Als regeringsonderhandelaar heeft zijn broer zijn oude stek weer ingenomen in de hoogste echelons van de Belgische politiek, maar dat betekent niet dat Eric Van Rompuy plots een blad voor de mond zou nemen. ‘Dit formatieberaad moet leiden tot de fundamentele hervorming van de Belgische staat’, waarschuwt hij.

‘Het is 30 jaar geleden dat ik voor het eerst door Knack werd geïnterviewd’, zegt Vlaams Parlementslid Eric Van Rompuy (CD&V). ‘In mijn maidenspeech als nationaal voorzitter van de CVP-jongeren had ik in aanwezigheid van toenmalig CVP-voorzitter Wilfried Martens het Egmontpact, en dan vooral het inschrijvingsrecht, aangevallen. Voor ons was het onaanvaardbaar dat Franstaligen uit de Vlaamse Rand rond Brussel in de hoofdstad zouden mogen stemmen en hun administratieve plichten vervullen. Wie had gedacht dat we het daar vandaag nog altijd over zouden hebben? De cirkel is rond.’

Sinds hij in 2004 gepasseerd werd voor een post in de Vlaamse regering volgt Eric Van Rompuy consciëntieus de raad van zijn oudere broer Herman op: ‘ Be free‘. Voor hem betekent dat in de eerste plaats: hardop zeggen wat er verkeerd loopt in politiek België, én in zijn eigen partij. De voorbije jaren sloeg hij op zijn weblog geregeld spijkers met koppen, die niet altijd door zijn partijgenoten werden gesmaakt. Ook sinds CD&V/N-VA op 10 juni met glans de federale verkiezingen won en zijn broer weer de hemel wordt ingeprezen, zorgt hij trouw voor de occasionele reality call. Meteen na de verkiezingen drong hij er bijvoorbeeld bij Yves Leterme (CD&V) op aan om snel op te krassen als Vlaams minister-president zodat de Vlaamse regering weer echt aan de slag zou kunnen. En de formatieronde was amper begonnen toen hij in niet mis te verstane bewoordingen het standpunt van zijn partij herhaalde over de splitsing van de kieskring en het gerechtelijke arrondissement Brussel-Halle-Vilvoorde (B-H-V), een dossier dat Van Rompuy, geboren in Ukkel en thuis in Sterrebeek (Zaventem), bijzonder na aan het hart ligt. ‘De onderhandelingsmarge voor de splitsing van B-H-V is zogoed als nul’, zei hij onomwonden.

Meer dan twee jaar geleden, toen de paarse partijen een bewogen poging deden om B-H-V te splitsen, zei u in Knack: ‘We zitten op dit moment in een aangekondigde crisis en je zou dus denken dat de premier een strategie klaar heeft.’ Vandaag lijkt men er nog altijd geen te hebben.

ERIC VAN ROMPUY: Nee, en de Vlamingen en de Franstaligen hebben hun eisen ondertussen ook niet afgezwakt. Integendeel. Het wordt dus allesbehalve gemakkelijk om de komende weken tot een compromis te komen. Als Yves Leterme in zijn formatienota schrijft dat er aan het begin van het komende parlementaire jaar een wetsontwerp zal worden ingediend om de kieskring te splitsen, betekent dat de facto dat alle partijen die nu over de regeringsvorming onderhandelen tegen oktober een gezamenlijk ontwerp af moeten hebben. Niet eenvoudig.

Tenzij de Vlamingen toch bereid zijn om een billijke prijs te betalen.

VAN ROMPUY: Een billijke prijs? De splitsing van Brussel-Halle-Vilvoorde is de uitvoering van een arrest van het Arbitragehof! Waarom zouden de Franstaligen in ruil daarvoor nieuwe rechten in de Vlaamse Rand moeten krijgen? Het is onaanvaardbaar dat de Franse Gemeenschap daar bevoegd zou worden voor cultuur, media en onderwijs. En ze willen nog méér: de ratificering van het minderhedenverdrag en de afschaffing van de omzendbrieven-Peeters.

Het liefst van al willen ze het Brussels Hoofdstedelijk Gewest uitbreiden met de Vlaamse faciliteitengemeenten.

VAN ROMPUY: Onvoorstelbaar! Ze vragen toegevingen die een paar jaar geleden al niet meer in overweging werden genomen.

Ook het inschrijvingsrecht duikt, 30 jaar nadat het Egmontpact daarover struikelde, weer op. U moet toch begrijpen dat onder meer MR-voorzitter Didier Reynders alleen over een splitsing wil praten als hij via inschrijvingsrecht zijn kiezers in Vlaams-Brabant kan bijhouden?

