Kim en Co werden ze aanvankelijk genoemd. Kim Gevaert, en nog drie anderen. Maar sinds ze brons wonnen op het WK in Osaka, kregen Olivia Borlée, Hanna Mariën en Élodie Ouédraogo een naam én een gezicht. Een gesprek met Co, zonder Kim.
Wie het eenmaal gezien heeft, vergeet het beeld niet meer: de verpletterende rush waarmee Kim Gevaert de laatste rechte lijn afwerkt in de finale van het WK 4×100 aflossing. De rest lijkt stil te staan. Gevaert gooit de armen in de lucht, België brons.
Tot dan kende nauwelijks iemand de andere drie leden van de ploeg. En toch kan Ge-vaert niet zonder hen, ze is de eerste om dat te beseffen. Even voorstellen, in volgorde van verschijning. Startloopster Olivia Borlée, de jongste van de drie, de enige Franstalige ook. Dan Hanna Mariën, onlangs door lezers van een krant verkozen tot meest sexy Belgische atlete (‘En dan nog met een foto die ik zelf zou deleten. Maar ja, een beetje bloot, hè…’). En tot slot Élodie Ouédraogo, ellenlange benen, ebbenhouten huid, al jarenlang Gevaerts hartsvriendin. Geen betere stokwissel mogelijk.
De drie samenkrijgen is geen sinecure. Er gaat druk e-mailverkeer aan vooraf. Uiteindelijk wordt het de Brusselse Grote Markt, net voor ze op het stadhuis, uit handen van prins Filip, de Trofee voor Sportverdienste in ontvangst mogen nemen.
Ouédraogo, regelaar met dienst, verschijnt tot haar eigen verbazing stipt op de afspraak. ‘Zodra ik zie dat ik nog tijd genoeg heb, begin ik van alles te doen, waardoor ik toch altijd weer te laat kom.’
Mariën belt dat ze ergens in Brussel zit, maar eigenlijk niet weet waar. ‘Helemaal Hanna!’
Borlée, een Brusselse, kent de weg, maar zit vol jeugdige nonchalance. Tijd is niet zo belangrijk. Een bedeesde glimlach, een schuchtere hand, en vergeven…
Hanna Mariën ploft uiteindelijk ook achter de tafel. ‘ Verdoeme, een nieuwe gps en nog de weg niet vinden!’ Antwerpse ongedwongenheid: ook dat vergeeft snel. Eerst nog wat nieuwtjes uitwisselen.
Het lijkt alsof jullie elkaar niet zo vaak zien?
HANNA MARIËN: Tijdens de winterperiode zien we elkaar eigenlijk níét. Élodie zit in Leuven, ik ben een Antwerpse maar train meestal in Gent, Olivia in Brussel. Het is pas vanaf de paasvakantie dat we regelmatig afspreken om specifiek op aflossing te trainen.
OLIVIA BORLÉE: In de winter leg je een basis, dan train je nog niet zo op snelheid. Pas als iedereen met zijn snelheidstrainingen bezig is, heb je er behoefte aan om meer samen te trainen.
Wat maakt jullie dan zo’n sterke ploeg? Jullie verslaan grote landen met veel meer individueel talent.
MARIËN: Veel mensen gaan ervan uit dat 4×100 vier keer honderd meter lopen is, maar dat is het niet. Door de stokwissel krijgt elke atleet een vliegende start, en moet iedereen dus bijna 150 meter vol doorgaan. Wij staan alle vier vrij sterk op de 200 meter, dat biedt een enorm voordeel.
ÉLODIE OUÉDRAOGO: Wij trainen ook heel hard op onze wissels. Bij een aflossing heb je twee keuzes: ofwel kies je voor vier intrinsiek bijzonder snelle loopsters. Dat is wat de Verenigde Staten of Jamaica doen. Zij kunnen zich al eens een foutje of een minder goede stokwissel veroorloven, omdat elk van de vier loopsters toch in staat is om 11 seconden rond te lopen. De andere mogelijkheid is onze optie: kiezen voor vier mensen die geweldig op elkaar ingespeeld zijn. Wij halen enorm veel winst uit onze aflossingen. Dat maakt dat wij niet moeten onderdoen voor grote landen met loopsters die intrinsiek een stuk sneller zijn dan wij.
Wat is het geheim van een goede stokwissel?
