Economische oorlogvoering
In 1805 versloeg admiraal Nelson de Franse vloot voor de kust van het zuid-Spaanse Trafalgar. Na deze beslissende overwinning, die het maritieme overwicht van de Britse erfvijand bezegelde, besloot Napoleon dat hij het Verenigd Koninkrijk niet met de wapens maar met de economie moest verslaan.
Terwijl de Grande Armée zich in 1805 naar Beieren spoedde om daar een Oostenrijkse invasie af te slaan, lag de Franse admiraal Villeneuve met een stevige vloot van drieëndertig Franse en Spaanse oorlogsschepen voor anker te Cadiz, in het diepe zuiden van Spanje. Twee maanden van nietsdoen en afwachten had Villeneuve erop zitten, waardoor zijn tegenstander, admiraal Nelson, uitgebreid de kans had gekregen om de Engelse vloot te versterken. De Engelse marine verscheen op 29 september dan ook blakend van zelfvertrouwen voor de Spaanse kust. Ofschoon zijn vloot nog altijd acht schepen minder telde dan die van Villeneuve, was Nelson vastbesloten om de Fransen aan te vallen van zodra die Cadiz zouden verlaten. Sluw liet hij slechts enkele van zijn fregatten voor de havenstad zeilen. De echte vloot hield hij buiten het bereik van de Franse verrekijkers, terwijl hij zijn moment afwachtte. Dat kwam op 21 oktober.
Soms hangt de geschiedenis niet af van grote verbanden en maatschappelijke omwentelingen maar van details, zoals de specifieke gedragingen van een bepaald individu in een beperkte maar cruciale tijdspanne. Dat was het geval met admiraal Villeneuve, die misschien wel het lot van Napoleon Bonaparte heeft bepaald. Admiraal Villeneuve was een halfhartige bevelhebber, niet laf maar zonder zelfvertrouwen, niet onkundig maar ongeïnspireerd. Twee maanden eerder al had zijn besluit om geen strijd te leveren in het Kanaal Napoleons allerbelangrijkste project de nek omgewrongen. Villeneuve had veiliger oorden opgezocht in het zuiden van Spanje, waar hij uiteindelijk zijn ondergang tegemoet zou zeilen.
Wat bevelen, gedetailleerde orders, dreigementen en zelfs onterechte lofbetuigingen in al die maanden niet voor mekaar hadden gekregen, kon de angst voor oneer en vernedering wel: ze bracht Villeneuve in beweging. Vanuit Parijs werd hij bedolven onder de signalen dat Napoleon ongenadig met hem zou afrekenen als hij uit het oosten terug was. Nadat hij tenslotte had vernomen dat admiraal Rosily uit Parijs onderweg was om hem te vervangen, waagde Villeneuve zich eindelijk in volle zee. Ook nu weer ging hij tegen de bedoelingen van Napoleon in. Die had hem in zijn allerlaatste bevel (geschreven vanuit St. Cloud op 14 september) aangemaand om zich naar de Middellandse Zee te begeven, níét om voluit slag te leveren met de Engelsen. Want daarvoor was het toch al te laat. In een zielige poging om zijn naam te zuiveren, had Villeneuve desondanks besloten het duel aan te gaan. Zonder overtuiging stuurde hij aan op een confrontatie met de beste admiraal ter wereld, de 47-jarige Horatio Nelson.
Beide vloten troffen elkaar voor de kust van Trafalgar, maar op het beslissende moment besloot Villeneuve – heel typisch – om terug naar de haven te varen. Wanorde in de slagorde was het gevolg, en alsof dat nog niet genoeg was, had Nelson een verrassingstactiek in petto. Rond het middaguur dreef hij zijn schepen dwars door het midden en de achterhoede van de Franse vloot. Nog voor Villeneuve kon reageren, zag hij hoe een deel van zijn schepen de dieperik in ging. Vijf uur later was de Frans-Spaanse vloot in drijfhout veranderd. De meeste Franse schepen waren naar de zeebodem gejaagd of dobberden hulpeloos rond. Een klinkende Britse overwinning, die door Nelson niettemin duur werd betaald: hij liet in Trafalgar het leven, nadat hij op zijn vlaggenschip de Victory door een Franse kanonskogel was getroffen. Ook de Spaanse bevelhebber sneuvelde, terwijl de stuntelige Villeneuve zich liet gevangennemen. Door hem verloor Frankrijk niet minder dan 13.000 zeelieden en mariniers. De verliezen van de Royal Navy beliepen nauwelijks 1.600 doden en gewonden.
