Een collectie als een spinnenweb
Met de tentoonstellingstriptiek Zonnewende toont het Gentse Museum voor Schone Kunsten de mooiste aanwinsten van de overleden directeur Robert Hoozee. Bovendien deed het team dat in het MSK Het Lam Gods restaureert een opmerkelijke ontdekking.
Je moet in dit land ver zoeken om zo’n helder, op mensenmaat ontworpen museum te vinden als het Gentse Museum voor Schone Kunsten (MSK), rond 1900 gebouwd door stadsarchitect Charles Van Rysselberghe. Een kwaliteit van de grondige renovatie, die in 2007 werd voltooid, was dat ze nagenoeg onzichtbaar was. Hetzelfde zou je kunnen zeggen van de toenmalige directeur, Robert Hoozee: voor hem telde de ideale museumervaring, niet dat je overal zijn hand in zou zien. Bij de heropening in 2007 pakte het MSK groots uit met British Vision, over observatie en verbeelding in de Britse kunst (1750-1950). Hoozee was een anglofiel die een tijd in Londen had gewoond en de eerste oeuvrecatalogus van de schilderijen van John Constable op zijn naam had geschreven. Tegelijk onderzocht hij realisme en visionaire kracht als basiskarakteristieken van de Vlaamse en Belgische kunst, en verwerkte dat in zijn collectie- en tentoonstellingskeuzes.
Hoozee overleed in 2012; dertig jaar was hij er directeur geweest. De opvolging verzekeren van zo iemand kondigde zich aan als een vloek en een zegen. Een vloek, omdat het titanenparcours van Hoozee niet te verbeteren was. Een zegen, omdat hij een schitterend instrumentarium naliet, en de collectie helder en logisch had opgebouwd. Alles lag zomaar voor het grijpen.
Kinderlogica
In 2013 kwam Catherine de Zegher. Ze had het ideale profiel voor het directeurschap van het museum tegenover het MSK: het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst (SMAK). De Zegher had internationale faam verworven aan het hoofd van het Drawing Center in New York, was curator van het Australisch paviljoen in Venetië 2013, en leidde de voorbije kunstbiënnales van Sydney en Moskou. Maar het werd dus het MSK, als een pleidooi om de grenzen tussen oude, moderne en hedendaagse kunst te slopen. Helemaal in de geest van Hoozee en architect Van Rysselberghe.
Op 20 juni van dit jaar, enkele uren voordat de zon boven de Kreeftskeerkring hing, stelde De Zegher in het museum de tentoonstellingstriptiek Zonnewende voor aan de pers, en liet ze de specialisten aan het woord over de ontdekkingen bij Het Lam Gods – de restauratie daarvan gebeurt in een met glas afgeschermde zaal van het museum, zichtbaar voor iedereen.
Een zonnewende is een keerpunt, en zo koos de opvolgster van Robert Hoozee, die op 21 juni 65 jaar zou zijn geworden, om de overgang tussen zijn tijdperk en het hare te markeren met een Zonnewende als tentoonstelling. Het centrale luik bevat de crème van de werken die onder Hoozees directeurschap werden aangekocht. Een groot flankerend luik bestaat uit een Dialogic Drawing Experiment, een proeve van collectief tekenen op museummuren en huismeubels waarmee drie kunstenaars met een Italiaanse achtergrond de passie van Italië-lover Hoozee voor de tekenkunst nieuw leven inblazen. Mark Licari uit de VS, Ricardo Lanzarini uit Uruguay en de Italiaan Andrea Bianconi evoceren een op drift geslagen universum, ten prooi aan een ecologische ramp. Ze verwerkten er Bosch- en Ensormotieven in, zoals ze die aantroffen in de collectie van het MSK.
In het derde en kleinste luik van de Zonnewende doet Katrien Vermeire het onderscheid tussen schilderen, fotograferen en filmen vervagen met haar video Kreislauf. Je ziet kinderen op Belgische stranden die het volwassenenleven inoefenen door bloemen uit crêpepapier te verhandelen. Veel hebben ze van horen zeggen, veel leiden ze met kinderlijke logica af uit hun eigen vaststellingen. Zoals: ‘Wie vond het crêpepapier uit? Meneer Crêpe? En wie de bloemen? Meneer Fleur? Dat wil zeggen: we weten het niet. Het is de natuur! Het zijn bacteriën die bloemen geworden zijn. Dat weet ik van mijn moeder.’
Weefwerken
Dingen met elkaar verweven op basis van parallellen in thema’s, figuren en motieven of zelfs onopvallende details, het is Catherine de Zegher ten voeten uit. ‘Ik werk nogal associatief’, zegt ze voorzichtig, om niet te zeggen dat ze werkt als een spin. Dat liet ze nooit beter aanvoelen dan met haar tentoonstelling Online in het MoMA in New York (2010), waarin ze het gangbare verhaal van de moderne kunst als een opeenvolging van paukenslagen verving door een vrouwelijke visie zonder rechtlijnige progressie, met een veelheid van onderling verbonden lijnen, weef- en netwerken. ‘Weg van de grid-structuur naar de web-structuur en de gelaagdheid. Online betekent connectie, een lijn is een verbinding’, zei ze toen ze ons rondleidde in de verknoopte werelden van weefsels en textiel bij onder meer Eva Hesse, Anni Albers en Marisa Merz.
