Halfweg de eerste Tourweek ligt de weg naar de eindoverwinning nog open. Wielercommentator en ex-Tourfavoriet Erik Breukink mijmert over de Tour 2000, doping in het peloton en het zwarte gat na de wielercarrière.

Erik Breukink rijdt sinds zaterdag weer de Ronde van Frankrijk. Niet meer op de fiets, zoals vroeger, maar in de wagen van wielercommentator Mart Smeets, de Michel Wuyts van de NOS. En Breukink is verlekkerd op de Tour 2000: ‘Een pak renners heeft het voorjaar gemist. Bewust of onbewust. Ze zullen op revanche azen in de Tour. Jan Ullrich en Lance Armstrong zijn aan elkaar gewaagd, zowel in het hooggebergte als tegen de chrono, en ze lieten allebei de klassiekers links liggen. Marco Pantani wil zich na zijn Ronde van Italië bewijzen in de Tour. Vorig jaar had Armstrong die tegenstand niet, want die jongens bleven weg uit de Tour. Ik verwacht ook Alex Zülle, Angel Casero en Fernando Escartin voorin, al zie ik in hen geen Tourwinnaars. Michael Boogerd maakt misschien wel een kans, juist omdat het klassement pas echt gemaakt zal worden in de bergen. En renners als Frank Vandenbroucke en Michele Bartoli kunnen in Frankrijk hun mislukte seizoen goedmaken.

Allemaal grote toprenners die we in het voorjaar niet gezien hebben en die nu nog fris zitten. Weet je wat de Tour dit jaar zo mooi moet maken? Zijn openheid. Door de individuele tijdrit pas aan het einde van de derde Tourweek te plaatsen, moeten de ploegen een andere strategie volgen. In de voorbije Rondes van Frankrijk lag het klassement meestal al voor de eerste cols in een beslissende plooi. Nu zal het verschil tussen de favorieten na die ploegentijdrit tussen Nantes en Saint-Nazaire (die vorige dinsdag gereden werd, nvdr.) hooguit een paar minuten bedragen.’

Gelooft u dat Jan Ullrich de Tour kan winnen? Tijdens de winter sukkelde hij voor de derde opeenvolgende keer met acuut overgewicht.

Erik Breukink: Als je ziet dat hij in de Ronde van Zwitserland meedraait in de topvijf in die cols, dan weet je dat hij goed moet zitten. Ik kan me ook niet voorstellen dat Ullrich en zijn ploeg daar in Zwitserland tot het uiterste gegaan zijn. Hij is er dus klaar voor. Dat overgewicht? Volgens mij laat hij het voorseizoen bewust links liggen, maar dat hoeft geen reden te zijn om zoveel kilo’s te pakken. Zo’n foutje kan je één keer overkomen, maar geen twee of drie keer. Een renner van zijn niveau moet de discipline kunnen opbrengen om dergelijke problemen te vermijden. Anderzijds is het bijna onmogelijk om je voor het voorjaar klaar te stomen als je, zoals Ullrich, in de Tour en het najaar grootse prestaties in het vooruitzicht stelt.

Met de meeste topfavorieten van de Tour 2000 hebt u zelf nog gekoerst. U hebt ook de opkomst van Armstrong als klassiek renner meegemaakt in de buik van het peloton. Had u toen een Tourwinnaar in hem herkend?

Breukink: Voor zijn ziekte niet. Hij was altijd een winnaar, maar nooit een klimmer. Pas toen hij na zijn ziekte vierde werd in de Vuelta, wist ik dat hij ook een rol in de Tour zou spelen. Omdat hij Amerikaan is, en voor Amerikanen telt alleen de Ronde van Frankrijk.

Hoe is uw relatie met die renners, nu u in de stoel van commentator zit?

Breukink: Natuurlijk kijk ik anders naar het wielrennen dan een supporter of een journalist die zelf nooit heeft gefietst. Ik kan me beter inleven, want ik heb het zelf ook allemaal meegemaakt. Voor mij is het ook moeilijk om enige sympathie voor deze of gene renner uit te sluiten. Zeker in het begin merkte ik hoe ik de neiging had om de Nederlanders van Rabobank scherper te volgen dan de anderen. Ik streef ernaar om zo objectief mogelijk te zijn, maar ben toch vaak geneigd de renners in bescherming te nemen tegen de soms scherpe commentaren van Mart Smeets. Ik probeer het evenwicht in de commentaar te brengen en me daarbij te focussen op de wielertechnische uitleg en op de prestaties. Tenslotte hebben ze me ook als co-commentator gevraagd wegens mijn ervaring als profwielrenner.

Verwachten de renners dat u hen zachter behandelt dan Mart Smeets? Zien ze u nog steeds als een collega of eerder als een lastige reporter?

Breukink: De afstand wordt elk jaar een beetje groter. Zeker nu ze me vaker in de buurt van zo’n camera zien. Nee, de renners kennen me wel nog, maar de band is veel minder hecht geworden. Je praat op een andere manier met elkaar. Vriendschap tussen renners is trouwens relatief. Ook als renner heb je weinig contact met je collega’s. Eenmaal thuis gaat al je tijd op aan je gezin en je familie. Er is gewoon geen tijd voor hechte vriendschappen. Ik heb dat ook gemerkt toen ik zelf nog koerste. Met de jongens die stopten, verloor je binnen de kortste keren elk contact.