VAN ROMPUY: Als de kieskring wordt gesplitst, kan meneer Reynders in Halle-Vilvoorde-Leuven perfect een Franstalige MR-lijst indienen met plaatselijke kandidaten. Geen probleem. Franstaligen kunnen hun stem dan nog altijd aan Franstalige politici geven, alleen niet aan kandidaten die in Brussel opkomen.

Oud-premier Wilfried Martens (CD&V) blijft erbij dat Franstaligen uit Halle-Vilvoorde in een overgangsfase in Brussel moeten kunnen stemmen om aan de nieuwe situatie te wennen. Is zo’n uitdoofscenario echt onaanvaardbaar?

VAN ROMPUY: Het gaat om het principe. Wij willen de splitsing van B-H-V omdat we de Franstaligen in Vlaams-Brabant duidelijk willen maken dat ze in Vlaanderen wonen en dus ook moeten stemmen op kandidaten die in Vlaanderen opkomen. Welk signaal geven we als we mensen uit pakweg Kraainem of Zaventem toelaten om in Brussel te gaan stemmen? Dan zeggen we: jullie wonen hier wel, maar eigenlijk horen jullie ook nog een beetje bij het Brussels Gewest.

Inschrijvingsrecht is trouwens een bijzonder rekbaar begrip. Willen de voorstanders zo’n recht alleen invoeren in de faciliteitengemeenten of ook in een aantal volledig Vlaamse gemeenten, zoals in het Egmontpact de bedoeling was? Gaat het om een inschrijvingsrecht voor de mensen die daar nú wonen of ook voor Franstaligen die zich er in de toekomst vestigen? Geldt het alleen voor het uitoefenen van de stemplicht of ook voor administratieve plichten? En nog belangrijker: als iemand ervoor kiest om voor de federale verkiezingen in Brussel te gaan stemmen, moet hij dat dan ook doen bij gemeenteraadsverkiezingen? Dat zou betekenen dat iemand uit Wezenbeek die zich voor de federale verkiezingen in Brussel inschrijft daar ook bij gemeenteraadsverkiezingen zou moeten stemmen. Met andere woorden: er zouden in de faciliteitengemeenten plots veel minder Franstalige stemmen worden uitgebracht. Dat zou voor de Vlamingen al een meer bespreekbaar scenario zijn, maar niet voor de Franstalige partijen, natuurlijk.

U gelooft toch niet echt dat de kieskring B-H-V gratis en voor niets zal worden gesplitst?

VAN ROMPUY: De Franstaligen zullen op den duur moeten inzien dat het ons menens is. Wat zij vragen willen we hen niet geven, en is vaak gewoon onmogelijk. Voor sommige van hun eisen is bijvoorbeeld een tweederdemeerderheid nodig, en de uitbreiding van het Brusselse Gewest is al helemaal uitgesloten omdat daartoe eerst een grondwetsartikel voor herziening vatbaar moet worden verklaard. Olivier Maingain (FDF) beweert nu dat B-H-V niet kan worden gesplitst omdat daarvoor een tweederdemeerderheid nodig is. De waarheid is: de kieskring splitsen kan zonder zo’n bijzondere meerderheid, maar zijn eisen inwilligen niet.

Maingain zegt ook: ‘Met een beetje geluk zijn we straks weer vertrokken voor vier jaar zonder dat B-H-V is gesplitst.’

VAN ROMPUY: Ook hij gelooft blijkbaar nog altijd dat wij uiteindelijk zullen inbinden. Yves Leterme heeft op 10 juni 800.000 stemmen gehaald op basis van een uitgesproken Vlaams programma. Wat denken ze nu? Dat hij plots zal zeggen: ik heb dat zo niet bedoeld van die Vlaamse eisen? Wat ons betreft moet dit formatieberaad leiden tot een New Deal voor België: een fundamentele hervorming van de Belgische staat. Vlamingen en Franstaligen moeten verregaande gesprekken hebben over wat ons nog bindt.

De Franstaligen lijken daar niet meteen zin in te hebben.

VAN ROMPUY: Dat klopt. Ze zijn dan ook met een soort ‘ non‘ op alle Vlaamse eisen naar de kiezers gestapt, en daar houden ze voorlopig aan vast. Daardoor stevenen we haast onvermijdelijk op een harde confrontatie tussen de gemeenschappen af. Wat zich vandaag op Hertoginnedal afspeelt, zijn geen normale regeringsonderhandelingen tussen vier politieke partijen. Het is een crisisformatie, waar een fundamentele staatshervorming uit voort moet komen. Een communautaire Cola Light zal niet volstaan, en uitstel zal de divergenties alleen doen toenemen. Maar dat hebben de Franstaligen dus nog altijd niet begrepen. Zij denken dat de tijd in hun voordeel zal spelen, maar ze vergissen zich. Want wie is het meest vragende partij voor een Belgische regering?

