In Brussel en de Vlaamse Rand wonen enkele duizenden Nederlanders. Wat vinden zij van het communautaire gesteggel over Brussel-Halle-Vilvoorde?

‘De kwestie Brussel-Halle-Vilvoorde, B-H-V, eens kijken, is dat niet iets met het vliegveld, nachtvluchten of zo?’ Drie vlotte Hollandse vrouwen van rond de dertig kijken elkaar vragend aan. ‘Weet jij het? Ik ook niet. Sorry, bij ons komt u niet veel verder.’ Het is woensdagmiddag en dus zijn alle tennisbanen van de Hockey en Tennis Vereniging Oranje in Hoeilaart bezet door kinderen van uiteenlopende leeftijden. Rondom krioelt het van de moeders. De voertaal: keurig betere-kringen-Randstadhollands.

HTV Oranje is een overwegend Nederlandse enclave, de club rekruteert zijn leden uit de gezinnen van EU- en NAVO-personeel en het internationale bedrijfsleven. Nederlanders genoeg in de omgeving: met de Britten als goede tweede vormen ze het grootste contingent buitenlanders zowel in Hoeilaart (ruim 300) als in het even verderop gelegen Overijse (ruim 1100). Twee gemeenten die tot het hartland of misschien wel de frontlinie behoren in het B-H-V-conflict, als we ten minste de schepenen van beide plaatsjes mogen geloven die mij deze zelfde dag bezweren dat hun positie precair is, omsloten als ze zijn door de francofonie: ‘We zitten ingeklemd’; ‘we vormen een dun schilletje’. Ze kijken er tamelijk benauwd bij.

Waar vele Vlamingen in de Rand rond Brussel zich met hart en ziel in de zoveelste episode van de taalstrijd storten, blijven hun taalpartners in de regio, de Nederlanders, over het algemeen stoïcijns onder het B-H-V-krakeel. Velen hebben zelfs geen flauw idee waar het over gaat: ‘Dreigt de regering erover te vallen? O jee. Tja, we lezen vooral Nederlandse kranten, kijken naar het Nederlandse journaal’, klinkt het.

Misschien levert een bezoekje aan de Nederlandse Vereniging te Brussel meer op. Helaas, een verzoek om een inloopavond te mogen bezoeken strandt op een weigering van de voorzitter, Gerard Rikkelman: ‘We zijn hier te gast, we bemoeien ons niet met de politiek. In Saudi-Arabië zou je dat ook niet doen. Dus met een opschrijfboekje rondlopen op onze avond en mensen naar hun mening over Brussel-Halle-Vilvoorde vragen: liever niet.’

Over de kwestie zelf windt hij zich hoorbaar op, zijn stem schiet omhoog: ‘Om u de waarheid te zeggen, ik begrijp er ook niets van, en er is niemand die het me kan uitleggen als ik ernaar vraag. Ik vind wel dat ze erg drammen, de Vlamingen. Weet u, als ik Belg zou zijn was ik geen Waal of Vlaming, maar een Belg. Maar als voorzitter ga ik hier allemaal niets over zeggen, daar krijg ik maar last mee.’

De eigen groep

Misschien is de desinteresse voor het communautaire B-H-V-kruitvat wel te verklaren uit de gescheiden levenssferen. Het mengt niet echt, de Belgen en de Nederlanders. De sociale contacten spelen zich overwegend binnen de eigen groep af. Vijftiger Joke Hansen woont pal tegenover de hockey- en tennisclub. In België is ze al twintig jaar, maar: ‘Je komt er niet tussen. Met de buren gaat het goed, ik moet op alle trouw- en communiefeesten verschijnen, dat doe ik ook, maar verder gaan de Hollanders vooral met elkaar om. De Belgen zijn ook niet zo dol op ons. We hebben grote huizen, dikke salarissen, twee auto’s, dat steekt. Wat ze vergeten, is dat we hier veel besteden.’

Een paar jaar geleden wierp Joke Hansen zich in de politiek. Ze ging bij de lokale VLD-afdeling maar is na twee jaar gillend vertrokken. ‘Vreselijk. De jaloezie, de pesterijen, het geroddel. Je kunt met goede ideeën komen, het wordt hoe dan ook van tafel geveegd.’

Patrick Demaerschalk, schepen te Hoeilaart met onder meer sport en integratie in zijn portefeuille, luistert met enige verbazing naar deze verhalen. ‘Ik vind juist dat de Nederlanders heel goed integreren, veel beter dan de andere Europeanen. Ze engageren zich in het gemeenschapsleven, zitten in de oudercomités van scholen, zijn actief in het cultureel centrum, in de bibliotheek; ik heb ze in adviesraden zitten, ze steken de handen uit de mouwen en brengen ideeën in, heel positief allemaal.’

