De hereniging van Duitsland leek, in 1989 na het vallen van de Muur, een formaliteit. Wat is er vandaag van terechtgekomen ?
DEZE derde oktober vierde de Duitse Bondsrepubliek over haar ganse territorium, en vooral in Düsseldorf, de vijfde verjaardag van de hereniging van Duitsland. De derde oktober is om die reden meteen tot nationale feestdag uitgeroepen : winkels gesloten, vlaggen op straat.
Dezelfde derde oktober vierde de stad Berlijn ook haar eigen hereniging, met een groot Burgerfeest onder andere, door de zetelende burgemeester Eberhard Diepgen (CDU) georganizeerd in het stadhuis. Niet zomaar een stadhuis (Berlijn heeft er veel), maar het gerestaureerde, historische Rode Raadhuis op de Alexanderplatz dat wil zeggen, het historische centrum van Berlijn, dat vijf jaar geleden nog in Oost-Berlijn lag. Een symbool dus.
Er zijn nog andere symbolen te zien in Duitsland, en in Berlijn dezer dagen. Het is symbolenseizoen, aangezien op 22 oktober verkiezingen gehouden worden in Berlijn en het Land Brandenburg, en de regerende en niet-regerende politieke partijen hun messen getrokken hebben. Het woord “kommunisme” valt weer op straat te lezen, vijf jaar na de feiten : dat is de CDU, de kristen-demokratische regeringspartij die met àlle argumenten waarschuwt tegen een mogelijk rood-groen verbond rood, zoals men weet, is de kleur van de kommunisten. Maar het is moeilijk te schatten hoe groot de invloed van de laaghartigheidsfaktor op de verkiezingsresultaten kan zijn, aangezien alle peilingen de sociaal-demokraten van de SPD zo’n kletterende nederlaag beloven dat de partij sinds enkele maanden in vrije val blij zou mogen zijn als ze na de evenementen nog bestààt. Of dat is ten minste wat de peilingen zeggen.
Het is niet zo en het is wèl zo (zoals de sprookjes van Duizend-en-één-Nacht beginnen) dat Duitsland ondanks de luid gevierde hereniging van Bondsrepubliek en DDR, met een Oost-West-probleem is blijven zitten. Het is niét zo, zal iedereen u zeggen in het Westen, en menigeen in het Oosten, want kijk, er zat toch niets anders op dan de twee bijeen te voegen, en het is allemaal demokratisch gegaan en bovendien stond het in de Duitse grondwet, dat de hereniging van het land de eerste prioriteit van de regering moest zijn, en Helmut Kohl heeft daarna moeiteloos de verkiezingen gewonnen. Dus… Zelfs Gregor Gysi van de PDS (Partij voor Demokratisch Socialisme de erfgename, nu links, van de oude SED-eenheidspartij, toen stalinistisch) heeft toegegeven, heel onlangs, dat “de eenheid een betekenisvolle aangroei inzake demokratie, vrijheid en mensenrechten met zich meegebracht heeft. ” En het feit dat al die argumenten daar zo mooi klaarliggen voor gebruik, versterkt de argwanende bezoeker in zijn vrees, dat het wèl zo is.
“Naarmate meer tijd verstrijkt, ” schreef het grote Berlijnse dagblad Der Tagesspiegel op 1 oktober, “groeit in het Oosten de idealizering van het oude systeem. ” In het artikel dat daaronder kwam, schreef Gerd Appenzeller over Gysi en zijn bekentenis (want eigenlijk heeft ruim iederéén daarover geschreven, Gregor Gysi is nog steeds niet de eerste de beste) : “Weliswaar klaagt de partijleiding in eenzelfde ademtocht een verlies aan rechten, aan sociale zekerheid, en het ontstaan van massale werkloosheid. Maar als zelfs de politieke erfgenamen van het reëel existerende socialisme op Duitse bodem erkennen dat de ontwikkelingen sinds de derde oktober 1990 een vooruitgang betekenen tegenover het leven van alledag in de DDR, kan niet alles even slecht geweest zijn wat er sinds de val van de Muur gebeurd is. Maar alleszins kan men ook de symmetrisch tegenovergestelde gevolgtrekkingen maken. Indien niet véél verkeerd gelopen was, had de PDS in haar rol van partij de toegepaste larmoyantie nooit zoveel sukses kunnen hebben in de nieuwe Länder en in Oost-Berlijn. ” De hele atmosfeer in een notedop bij een “serieuze” krant : de klachten van de PDS worden niet ontkend, maar de partij wordt wel van tranerigheid beschuldigd, weggehoond als politieke erfgenaam en wat niet al, én tegelijk wordt elk woord van haar aanvoerder Gregor Gysi ernstig genoeg genomen om uitgebreid besproken te worden.
Vooral in het oude Oost-Berlijn komt men ook verkiezings-affiches van de PDS tegen, die pronken met slogans rond sociale zekerheid, welstand, solidariteit. Ze worden automatisch weggelachen als “PDS-demagogie”. Die van de andere partijen niet. Er is, zou men bijna denken, een kloof.
