de boorden van de Oise. Voor de Belgen was de uitschakeling een afscheid aan de wereldbeker. Door de oorlog en de niet-kwalificatie voor het toernooi van 1950 in Brazilië, zou het duren tot het WK van 1954 in Zwitserland, vooraleer de Rode Duivels er weer bij waren.

Het waren dus opnieuw de scheidsrechters, John Langenus en Louis Baert, die de eer van het vaderland hoog moesten houden. Langenus, die het in Frankrijk bracht tot de troostingswedstrijd, kreeg ook de eer om de openingsmatch te leiden. Die ging tussen het machtige Duitsland en Zwitserland, en werd ook op 5 juni gespeeld, maar dan in het Parc des Princes. Duitsland maakte volgens de meeste waarnemers alleen maar kans, indien het zich met nog meer spelers van de Weense school had versterkt. Door de afwezigheid van Sindelar, Serta en Mock waren de Duitsers een maatje te klein voor de Zwitsers.

Daarvoor moesten wel twee veldslagen worden uitgevochten. De eerste partij, onder leiding van Langenus, eindigde 1-1 gelijk. Vier dagen later werd de replay gespeeld. De Duitsers, die net als in de eerste match voor de aftrap de Hitlergroet brachten, liepen wel uit tot 0-2, maar werden nadien genekt door Abegglen. De snelle spits van Servette Genève maakte in het laatste kwartier, toen de Zwitsers al tot 2-2 waren teruggekomen, met twee goals een einde aan de Duitse illusies. De aanwezigheid van zes spelers uit de Weense school bleek niet voldoende voor de ploeg van trainer Sepp Herberger, verliezer van deze kleine oorlog waarbij verscheidene spelers het veld met bebloed aangezicht verlieten.

Door het forfait van Oostenrijk, was Zweden in de eerste ronde vrij. De trots uit het noorden gedroeg zich in Frankrijk als de meest professionele ploeg. Uiterlijk althans. De delegatie, mooi uitgedost in uniform, vloog met een eigen vliegtuig vanuit Malmö via Le Bourget naar Antibes, waar de eerste wedstrijd moest worden gespeeld. De Zweden maakten overigens alle verplaatsingen met het vliegtuig. Ze waren vergezeld van liefst 24 journalisten, een record voor 1938. De Zweedse spelers traden in Frankrijk aan ter ere van hun vorst, koning Gustav V, die tachtig jaar werd. Zweden mocht dus onmiddellijk uitkomen in een van de vier kwartfinales, waarin het Cuba verpletterde met 8-0.

LEONIDAS BLEEK DE SMAAKMAKER

De meest memorabele wedstrijd van de eerste ronde, en eigenlijk van het hele toernooi, was die tussen Brazilië en Polen, op 5 juni in Straatsburg. Het Stade la Meineau was met 13.822 toeschouwers, onder wie 2000 Polen en een handvol Brazilianen, goed gevuld. De Braziliaanse balgoochelaars liepen in de eerste helft op een toen nog droog veld probleemloos tot 3-1 uit. Maar een tropische stortbui in de tweede helft, doofde het Braziliaanse vuurwerk. De Polen, die vaker op drassige grond moesten spelen, kwamen terug in de match.

In een bijzonder spannend laatste halfuur ontpopte spits Ernest Willimowski zich tot redder van het Poolse vaderland. Hij maakte twee keer een achterstand goed, en bracht de eindstand op 4-4. Verlengingen moesten over winst of verlies beslissen. Opnieuw scoorde Willimowski, maar Leonidas da Silva schoot er twee in, en leidde Brazilië met een 6-5 zege naar de kwartfinale. Zowel Willimowski als Leonidas maakten in dit spectaculaire treffen vier goals.

Leonidas werd topschutter van het toernooi. Ondanks zijn tengere lichaamsbouw, hij woog slechts 55 kilo, had hij een zwaar schot. Maar het was vooral zijn souplesse die hem moeilijk af te stoppen maakte. De Italianen hadden hem graag in hun squadra opgenomen, maar wegens zijn zwarte huidskleur was het niet zo vanzelfsprekend om een Italiaanse vader voor hem te vinden. In die tijd gebeurde het vaker dat voetballers uit Zuid-Amerika als oriundo voor een Europees land aantraden. Oriundo’s zijn kinderen die in Zuid-Amerika geboren zijn uit Europese ouders. De Spanjaarden, meer bedreven in het goochelen met nationaliteiten, slaagden er ooit in een Peruviaanse zwarte in hun nationale ploeg op te stellen. Hij was zogezegd van Baskische ouders. Niemand geloofde dat, maar het tegendeel kon niet bewezen worden.