Yves Leterme?

VAN ROMPUY: (onverstoorbaar) Uit alle kleine en grotere uitspraken in de media blijkt dat de Franstaligen héél graag een nieuwe federale regering willen. Wel, dan zullen ze moeten aanvaarden dat de formateur die alleen kan vormen als er rekening wordt gehouden met zijn programma. Na acht jaar oppositie zijn CD&V en N-VA door de kiezers beloond voor hun duidelijke programma. Het is dan toch logisch dat de man die na zulke verkiezingen premier van de Belgische federatie wordt dat programma mee gestalte geeft?

Soms moet zo’n man kiezen tussen het premierschap en zijn programma.

VAN ROMPUY: Dat is waar onder meer Olivier Maingain (FDF) en Charles Michel (MR) op alluderen: CD&V wil de premier leveren, en dus zal de partij haar eisen wel afzwakken als we maar lang genoeg wachten. Niet dus! Heeft Wilfried Martens zijn Vlaamse programma moeten verloochenen om premier te blijven? Heeft Jean-Luc De-haene (CD&V) dat gedaan? Ondanks de moeilijke omstandigheden waarin bijvoorbeeld de regering-Martens VIII in 1988 moest worden gevormd, werd amper op ons communautaire programma toegegeven: in die regeerperiode werden onderwijs, openbare werken én de nationale industriële sectoren geregionaliseerd. Bovendien kon José Happart (PS) door de nieuwe wet op de faciliteitengemeenten geen burgemeester van Voeren worden.

Is de band tussen de gemeenschappen nog vergelijkbaar met die van eind jaren tachtig?

VAN ROMPUY: Het grote verschil is natuurlijk dat zowel de Vlamingen als de Franstaligen er in 1988, en ook bij het Sint-Michielsakkoord in 1993, van overtuigd waren dat de staat moest worden hervormd. Ze verschilden alleen van mening over de manier waarop dat moest gebeuren. In 1988 zaten we in volle Happart-crisis en hoogoplaaiende discussies over de regionalisering van de nationale sectoren. De toenmalige CVP en PSC hebben de liberalen toen laten vallen om een staatshervorming te kunnen doorvoeren. In Wallonië stond de PS heel sterk, en Gérard Deprez (toen PSC) wou absoluut een oplossing voor Voeren omdat burgemeester José Happart ontzéttend populair was. Met andere woorden: aan beide kanten van de taalgrens was er een politieke wil om hervormingen door te voeren. Nu is dat helemaal niet het geval.

Niet alleen de Franstaligen zien niets in een grote communautaire ronde: Open VLD-onderhandelaar Karel De Gucht zei vorige week dat hij niet in een grote staatshervorming gelooft.

VAN ROMPUY: Het is dan ook niet de Open VLD die met een Vlaams eisenpakket de verkiezingen heeft gewonnen, hé. Het zou heel vreemd zijn als de Vlaamse liberalen nu plots haantje-de-voorste zouden spelen. Zeker nadat ze op dat vlak acht jaar lang geen enkele inspanning hebben geleverd. Premier Guy Verhofstadt (Open VLD) heeft twee regeerperiodes lang alle communautaire problemen onder de mat geveegd, en in het Lambermont-akkoord heeft hij nog smakken geld aan de deelstaten gegeven ook. Het is dus niet meteen een verrassing dat staatshervorming voor de Open VLD geen prioriteit is.

Ook op sociaaleconomisch vlak blijken de prioriteiten van de liberalen en de christendemocraten danig uiteen te lopen. Ook geen verrassing wellicht?

VAN ROMPUY: Als oppositiepartij hebben wij acht jaar lang herhaald dat de begroting niet goed zat, en we hebben over de hele lijn gelijk gekregen. Het is normaal dat de liberalen, die al die jaren mee hebben bestuurd, de aanpak van de vorige regering blijven verdedigen. En het is ook logisch dat wij bij ons standpunt blijven. Maar dat is geen fundamenteel probleem dat de formatie echt bedreigt, zoals de communautaire thema’s.

Kwatongen beweren dat de Vlaamse liberalen zitten te wachten tot Yves Leterme over de communautaire dossiers struikelt.