GEVOELIG.
Symbool : de ontvangst van de nieuwe roman van één van ’s lands meest gevierde (maar ook gevreesde) schrijvers : Günter Grass. Grass is het, dat is algemeen bekend, nóóit eens geweest met de overijlde inlijving van de DDR in de Bondsrepubliek. Hij heeft daar véél over gesproken en geschreven, in hoofdzaak rond twee argumenten. Ten eerste, zegt hij, bestond er in Oost-Duitsland zoiets als een eigen, vertraagde kultuur, die gemoedelijker was en in bepaalde opzichten ook menselijker dan de Westduitse, waarin de burgers tijd hadden en gelegenheid om elkaar in rustige hoekjes van cafés nimmer eindigende verhalen te vertellen, waarin ze zelfs tijd hadden om boeken te lezen. Ten tweede, zegt hij, en herhaalt hij, zouden Duitsers door Auschwitz geleerd moeten zijn dat een eengemaakt Duitsland veel te gevaarlijk is, voor hun omgeving en voor henzelf. Auschwitz was immers, zegt hij, het gevolg van de eenmaking van Duitsland : zonder die eenmaking was het niet mogelijk geweest zoiets te organizeren. Enerzijds het gevaar van nieuwe rampen, anderzijds de nog uitstaande schuld over de voorbije katastrofe, moesten volgens Günter Grass de Duitsers zeker van hun versnelde hereniging afhouden. Een federatie of zoiets was, volgens hem, méér dan genoeg eenheid geweest.
Dit alles had hij, zoals gezegd, al vaak betoogd. Maar hij had er nog nooit een roman van gemaakt. En de kracht van Grass ligt in zijn romans. Toen dus eindelijk het langverwachte werk verscheen, een dikke pil over de Duitse eenmaking onder de titel “Ein Weites Feld”, was de reaktie symbolisch en veelbetekenend : het weekblad Der Spiegel die het boek op zijn omslagprent liet vernietigen door de aartscriticus Marcel Reich-Ranicki, refereerde niet zozeer aan de “Entartete Literatur” die de nazi’s op de brandstapel gooiden (al liet Grass in zijn reaktie erop die interpretatie natuurlijk niet liggen), maar veelmeer naar het “onboek”, het misbaksel dat heiligschennis kwam plegen én verwarring zaaien in het kamp van de Duitsers, en dat daarom niet gemaakt had moeten worden.
Het werd allemaal nogal gauw toegedekt met een grote kritische lappendeken : “Ein Weites Feld” zou gewoon een slechte roman zijn, die de hooggespannen verwachtingen van het Duitse publiek kwam beschamen. En waarom ook niet maar moest Marcel zich daar dan zo kwaad voor maken, en is het niet de eerste keer dat Der Spiegel zijn omslag wijdt aan een mislukte roman ?
Het hele voorval illustreert de overgevoeligheid waarmee in Duitsland de hereniging nog steeds behandeld wordt en tegelijk de noodzaak van uit de kluiten gewassen vieringen. De argumenten van Günter Grass zijn immers wel sympatiek, maar op het eerste gezicht niet zo moeilijk te weerleggen en bij nadere beschouwing kunnen ze dan zonder veel last naar andere, intellektueel minder kwetsbare, vlakken verhuisd worden. De beroemde Oostduitse bonhomie is aanlokkelijk als argument, maar kan ongetwijfeld grotendeels verklaard worden uit de sociologie van een op informatie- en kommunikatieschaarste draaiende maatschappij (vertaald : ze konden lang blijven tateren in het café, als ze er één vonden, omdat ze toch niks anders te doen hadden), en anderzijds lijkt het moeilijk als argument overeind te houden in het licht van wat intussen boven water gekomen is over de Stasi zijn apparaat, zijn praktijken. Het Auschwitz-argument ligt moeilijker, zeker om rationeel aan te pakken, maar het is wel zeker dat het niet praktisch is : ook Günter Grass moet weten dat verschrikkingen in het verleden (die de massa van het publiek zich niet meer herinnert, omdat ze te jong is, of omdat ze de feiten verdrongen heeft) doorgaans de rampen in de toekomst niet kunnen tegenhouden. Het punt is dat men aan dat weerleggen nauwelijks toekomt : men argumenteert niet, men schopt een rel. Een rel met symboolwaarde.
MUSEUM.
Om de dubbelzinnigheid van de ironie nog eens te onderstrepen, wil het lukken dat in Berlijn het Duits Historisch Museum staat, wat een onschuldige titel is voor het Duitse nationale museum, wat het eigenlijk is. Landen die écht een natie vormen en daar geen problemen mee hebben, zegt museumdirekteur Christoph Stölzl in een interview, hebben doorgaans zo’n museum niet nodig. Duitsland blijkbaar wel. Enerzijds omdat Duitsland, historisch gezien, nooit bestaan heeft tot Bismarck het tot stand bracht in de negentiende eeuw, met alle gevolgen vandien. Anderzijds omdat op die eenmaking de oorlogen van deze eeuw gevolgd zijn, én Auschwitz, én de nieuwe tweedeling die nu opgeheven lijkt maar het niet is. Het land is “eengemaakt maar niet verenigd”, zoals het in symposia heet. Het nationale museum van een “verenigd” land, zegt direkteur Stölzl, bestaat uit gebouwen, monumenten, straatnamen.