De Zegher zoekt nadrukkelijk een verbinding tussen het museum, de Zonnewende en de kinderen. ‘Daarom wou ik er zeker het werk van Katrien bij’, zegt ze. En ook de drie kunstenaars die de muren van de entree vol tekenden liet ze, als onderdeel van hun Dialogic Drawing Experiment, werken met kinderen. Hedwig Aerts, weduwe van Robert Hoozee, kwam met haar klasje langs. Ze sleepten stoelen, tafels en kastjes en een sofa aan, waarop ze onder begeleiding van Licari, Lanzarini en Brancioni figuren tekenden, vrij geïnspireerd op de muurtekeningen in de hal, werken uit de collectie en hun eigen verbeelding. Dan werd alles op een hoop gestapeld, en in het midden van het museum opgesteld. ‘We hebben samen een hoop lol beleefd’, zegt Mark Licari. ‘De kinderen mochten op meubels tekenen, wat ze normaal nooit mogen doen. Ze werkten als een team, en stapelden de meubels met zo veel overgave alsof ze een fort aan het bouwen waren. Dat was een echte verrassing.’
Immer Ensor
Prenten, tekeningen, tijdschriften, boeken en tentoonstellingsaffiches traceren de geschiedenis van ‘een stadsmuseum met weinig uitstraling’ dat Hoozee in 1982 erfde, tot aan zijn volle bloei met internationale allure in 2012. Hoewel de collectie bij de middeleeuwen begint, en tot aan het modernisme loopt, bouwde Hoozee vooral voort op de sterkste pool: de kunst uit de periode 1850-1950.
Voor Mark Licari bracht de residentie in het Gentse Museum voor Schone Kunsten nog een andere verrassing. ‘Ik ontdekte een heel universum in dit museum’, zegt hij. ‘Het begon met een klein stilleven. Wat ziet het er saai uit, dacht ik. Toen ik beter keek bleken er slakken in te zitten, schelpen, spinnenwebben, allerlei vreemde dingen.’ Het was een werk van James Ensor, parel aan de kroon van de verzameling onder het beleid van Robert Hoozee. De Oostendse meester bekleedt dan ook een centrale plaats in het hart van Zonnewende, met name in het prenten- en tekeningenkabinet, ingericht door wetenschappelijk medewerker Johan De Smet als huldebetoon aan zijn ex-directeur.
De grootste slag werd in 1998 geslagen (‘een mijlpaal voor dit huis’), met de aankoop van het volledige grafische werk van Ensor. Het toont de kunstenaar van zijn meest grimmige, sarcastische en groteske kant, zoals op de ets Mijn portret in 1960 uit 1888, een zelfbeeld van de kunstenaar in een verre toekomst, wanneer hij al herleid zou zijn tot een wild behaard skelet, alleen gezelschap gehouden door een dikke spin.
Verbonden met Van Eyck
Het zijn de spinnen en hun webben die een afstand van eeuwen tussen kunstwerken overbruggen. Kunstenaars zijn zelden ongevoelig gebleven voor hun geduldige weefwerk. Een recent, heel opzichtig exemplaar is de drachtige reuzenspin Maman die de Amerikaanse kunstenares Louise Bourgeois boven het graf van Ensor in Mariakerke posteerde – voor Susan Canning de aanleiding om het spinnenmotief in Ensors werk te beschrijven in het huldeboek Robert Hoozee. Maar nu blijkt ook Jan Van Eyck in de vijftiende eeuw met het thema gespeeld te hebben. Bij de restauratie van Het Lam Gods in het MSK bleek dat Van Eyck in een hoekje van een buitenpaneel ragfijne spinnenwebbetjes had geschilderd, eeuwenlang verborgen onder een overschildering.
De restaurateurs gebruiken een microscoop die zelfs ‘een inkijk in een craquelure als in een canyon’ mogelijk maakt, en een scanner die de metalen in alle verflagen opspoort. Voorlopige conclusie: ‘Het hele kleed van Elisabeth Borluut werd overschilderd’, zegt ontwerper Koen Janssens (UAntwerpen). Die waardevolle ontdekkingen vragen wel meer onderzoek, tijd en geld. De volledige restauratie tegen 2017 wordt wellicht niet gehaald. Gelukkig kunnen we wel al genieten van de nog grotere subtiliteit die vanonder de meticuleus verwijderde overschilderingen tevoorschijn komt.
Zonnewende, tot 12 oktober in het MSK Gent.
DOOR JAN BRAET