MARIËN: Veel trainen. Heel veel trainen…
OUÉDRAOGO : Je moet de stok met hoge snelheid heel vér kunnen doorgeven. De armen van de twee loopsters moeten bijna volledig gestrekt zijn op het moment dat je doorgeeft. Idealiter loop je zowat twee meter uit elkaar, dan boek je een geweldige winst. En natuurlijk moet je allebei op maximale snelheid lopen. Timing is enorm belangrijk.
BORLÉE: Het is van belang dat je elkaar ook buiten de piste goed verstaat. Je motiveert elkaar, je moet werkelijk een ploeg vormen. In de individuele competitie zijn we concurrenten, maar in de aflossing jagen we een gemeenschappelijk doel na.
OUÉDRAOGO: In de winter zitten we samen een maand op stage, in Zuid-Afrika, allemaal samen in hetzelfde guest- house. Dat doe je niet als je elkaar niet kunt luchten. Want iedereen heeft het daar weleens zwaar, is moe, maakt zich al eens lastig. Je moet daar beter met elkaar overweg kunnen dan doorsnee. Wij kunnen dat, dat is onze sterkte.
MARIËN: Zo een stok doorgeven is enorm stresserend. Alles gebeurt in een fractie van een seconde. Het is mijn grootste nachtmerrie dat er dan iets fout loopt. Zelfs in Osaka zat ik al dagen tevoren voortdurend met de gedachte: ‘Oh, dat ik toch maar niks fout doe…’
OUÉDRAOGO: Je staat daar, er komen zestien voeten op je af. Daar moet je de juiste uit kiezen. Ik moet Hanna’s spikes er echt ‘uitfilteren’ en denken: als die blauwe spikes op dát lijntje komen, dán moet ik vertrekken. Om je heen zit 80.000 man, mensen beginnen te schreeuwen. De Amerikanen roepen: ‘Hand.’ De Fransen: ‘Oui.’ De Duitsers: ‘Ja.’ Alles lijkt hetzelfde, jij zit daar tussen en je moet je ding doen. Logisch dat er al eens iemand te vroeg of te laat vertrekt. Je staat voorovergebogen, in de zogenaamde ‘driepuntstart’, je mag echt alleen maar oog hebben voor de spikes van je ploeggenoot. Kijk je daarvan weg, haal je je focus ervan af om even te zien waar de tegenstanders zitten, dwaal je af en is het te laat.
MARIËN: Eigenlijk zien we elkaar niet, tijdens de wedstrijd. Ik zie een stickertje, een merkteken en net voor Olivia’s voet daarop landt, vertrek ik. Wacht ik tot haar voet er staat, dan is het te laat.
OUÉDRAOGO : Als derde loopster, zie ik de start van Olivia wél. Ik weet dat ik zelfs nog begon te klappen. Daarna moet ik wel heel snel omschakelen en me concentreren, maar ik heb dat nodig, het motiveert me. Ik trek me op aan de gedachte: Oli is 21 jaar, ze staat daar helemaal alleen tussen al die wereldtoppers. Het is zo makkelijk om geïntimideerd te raken. Maar zij slaat er zich door. Mij helpt dat enorm.
Hebben jullie de indruk dat jullie harder op aflossing trainen dan andere landen?
OUÉDRAOGO: Dat zou ik niet zeggen. Maar wij willen het harder, we zijn gemotiveerder. Neem een land als Frankrijk, dat heeft twee, drie, vier deelneemsters op de 100 en 200 meter individueel. Wie daar slecht presteert, is ontgoocheld en de aflossing wordt dan een opgave, ze doen het met tegenzin. De Franse aflossingsploeg warmt niet eens samen op. Dan weet je al op voorhand: zij doen het met veel minder liefde. Bij ons is de gretigheid er altijd. Dat maakt dat we in een aflossing boven onszelf kunnen uitstijgen.
Verloopt de voorbereiding op een wedstrijd in groep anders dan individueel?
MARIËN: Veel meer ontspannen, vind ik. Alleen is maar alleen, hè. Individueel ben je zo gefocust dat het soms te veel wordt. In team warm je met zijn zessen op want ook de reserves doen mee, en dan wordt er altijd wel gelachen. Pas in de zogenaamde ‘call-room’, de plaats waar je op je oproeping wacht, voel je dat het serieuze werk begint. Ikzelf heb die ontspanning wel nodig. Als ik te lang op voorhand ‘mijn kas opvreet’, ben ik leeg als ik het stadion in kom. De ploeg geeft mij afleiding, de idea-le mix tussen spanning en ontspanning.