Dat sluit aan bij de diskussie over de puinhoop van de DDR, en meer speciaal die van Oost-Berlijn. Voor zover er een diskussie is. Heel kort : na de Wende, de omwenteling die de muur gesloopt en de hereniging mogelijk en misschien onvermijdelijk maakte, is West de ganse ekonomie van Oost gaan privatizeren, wat wil zeggen, verkopen. Het instrument daarvoor was de Treuhand, een instelling die ervan moest zien te maken, ook financieel, wat ervan te maken viel. In de praktijk kwam het vaak neer op slopen. In de gunstigste gevallen konden bedrijven en fabrieken gered worden, maar kwam wel viervijfde van het personeel op straat te staan. Het resultaat is een industrieel maanlandschap waar de bruinkoolverbranding inderdaad minder milieuschade aanricht, maar waar de voormalige arbeiders en bedienden werkloos op hun mesthoop zitten bitter te zijn. “Hun systeem was rot, ze moeten maar boos zijn op hun vroegere meesters, in plaats van tegen ons te zaniken, ” zeggen de “westies” graag. Ongetwijfeld hebben ze gelijk, maar daar koopt niemand iets voor. Volgens een opiniepeiling begin oktober vinden 53 procent van alle Duitsers dat er in de afgelopen vijf jaar minder begrip is gekomen tussen Oost- en West-Duitsland, en slechts 51 procent van de oude Oost-Duitsers vinden de Westerse maatschappij beter dan wat zij vroeger hadden.
“Zo slecht was die industrie van ons nu ook weer niet, ” is een refrein dat men in het Oosten vaak hoort. Eberhard Knauss, een Oostberlijner die zijn containerfabriek kocht bij de Treuhand (de Berliner Behälter & Anlagenbau in Niederschöneweide) en de zaak vlot kreeg door diep in de schulden te gaan bij de bank en 250 van de 320 man te ontslaan “Ik ben banger voor de bank dan vroeger voor de DDR-bureaukraten” , leest in de krant dat de produktiviteit in het Oosten de helft zou zijn van die in het Westen. “Maar als dat het geval zou zijn, ” zegt hij, “dan bestonden wij al lang niet meer. ” Evengoed staat hij voor de niet onaanzienlijke taak er de Westduitsers van te overtuigen dat Oostberlijners containers kunnen maken.
Zo slecht was die industrie niet, zo slecht waren die gebouwen in Oost-Berlijn ook niet. Dat is een ander liedje. Berlijn is immers een enorme bouwwerf geworden, op en rond de oude Potsdamer Platz en soortgelijke plekken staan wouden van kranen, giganten als Mercedes en Sony bouwen daar een nieuw soort Berlijn op, dat stijl en vooral rijkdom genoeg zal hebben om met recht opnieuw de hoofdstad van Duitsland te worden. En waar gebouwd wordt, vallen spaanders : er lijkt wel systematiek te zitten in het ritme waarmee DDR-gebouwen tegen de vlakte gaan. Zodat Oostduitse klachten opstijgen : men wil, zeggen de “ossies”, het DDR-geheugen uitwissen, de oost-kultuur wegvegen, opnieuw beginnen alsof daar nooit iets geweest is. Nietes, zeggen de Westduitsers, maar vinden jullie dat nu echt mooi ? Kijk, die oerlelijke historische gevel daar, verplaatsen we wel, maar we laten hem voortbestaan… En Karl-Marx Platz blijft, en de Stalin-Allee niet, de televisietoren blijft, stukken Berlijnse Muur zijn intussen beschermd. En toch hebben natuurlijk ook die ossies gelijk, dat ze opgejaagd worden als regel en hier en daar beschermd, als een bedreigde diersoort. En toch is niet alleen Duitsland, maar zelfs Berlijn nog niet verenigd, ook al zijn ze eengemaakt.
Bij het verlaten van het bal van de burgemeester, die derde oktober, om een uur of half elf, stappen de gasten de zwarte Berlijnse nacht in. De Oostberlijnse nacht. Het schaarsverlichte Nikolaiviertel doet zijn best, maar kan niet wegsteken dat het onder Erich Honecker heropgebouwd werd. In de verte, lijkt het, hangt een oranje schijnsel over West-Berlijn. Het is alsof er een kloof is. Een muurvormige kloof waar nu op vele plekken gras groeit, en veel onkruid zoals dat in Berlijn de gewoonte is. Kulturen sterven langzaam, om maar eens een ànder te citeren.
Sus van Elzen
“Duitsland Heilig vaderland” luidde het in 1989 op de Muur.
En zo werd hij, bij het Brandenburger Tor, écht doorbroken.