Hebt u de overgang van het peloton naar het leven na de sport goed verteerd? Veel van uw collega’s klaagden over het zwarte gat na de sportcarrière.

Breukink: Ik ben bewust heel bruusk gestopt. Ik had geen zin om nog een paar jaar uit te bollen in kleinere wedstrijden. Dat zou ook niet mogelijk geweest in een grote ploeg. Je kunt ook niet een beetje koersen. Wie topwielrenner wil worden, moet zich volledig concentreren op het koersen. Je bent zo met die fiets bezig, dat je nauwelijks tijd hebt om over dingen na te denken. Oogkleppen zijn een noodzakelijk kwaad om het te maken als wielrenner. Dat is nét zo in andere sporten. Wie het wil maken in zijn beroep, moet zich er totaal aan overgeven.

Met Rabobank hebt u de rampzalige Tour met de epo-schandalen meegemaakt. Deed die u niet terugdenken aan de onverkwikkelijke Intralipid-affaire, toen u en de halve PDM-ploeg uit de Tour verdwenen?

Breukink: De oorzaken waren compleet anders: bij PDM ging het om een bedorven toegestaan geneesmiddel dat de hele ploeg uitschakelde. In 1998 was een verzorger door de politie opgepakt omdat hij grote hoeveelheden verboden producten vervoerde. Maar de paniek op het moment dat je uit de wedstrijd verdwijnt, is natuurlijk net dezelfde. 1998 was nog erger: er hadden jongens in de gevangenis gezeten en het was een aartsmoeilijke ronde voor al wie bij het wielrennen betrokken was. Omdat niemand ooit gedacht had dat het ooit zou kunnen. Maar als het dan toch gebeurt, kun je alleen hopen dat het peloton daardoor voor een tijd van dergelijke excessen gezuiverd wordt.

Het was heel opvallend dat ook het publiek heel nadrukkelijk de kant van de renners koos.

Breukink: De dag dat Pantani Ullrich op negen minuten fietste, had iedereen het plots weer over wielrennen en nam het sportieve weer de bovenhand. Het publiek heeft ook nooit partij gekozen tégen Richard Virenque, integendeel. Vooral de Fransen waren duidelijk op de hand van de renners. Waarschijnlijk ook omdat de Franse justitie de hele zaak een crimineel tintje gaf. Gelukkig hebben ze daarna gas moeten terugnemen.

Hoe staat u eigenlijk tegenover de dopingproblematiek in het wielrennen?

Breukink: Het dopingprobleem moet aangepakt worden. Maar dan wel op een duidelijke manier en niet in een systeem waarvoor de wielrenner als proefkonijn dient. Kijk, als zodanig heb ik dan ook geen probleem met de nieuwe urinetests om epo op te sporen. Maar als alleen Frankrijk het doet, of als de Internationale Wielerunie (UCI) de methode nog niet geschikt vindt voor de Olympische Spelen, zie ik niet waarom het wel kan voor de Ronde van Frankrijk. Op die manier zullen de urinetests alleen maar problemen veroorzaken.

Maar de oplossing van het dopingprobleem vergt een duidelijke aanpak, geen paniekvoetbal. De dopinggrens in het wielrennen is nu een grijs gebied. Meer en meer producten worden beschouwd als doping. Maar soms is het beter om een uitgeputte renner herstelmiddelen toe te dienen, dan om hem helemaal niets te geven. Het is ook onverantwoord om de voorraad geneesmiddelen van ploegdokters zo streng aan banden te leggen. Soms is het zo erg, dat ze een zieke renner nog nauwelijks kunnen behandelen. Waardoor topsporters zich moeten laten behandelen door de eerste de beste dorpsdokter in Frankrijk, die dan wel deze middelen tot zijn beschikking heeft. De lijst van verboden producten, die toch als basis moet dienen voor een doeltreffend antidopingbeleid, zou eigenlijk producten moeten bannen die de gezondheid van een topsporter schade kunnen berokkenen, eerder dan zich toe te spitsen op wat prestatiebevorderend zou kunnen zijn.

Stel dat u ploegleider was, hoe zou u dan doping uit de ploeg proberen te weren?

Breukink: Door jonge renners te leren dat training en aangepaste voeding de grondvesten zijn van een lange carrière. Renners moeten hun lichaam als de basis zien. Misschien luisteren ze dan niet meer naar die fabeltjes over wonderproducten en zijn ze dan minder geneigd om voor het minste naar de spuit te grijpen. Maar ook dan maken we ons best geen illusies. Topsporters – wielrenners en toppers uit andere sporten – tasten altijd al hun grenzen af. Daarom is doping nooit helemaal uit de sport te verbannen.

Had Erik Breukink in een peloton met strengere controles meer uit zijn wielercarrière kunnen halen?

Breukink: Over het algemeen vind ik dat ik het maximum uit mijn carrière heb gehaald. Ik heb de Tour wel niet gewonnen, maar heb er dat jaar wel heel dicht bij gezeten (derde op 2 minuten van Greg LeMond in 1990) en misschien had ik hem met een beetje meer meeval wel kunnen winnen. Maar als ik het nuchter bekijk, moet ik toegeven dat ik een stapje tekortkwam. Voor mij won Bernard Hinault de Tour vijf keer, Greg LeMond won hem driemaal, Laurent Fignon twee keer en Miguel Indurain kwam na LeMond en die won vijf keer de Ronde van Frankrijk. Zo zie je maar: de Tour wordt zelden op toeval gewonnen.

Frank Demets

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content