OUÉDRAOGO: Mij is van Osaka vooral bijgebleven hoe opmerkelijk rustig we allemaal bleven. Zonder erover te praten, straalde iedereen een zelfbewustzijn uit: we kunnen het, maar we gaan er ons niet over opjagen. Wij waren het enige team waarvan de loopsters elkaar voor de finale nog even vastpakten voor we de piste opgingen. Ontzettend nuchter allemaal.
Iedereen herinnert zich die fantastische laatste rechte lijn van Kim Gevaert op het WK. Hoe hebben jullie die beleefd?
MARIËN: Ik heb daar niets van gezien. Ik geef de stok door aan Élodie en daarna ben ik verplicht om op het grote scherm te volgen, want in die laatste bocht is het echt één grote ‘rommelhoop’.
BORLÉE: Ik was uitstekend geplaatst. Als je uitloopt, na de eerste honderd meter, ligt de laatste rechte lijn aan de overkant van het veld: een perfect zicht. Hoe Kim die laatste twee voorbijschoot: eerst de Russische, dan de Engelse. Open mond. Wow! Ik ben direct als een gek het veld overgestoken (lacht).
OUÉDRAOGO: Aanvankelijk had ik er ook geen goed zicht op. Ik geef de stok aan Kim, en sta dan natuurlijk achter haar. Omdat we met drie landen kort bij elkaar lagen, was het onduidelijk. Toen ik haar op het grote scherm de handen in de lucht zag steken, dacht ik nog: is het wel zo? Een onbeschrijflijk gevoel. Je droomt er weleens van, maar je denkt toch niet dat het ooit werkelijkheid wordt. Een medaille? Op een EK oké, maar op een wereldkampioenschap?
Voor Kim Gevaert blijft de individuele competitie het belangrijkste. Hoe zit dat bij jullie?
BORLÉE: Wij staan nog lang niet op het niveau van Kim. Het is dus logisch dat wij veel belang hechten aan de aflossing: het is onze kans om erbij te zijn op grote kam-pioenschappen. Maar we hebben alle drie wel de ambitie om ook individueel nog veel vooruitgang te boeken. Op termijn moet dat ons hoofddoel worden.
MARIËN: Je traint ook een heel jaar om individueel beter te worden. Als je dan, zoals Olivia en ikzelf, op het WK alleen maar de aflossing mag lopen, is dat toch een ontgoocheling. En ook al beseffen we na die bronzen medaille best dat we met de ploeg met de wereldtop kunnen concurreren, toch blijven we erop gebrand om op de Olympische Spelen individueel te scoren. Al houdt het voor ons hooguit in dat we de series overleven, we zouden het alle drie ontzettend graag willen.
BORLÉE: De trainingen voor de aflossingsploeg zijn ook de beste snelheidstrainingen die je je kunt indenken. Op oefeningen waar je elkaar moet inhalen, ga ik altijd voluit. De onderlinge concurrentie kan ons individueel alleen ten goede komen.
OUÉDRAOGO: Je jaagt elkaar op, maar op een leuke manier. Voor mij als 400 meter-hordenloopster bieden ze het bijkomende voordeel dat ik blijf trainen op snelheid. Groepstrainingen zijn gewoon ontzettend plezierig. Mijn hart zal bloeden, de dag dat ik er niet meer bij hoor.
Hoe zien jullie Gevaert binnen de ploeg?
MARIËN: De captain, hè… Onze joker. We beseffen: als wij haar goed kunnen lanceren, kan zij altijd nog wel een paar plaatsen goedmaken.
OUÉDRAOGO: Kim staat natuurlijk op een niveau waarvan wij alleen maar kunnen dromen. Op een kampioenschap doet ze het gros van de tijd haar ding. Eigenlijk zien we haar niet zo veel. Maar ze heeft het allemaal al meegemaakt, je kunt bij haar altijd terecht om raad te vragen. Ze straalt ook een enorme rust uit net voor je op de piste moet. Wij zouden ons al makkelijk laten intimideren door het luidruchtige van de Amerikaanse of Jamaicaanse vrouwen. Maar zij weet dat die het even moeilijk hebben als wij.
BORLÉE: Kim is mijn grote voorbeeld: individueel hoop ik ooit iets te kunnen realiseren van wat zij bereikt heeft. En binnen de ploeg is ze inderdaad de kapitein, maar zonder ook maar een zweem van superioriteit. Zij is een van ons, een mét ons. Heel anders dan bijvoorbeeld de Franse ploeg waar de ‘grote’ Christine Arron weigert te trainen met de ‘kleintjes’, en alleen maar kritiek voor hen heeft. Zo is Kim niet, zij is er altijd om ons te helpen en raad te geven als het nodig is. Ze stelt zich nooit boven ons. Nooit.