De slag bij Trafalgar was voor Napoleon niets minder dan een ramp. De ruggengraat van de Franse vloot bestond niet meer en het zou nog jaren duren vooraleer hij de gezonken oorlogsbodems door nieuwe schepen zou kunnen vervangen. Intussen moet gezegd worden dat de Britten zich in eerste instantie niet bewust waren van het belang van Nelsons overwinning. Premier Pitt was vooral bezig met wat zich op het vasteland aan het afspelen was, en zat in zak en as toen hij op de hoogte werd gesteld van de opeenvolgende nederlagen van zijn Oostenrijkse partner in Beieren en Oostenrijk. Pas jaren later zou echt duidelijk worden dat Trafalgar een keerpunt was, met verregaande consequenties voor het keizerrijk. De overwinning van Nelson deed het machtsevenwicht op de oceanen definitief kantelen in het voordeel van Londen. De zeevaartroutes waarlangs de rijkdommen en grondstoffen van de kolonies naar Europa werden vervoerd, werden vanaf dat moment grotendeels door de Britten gecontroleerd.
De tegenzet
Door het verlies van de Franse vloot kon Napoleon er zeker van zijn dat een onmiddellijke afrekening met het Verenigd Koninkrijk er niet meer in zat. De oplossing lag definitief op het continent, waar hij op basis van militair overwicht tot vrede en nieuwe allianties moest trachten te komen. Maar de kracht van de Engelse economie en de macht van het Britse bankwezen speelden hem parten. Als hij de Britten niet met militaire middelen klein kon krijgen, dan moest hij een andere weg vinden. En die vond hij een jaar later ook. Tijdens de veldtocht in Pruisen broedde hij in zijn Berlijnse residentie op een wettekst die op 21 november 1806 werd bekendgemaakt. De eerste zin van het decreet van Berlijn luidde: “Les Iles Britanniques sont déclarées en état de blocus.” Het Continentaal Stelsel was geboren, een economische blokkade die inhield dat alle landen die bondgenootschappen hadden met het keizerrijk, het verbod kregen om nog handel te drijven met Engeland. Hun havens mochten geen Engelse schepen of goederen meer aanvaarden. Export naar Engeland was verboden.
Het Continentaal Stelsel was niet alleen een antwoord op Trafalgar, maar ook op de eerdere Britse maatregel om scheepshandel te blokkeren van de havens van Brest tot aan de Elbe. Ook de Britten voerden namelijk een economische oorlog, maar Napoleons decreet had verstrekkender gevolgen. Met het decreet van Berlijn wilde hij de economische oorlog tegen Engeland op wereldschaal voeren. “U mag niet vergeten dat wanneer de Engelse handel op zee triomfeert, dat komt omdat de Engelsen er de sterkste zijn. Het is dus logisch dat Frankrijk, vermits het de sterkste is op het vasteland, er ook zijn eigen handel laat triomferen”, zo had hij aan Eugène de Beauharnais geschreven. In die optiek werd een stapel douanereglementen uitgevaardigd die de Engelse handel moesten lamleggen en de Franse bevorderen.
Economische oorlog
De maatregel van Napoleon leidde tot een spiraal van economische gevolgen. Op haar beurt besloot de Engelse regering om een blokkade af te dwingen: geen enkel niet-Brits schip zou nog mogen aanleggen in Europese havens. Londen wilde Europa zo essentiële koloniale goederen als katoen, suiker, koffie en indigo ontzeggen. Napoleon reageerde op het einde van 1807 met een nieuwe tegenmaatregel: voortaan zou elke schip dat contact had gehad met een Brits schip of had aangelegd in een Britse haven als Engels beschouwd worden en geen toegang krijgen tot de Europese havens of zelfs in beslag worden genomen. Nog later zou daar ook elk Amerikaans schip bij gerekend worden.
Het Continentaal Stelsel werd op die manier heel snel een molensteen om de nek van de internationale handel. Met name de export van neutrale landen als de Verenigde Staten leed eronder. Maar ook de economie van het keizerrijk stond onder druk. De Franse nijverheid bevond zich in een paradoxale positie: enerzijds had ze plots de kans om de hele Europese markt te domineren, anderzijds leed ze onder een schrijnend tekort aan grondstoffen, waardoor de verhoopte expansie werd belemmerd. Een goed voorbeeld was de nieuwe katoenindustrie, de motor voor de industriële ontwikkeling. Nu de Engelse katoennijverheid buitenspel stond, konden de Fransen de markt helemaal bezetten. Alleen belette de Engelse marine dat het ruwe katoen de Franse fabrieken bereikte. Als de Franse regering voor die spagaat een oplossing vond, was het gewonnen spel. Deed ze dat niet, dan dreigde er een ineenstorting van de economische en financiële markten. Die strijd zou in de komende jaren voor Napoleon minstens even belangrijk worden als zijn militaire veldtochten. Hij besefte dat hij de medewerking van alle Europese landen nodig zou hebben. Van de Middellandse tot aan de Baltische zee moesten alle havens meewerken, anders hielp de blokkade geen zier. Precies daarom werd Rusland zo belangrijk: het tsarenrijk was de belangrijkste handelspartner van de Engelsen, en zonder haar was de blokkade een kaas met veel te grote gaten. Rusland zou pas na de nederlaag van Friedland in 1807 door de knieën gaan. Bij de Vrede van Erfurt in oktober 1808 bracht Napoleon tsaar Alexander ertoe om zich aan te sluiten bij het Continentaal Stelsel.