VAN ROMPUY: Waarom zouden ze dat doen? Het kartel CD&V/N-VA is incontournable! Ze móéten wel rekening houden met wat wij willen.

Wat als formateur Leterme mislukt?

VAN ROMPUY: Wie zegt dat hij zal mislukken?

Als de Franstaligen blijven weigeren om het communautaire gesprek aan te gaan zal hij op den duur toch moeten opgeven?

VAN ROMPUY: Het zal misschien even duren, maar na verloop van tijd zullen ze toch moeten inzien dat het kartel CD&V/N-VA niet in een regering zal stappen zonder dat een belangrijk deel van haar communautaire eisen wordt ingewilligd. Ze kunnen niet zonder ons, hé.

Tenzij er alsnog een paars-groene meerderheid wordt gevormd.

VAN ROMPUY: Een regering die niet geleid wordt door Yves Leterme en waarvan CD&V en N-VA de nucleus niet uitmaken, kan geen enkele geloofwaardigheid hebben. Als de Franstaligen daar geen rekening mee willen houden, geven ze aan dat ze niet meer geloven in de vorming van een nieuwe Belgische regering.

Oud-journalist Hugo De Ridder zei onlangs in De Standaarddat Leterme zwak staat, en niets in handen heeft behalve zijn 800.000 kiezers.

VAN ROMPUY: Leterme vertegenwoordigt anders wel een partij met 30 Kamerzetels. Is dat een zwakke positie?

Was hij achteraf gezien toch niet beter langer aangebleven als Vlaams minister-president?

VAN ROMPUY: Natuurlijk niet. De man die de verkiezingen heeft gewonnen, moet op een bepaald moment en piste komen. Dat is evident. Stel je voor dat hij nu nog aan het hoofd van de Vlaamse regering had gestaan. Dan hadden de oppositieleiders in het Vlaams Parlement hem week na week smalend gevraagd wanneer hij zou opstappen. Nee, hij heeft voor klaarheid gezorgd, en dat was goed. Kijk, ik stond achter de overstap van Leterme en Inge Vervotte (CD&V) naar het federale niveau, want dat is alleen maar consequent als je de Vlaamse resoluties uitgevoerd wil zien. En dan is het natuurlijk onvermijdelijk dat er ook nieuwe mensen in de Vlaamse regering komen. Ik ontken niet dat ik daardoor een paar moeilijke momenten heb meegemaakt, want de oppositie heeft me in het parlement uitgebreid de mantel uitgeveegd. Mieke Vogels (Groen!) en Philip Dewinter (Vlaams Belang) haalden gretig mijn woorden uit 2003 aan toen Vlaams minister-president Patrick Dewael (Open VLD) naar de federale regering vertrok en er onder de liberale ministers in de Vlaamse regering een stoelendans in gang werd gezet. Pijnlijk.

Ook omdat u er weer niet bij was?

VAN ROMPUY: Ik heb in elk geval geen moment verwacht dat ze mij alsnog aan boord zouden hijsen nadat ze Kris Peeters in 2004 in mijn plaats naar de regering hadden gestuurd. Dat Peeters nu zelfs minister-president wordt, haalt die herinneringen weer naar boven. Maar bitter ben ik niet, want dat ligt niet in mijn aard.

U hebt uw ambities om ooit nog minister te worden wel veilig opgeborgen?

VAN ROMPUY: Helemaal niet. In de politiek weet je nooit wie over een paar jaar de partij zal leiden, en welke partijen aan zet zullen zijn. Wie had twee jaar geleden geloofd dat mijn broer Herman, die acht jaar lang oppositie heeft gevoerd in de Kamer, diezelfde assemblee nu zou voorzitten?

Voorlopig toch.

VAN ROMPUY: Ook dát is geen absolute zekerheid.

U sluit dus niet uit dat u in 2009 alsnog naar de Vlaamse regering mag terugkeren?

VAN ROMPUY: Natuurlijk niet. Als je aan politiek doet, moet je de ambitie hebben om verantwoordelijkheid op te nemen. In 2009 wil ik met de splitsing van B-H-V en een New Deal voor België naar de kiezer trekken. België stevent op woelige tijden af, en strijdbare Vlaamse politici zullen weer aan zet zijn. Ik heb er nog altijd goesting in en ik ben er weer klaar voor. Als backbencher zullen ze rekening met mij moeten houden. Mijn huidige rol geeft me een zekere vrijheid, en daardoor voel ik me zelfs weer een beetje jongerenvoorzitter.

MET MEDEWERKING VAN JAN JAGERS

DOOR ANN PEUTEMAN

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content