Leonidas bleef Braziliaan en loodste zijn land ook doorheen de kwartfinales. Brazilië won daarin, in twee wedstrijden, van vice-wereldkampioen Tsjechoslovakije. De eerste match in Bordeaux, op zondag 12 juni, eindigde op een 1-1 gelijkspel. Een wedstrijd die wegens talloze zware overtredingen “De slag om Bordeaux” werd genoemd. Zo werd Nejedly al na één minuut door Zeze met een beenbreuk van het veld getrapt, en doelman Vanicka brak een arm.

Daardoor moest Tsjechoslovakije het in de replay, twee dagen later in hetzelfde stadion, zonder twee van zijn beste spelers stellen. Overigens brachten beide coaches samen liefst vijftien nieuwe spelers op het veld. Ondanks de verzwakking kwamen de Tsjechen, verliezend finalist in Italië ’34, met 0-1 voor, maar heel het Parc Lescure vergaapte zich aan het sierlijke spel van de Brazilianen. In vijf minuten tijd trokken die, onder impuls van Roberto en Leonidas, de scheve situatie weer recht.

HET VLIEGTUIG WAS AL BESTELD

Brazilië mocht zich opmaken voor een reis naar Marseille, voor een halve finale tegen titelverdediger Italië. De Italianen waren in de eerste ronde slechts moeizaam met 2-1 voorbij Noorwegen geraakt. De Noren hadden liefst vier keer het doelhout getroffen, en zagen ook nog een goal afgekeurd.

In de kwartfinale, tegen gastland Frankrijk, had de squadra met 3-1 meer overschot. Deze wedstrijd in het Olympisch Stadion van Colombes, geleid door Louis Baert, kende een recordopkomst van 58.455 toeschouwers, en een recordrecette van 888.171 Franse frank. De uitschakeling namen de Fransen er met de glimlach bij. De Italianen hadden in de eerste helft niet ten volle geprofiteerd van de felle wind in de rug. Maar na de rust namen ze afstand. Grote bewerker van de Italiaanse zege was Silvio Piola, die twee keer scoorde.

Piola, de spits van Lazio Roma, maakte op 24 maart 1935 zijn interlanddebuut tegen het Oostenrijkse Wunderteam, ter vervanging van de geblesseerde Giuseppe Meazza. Hij scoorde meteen twee keer en ontpopte zich gaandeweg tot de meest geprezen aanvaller van de Italiaanse ploeg, waarin hij met Meazza en Giovanni Ferrari de klassieke driemansvoorhoede vormde. Hij had een krachtig kopspel en aardig wat buskruit in de voeten. In Frankrijk scoorde hij in elke wedstrijd, met uitzondering van de halve finale tegen Brazilië. Op 18 mei 1952 nam hij in Firenze afscheid als international, in een wedstrijd tegen Engeland die op 1-1 eindigde. Hij was toen 38. Piola verzamelde in totaal 34 caps en maakte dertig goals. Met Piola in de ploeg won Italië 22 keer en leed slechts twee nederlagen.

De halve finale tussen Brazilië en Italië, twee totaal verschillende voetbalculturen, kondigde zich veelbelovend aan. In Marseille waren alle kaartjes in geen tijd uitverkocht. Voor de wedstrijd wilden de Italianen eerst een logistiek probleem aankaarten bij hun tegenstander. Om naar Parijs te vliegen, waar drie dagen later de finale werd gespeeld, was maar één vliegtuig beschikbaar en dat was al door de Brazilianen gereserveerd. Ze weigerden in te gaan op het verzoek om bij eventuele winst van de squadra, het toestel door de Italianen te laten gebruiken. Die hautaine houding werkte op de Italianen als een rode lap op een stier.

Maar de schok tussen beide landen stelde uiteindelijk niet veel voor. Brazilië leed onder de afwezigheid van zijn aanvoerder Leonidas, die niet honderd procent fit was en mocht rusten in het vooruitzicht van de finale. Net als de vliegtuighistorie geeft het aan hoe zegezeker de Brazilianen wel waren. De partij werd verder gekenmerkt door de zwakke arbitrage van de Zwitser Wutrich. De Italiaanse bondscoach Pozzo hanteerde zijn geliefkoosde countertactiek, en liet zich niet verrassen door de balvaardigheid van de tegenstander. Peracio, de vervanger van Leonidas, miste de enige twee doelkansen uit de eerste helft.

Na de rust stond er maar één ploeg op het veld. Italië ontwrichtte de Braziliaanse verdediging met collectief spel en met diepe ballen naar de aanvallers. Dat leidde tot de openingsgoal van Luigi Colaussi. Piola scoorde deze keer niet door het harde verdedigende werk van Domingos de Guia. Dit duel was niet zomaar een “match in de match”, want met Piola en Domingos stonden twee van de beste spelers uit het toernooi tegenover elkaar.