Maar Napoleons economische oorlog en de Engelse blokkades begonnen te ontaarden in een economische catastrofe. De grenzen van het keizerrijk en de omringende buurlanden waren inmiddels zeer poreus geworden. De Engelsen waren erin geslaagd om enorme overslagplaatsen te bouwen op eilanden zoals Malta in de Middellandse Zee en Helgoland, een eilandje ten westen van Denemarken. In enorme entrepots werden daar tonnen goederen opgeslagen die op clandestien vervoer naar het vasteland lagen te wachten. Koopwaar werd met kleinere schepen binnengesmokkeld en via sluipwegen tot diep in Europa vervoerd. De smokkelnetwerken waren al snel zo wijdvertakt dat de douane er geen greep meer op had. Daarom voerde de Franse overheid jaar na jaar het aantal douaniers op, tot ze met enkele tienduizenden waren. Maar ook dat volstond niet, want er waren nog altijd veel meer smokkelaars – gelokt door snel geldgewin – en veel van die slecht betaalde douaniers lieten zich omkopen. Vooral in de niet-Franse havens zag Napoleon zich verplicht om de douanekantoren systematisch te laten bewaken en controleren door soldaten. Met name in Holland, nota bene geregeerd door zijn eigen broer, werd het Continentaal Stelsel bijna openlijk met voeten getreden.
Ook op macro-economisch vlak werd het Continentaal Stelsel alsmaar contraproductiever. Het invoerverbod op vreemde, zeg maar Engelse goederen en de steun voor export uit het keizerrijk door extreem lage exporttarieven deden de douane-inkomsten dramatisch afnemen. Tussen 1808 en 1809 waren ze zelfs gehalveerd. Een belangrijke inkomstenbron voor de staat droogde dus zienderogen op, terwijl ook de havens het bar slecht deden. Het maritieme verkeer tussen havens van het keizerrijk en zijn bondgenoten viel terug tot een vijfde van wat het voor de blokkade was geweest. Het stilvallen van de zeehandel bracht de haveneconomie een zware slag toe en dreigde langzamerhand de aanvoer van ruwe grondstoffen onmogelijk te maken. Soms vielen hele sectoren plat, zoals de katoennijverheid, die bij gebrek aan ruw katoen in 1807 al een keer kopje-onder was gegaan.
Achterpoortjes
Het Continentaal Stelsel zorgde voor zoveel problemen dat Napoleon het zelf begon te omzeilen. In april 1809 zond Parijs een vertrouwelijk schrijven aan de prefecten in de havengebieden. Ze kregen toestemming om export- en importvergunningen af te leveren aan huizen ‘die bewezen hadden verknocht te zijn aan Zijne Majesteit en zich verre te houden van misdadige relaties met de vijanden van de staat’. Tegen betaling mochten bepaalde door de prefect uitgekozen handelaren wijn uitvoeren en later ook graan en andere landbouwproducten, in ruil voor metaal en scheepsbenodigdheden. Zo kon Frankrijk zijn landbouwoverschotten kwijt en kon men een gedeelte van de eigen behoefte lenigen. Officieel mochten er geen schepen met Franse producten naar Engeland varen, maar het gebeurde, het werd oogluikend toegestaan en zelfs de keizer was ervan op de hoogte.
Londen was al even hypocriet. Ook de Engelsen hadden een boycot lopen, maar waren vanwege het binnenlandse graantekort maar wat blij dat ze een deel van de Franse overschoten konden afnemen. Toch was het de Franse economie die het zwaarst getroffen werd, terwijl de Engelse floreerde. In het jaar 1805 bedroeg de totale export uit het Verenigd Koninkrijk 51 miljoen pond. In de succesvolste periode van het Continentaal Stelsel, tussen 1806 en 1811, zou die groeien tot 54 miljoen pond en op sommige momenten pieken tot 66 miljoen. Groei dus, in plaats van de door Napoleon beoogde ineenstorting. En intussen hing het Franse economische weefsel tegen 1810 aan flarden. De economische crisis werd een financiële en een industriële crisis. Banken wilden geen leningen meer verstrekken, de nijverheid sneed in de kosten, arbeiders werden massaal ontslagen. In Parijs alleen al zat 40 procent van de handarbeiders zonder werk. Een totale afgang werd het toen de Frans-Russische vriendschap na welgeteld vier jaar ophield te bestaan. In 1811 maakte de tsaar een einde aan zijn deelname aan het Continentaal Stelsel, waarop alle Baltische en Russische havens weer voor Britse koopvaardijschepen werden opengesteld. Napoleons dreigende verlies van de economische oorlog was de rechtstreekse aanleiding voor de catastrofaal geëindigde invasie van Rusland in 1812.