Zij krijgt altijd alle aandacht. Wekt dat soms wrevel op?
MARIËN: Zeker niet. We beseffen maar al te goed dat er zonder Kim geen aflossingsploeg zou bestaan. We zijn nu geselecteerd voor de Olympische Spelen, maar als Kim geblesseerd raakt, is dat sprookje uit. We kunnen haar alleen maar dankbaar daarvoor zijn.
OUÉDRAOGO: Kim is gewoon een zegen voor de vrouwensprint in het algemeen. En voor mij in het bijzonder. Wij trainen al tien jaar samen, ik heb altijd in haar stroom mogen meevaren. Kim zocht een dokter, Kim zocht een kiné, en ik mocht er altijd mee van genieten. Eigenlijk heb ik heel weinig zelf moeten uitzoeken. Ik ben haar heel dankbaar.
En alleen dankzij Kim kunnen jullie een medaille halen?
MARIËN: Dat gaat misschien te ver. Ik wil niet oneerbiedig zijn tegenover Kim, maar je mag niet vergeten dat het estafetteteam al bestaat sinds 2001, en pas vorig jaar zijn de puzzelstukjes in elkaar gevallen. Zonder Olivia als startloopster halen we ook geen medaille, daar ben ik zeker van. Moet je dan niet zeggen dat we het brons aan Olivia te danken hebben? Voor het eerst zijn het de vier juiste meisjes op de juiste plaats. En dus hebben we alle vier onze verdienste.
OUÉDRAOGO: Kim is ongetwijfeld degene die het kan afmaken. Momenteel kan niemand anders dat. Maar wij lopen ook tegen straffe tegenstanders, wij moeten onszelf telkens weer overtreffen om ons recht te houden, in zo’n sterk deelnemersveld. Ik vraag niet dat mensen zeggen dat het dankzij mij is, dat we een medaille halen. Maar ik vind het wel fijn dat men eindelijk ons aandeel begint te erkennen. Dat was in het verleden wel anders. Stilaan ziet de buitenwereld in dat wie een medaille haalt en 42.75 loopt, over vier goede loopsters beschikt. Dat is misschien wel onze grootste overwinning.
MARIËN: Vroeger sprak men altijd anoniem over ons: ‘Kim & Co’, of ‘de meisjes van de 4×100’. Die ‘meisjes’ hebben nu ook een naam, hè. Dat is wel fijn.
Want het omgekeerde geldt ook: jullie zijn voor Kim de enige kans op een medaille. Individueel is dat misschien net te hoog gegrepen voor haar?
OUÉDRAOGO: Daar heb ik het met Kim al eens over gehad. Zij is heel blij dat het estafetteteam bestaat. Anders stond ze er altijd alleen voor: helemaal alleen een hele maand in Zuid-Afrika op stage, in haar eentje naar alle grote wedstrijden. Het doet wel deugd het gevoel te krijgen dat je ook voor haar nog iets bijdraagt. Zij beseft onze waarde. Voor haar zijn we zeker meer dan de drie die toevallig met haar mogen meelopen, zoals sommige mensen weleens denken.
Wie brons haalt op het WK, moet ook op de Olympische Spelen een rol kunnen spelen?
MARIËN: Finale halen, zeker?
OUÉDRAOGO: Vier jaar geleden stonden we al in de finale, weliswaar met een andere bezetting, maar ik denk dat het opnieuw onze ambitie moet zijn. Over meer doen we beter niet te veel uitspraken. Het zijn en blijven de Spelen, nietwaar? Wees maar zeker dat elk land er met zijn sterkste team zal staan. Vier jaar geleden haalden de Amerikanen de eindstreep niet, er kan van alles gebeuren: slecht weer, iemand die geblesseerd raakt, een foute stokwissel. We mogen ons niet te veel op plaatsen en medailles concentreren. Eerst zien dat we allemaal gezond blijven. Als we een nieuw Belgisch record lopen en we worden daarmee vierde, wat kan men ons dan verwijten? Dan is het nog super, hè.
BORLÉE: Het kan regenen, de piste kan er glad bij liggen, iets te vroeg of iets te laat vertrekken, stok laten vallen, honderdsten van een seconde maken soms het verschil. In een aflossing is echt alles mogelijk, mais c’est ça qui est génial, quoi.
DOOR KRIS CROONEN