Domingos was als speler van Flamengo het jaar vóór de wereldbeker fel begeerd door enkele Argentijnse clubleiders, die onder de indruk waren gekomen tijdens een wedstrijd in Rio de Janeiro. Ze troonden hem mee naar een night club, waar de speler het charmante gezelschap kreeg van een lokale filmactrice. Domingos, lichtjes in een roes, hoe zou u zelf zijn, werd nadien op de boot naar Buenos Aires gezet. Men had hem de hemel op aarde beloofd, maar de Braziliaan kon in Argentinië niet aarden, en keerde al snel naar Rio terug. Daar werd hij weer in de armen gesloten en opgenomen in de seleçao voor Frankrijk.

Tijdens een van zijn talloze duels met Piola, beging hij wel een fout in de zestien meter waarna Meazza vanop de elfmeterstip de score verdubbelde tot 2-0. De tegengoal van Romeo bracht de Italiaanse zege niet meer in gevaar. Brazilië diende naderhand klacht in wegens de partijdige leiding, maar de Fifa noemde dat protest niet gefundeerd.

DE ITALIANEN WAREN NOCHTANS MOE

Brazilië reisde van Marseille opnieuw naar Bordeaux, waar het tegen Zweden succesvol kampte om de bronzen medaille. De Brazilianen wonnen met 4-2, met onder meer twee goals van Leonidas, topschutter van het toernooi met acht doelpunten. Piola en de Hongaar Szengeller scoorden elk vijf keer. Szengeller voerde zijn totaal van twee naar vijf op in de halve finale tegen Zweden. De Hongaren wonnen met 5-1, een duel dat meer weg had van een oefenpotje dan van de halve eindstrijd op een wereldbeker.

De finale, op 19 juni 1938 in Colombes, bracht dus titelverdediger Italië en Hongarije tegen elkaar op de mat. De Hongaren waren boordevol zelfvertrouwen na de ruime zege tegen Zweden. De Italianen waren extra vermoeid, omdat ze door de Braziliaanse weigering niet per vliegtuig, maar per trein de lange verplaatsing van Marseille naar Parijs hadden moeten maken. Bovendien beschikten de spelers in de slaaptrein over amper vijf bedden. De Italianen waren bij hun aankomst in Saint-Germain zo moe, dat de ploegleiding zich genoodzaakt zag om nog een volledige rustdag in te lassen. Hongarije had zijn halve finale in Parijs zelf gespeeld en had zich dus in heel wat betere omstandigheden kunnen voorbereiden.

De dag van de finale kwam de Italiaanse spelersbus drie kwartier voor het begin van de wedstrijd in Colombes aan. Coach Pozzo gebood de chauffeur een ommetje te maken, zodat de spelers pas kort voor de aftrap aan het stadion zouden arriveren. Net voldoende om zich om te kleden en onder hoogspanning aan de match te beginnen. Een goed plan, zo bleek. De squadra kwam die namiddag in een met 55.000 toeschouwers gevuld stadion nooit in de verdrukking, en leidde bij de rust met 3-1. Twee goals van Colaussi en één van Piola. Bij Hongarije ontgoochelde centrumspits Sarosi, een man die naast voetballer ook doctor in de rechten was. Toch bracht hij zijn ploeg in de tweede helft nog terug tot 3-2. Maar het Italiaanse godenkind Piola gaf Hongarije acht minuten voor tijd de doodsteek.

Italië werd voor de tweede opeenvolgende keer tot wereldkampioen gekroond. De vernieuwingsoperatie die Pozzo de jaren voordien had doorgevoerd, bleek succesvol. Van de kampioenenploeg uit ’34 bleven enkel Ferrari en Meazza over. Italië bewees bovendien dat het ook zonder hulp van de scheidsrechters, en op vreemde bodem, de sterkste kon zijn. Al weet niemand hoe het toernooi zou verlopen zijn, mocht Uruguay geen forfait hebben gegeven.

De Jules Rimetbeker bleek de kinderschoenen ontgroeid. De belangstelling was meer dan behoorlijk, met in totaal 374.937 toeschouwers. Een kleine 20.000 minder dan vier jaar voordien in de voetbalgekke laars. Toch kon de Fifa zijn succesvolle organisatie niet verderzetten, want de Tweede Wereldoorlog gooide roet in het eten. Pas in 1950 in Brazilië begon de echte en onstuitbare opgang van de wereldbeker. Uruguay pakte zijn tweede wereldtitel, en besefte wellicht toen pas ten volle welke kans het had laten liggen door vóór de oorlog twee keer forfait te geven. Voor de wereldbeker voetbal geeft niemand forfait.

De beste Oostenrijkse speler was van joodse afkomst en pleegde zelfmoord als protest tegen de Anschluss.

Met zijn zwarte huidskleur was het moeilijk om een Italiaanse vader voor Leonidas te vinden.

Nejedly werd al na één minuut met een beenbreuk van het veld getrapt, en doelman Vanicka brak een arm.

In de slaaptrein beschikten de Italianen maar over vijf bedden.

Stefan Van Loock

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content