Maar, dat moet hij wel toegeven, in de politiek zijn ze nauwelijks te bekennen. Geen enkel raadslid is Nederlands, terwijl euroburgers toch sinds 2000 actief en passief kiesrecht voor de gemeenteraden hebben. In Overijse is het van hetzelfde laken een pak. Schepen Viviane Dewaet, verantwoordelijk voor het lokale ‘Vlaams beleid’: ‘Inderdaad, ik zie ze wel in adviesraden, niet in de politiek. En van B-H-V liggen ze niet wakker. Misschien omdat ze hier niet geboren en getogen zijn. Mijn familie woont hier al sinds 1623. Voor ons is het Vlaamse karakter van de streek belangrijk.’

Ze is eigenlijk wel blij met de Nederlanders, als kleine dam tegen de oprukkende Franstaligheid. Want Overijse voert een krachtig Vlaams beleid. Dewaet: ‘Wat dat is? Het straatbeeld van de gemeente moet Vlaams blijven. Dus geen uithangborden of reclame in een andere taal, een huis staat te koop en niet à vendre, daar hameren we op. We subsidiëren Nederlandse taallessen, bij de loketten van de gemeente wordt uitsluitend Nederlands gesproken. Onze slogan is Vlaams, groen en gastvrij. Want u moet niet denken dat we onverdraagzaam zijn.’

Toch is het juist die lokettenpolitiek van Overijse die veel Nederlanders tegen de borst stuit. Suzanne Meijers van HTV Oranje: ‘Ik stond eens achter een Vietnamees bij het loket, die man sprak keurig Frans, maar werd in het Nederlands afgepoeierd. Heel onaardig, eigenlijk onbeschoft.’ Anderen hebben soortgelijke ervaringen, met een Amerikaan, een Afrikaan, lieden die proberen op zijn minst in het Engels geholpen te worden, maar consequent bot vangen. ‘Belachelijk, als je zo veel nationaliteiten in je gemeente hebt’, zegt een verontwaardigde hockeymoeder.

In Hoeilaart denkt schepen Patrick Demaerschalk het zijne van wat hij noemt ‘de nogal agressieve taalpolitiek in Overijse. Wij zijn toch wat gemoedelijker, knijpen een oogje dicht, zijn minder provocerend. En ik denk dat dat ons geholpen heeft, want met ongeveer 20 procent Franstalige inwoners hebben we maar twee Franstalige leden in een gemeenteraad van 21. Dus veel Franstaligen zullen wel op Vlaamse lijsten stemmen.’

Viviane Dewaet van Overijse is zichtbaar stupéfaite als ze dit feit leert: ‘Hebben ze in Hoeilaart maar twee Franstaligen in de raad? Hoe is het mogelijk. Wij hebben er 9 op een raad van 27, terwijl onze bevolking voor ongeveer een kwart Franstalig is, schat ik. Zijn ze in Hoeilaart minder provocerend, gematigder? Is het dat wat ze zeggen? Ha, ik kan alleen maar concluderen dat het daar vlees noch vis is. Wat zijn dat voor Vlamingen?’

Arrogantie

De vraag is intussen waarom Vlaamsdenkende politici in de Brusselse Rand, gematigd of niet, nooit hebben bedacht dat de Nederlanders potentiële medestanders zijn in alles wat met de taalkwestie te maken heeft. Want een ding hebben ze op zijn minst met elkaar gemeen: de ergernis over de ‘arrogantie’ van de Franstaligen. Dat woord valt veelvuldig. Bij veteranenhockeyster Anne-Rie van Steekelenburg, die ruzie kreeg met een Waalse scheidsrechter: ‘Hij bleef maar tetteren in het Frans, ik praatte Nederlands. Nous sommes bilingues, riep hij, maar daar bedoelen ze altijd mee dat ik dan Frans moet praten.’ Of bij Joke Hansen, die in Brussel in een café twee keer in het Nederlands om de rekening vroeg en toen maar vertrok: ‘Bij de deur bleek de ober onze taal ineens wel machtig te zijn.’

Zoiets geeft een gevoel van verbondenheid met de Vlamingen. En soms, vooral bij de Nederlanders die wat langer in België wonen, is er wél belangstelling voor de politiek van dit land, voor de actuele thema’s. Bij de veertiger Suzanne Meijers (10 jaar in België) bijvoorbeeld, of de vijftiger Pieter van Steekelenburg (14 jaar in België). Zij hebben alle begrip voor de Vlaamse positie in het B-H-V-dossier. Meijers: ‘Ik vind het geen rare eis, het opsplitsen van het arrondissement.’ Van Steekelenburg: ‘Het is terecht dat ze een splitsing eisen. Dit is Vlaams gebied, toch zijn er Brusselse Franstalige lijsten. In Wallonië zul je geen Vlaamse lijsten aantreffen. En dan heb ik het nog niet over de rechtspraak. Vlamingen moeten vaak voor een Franstalige rechter verschijnen. Ik ben geen flamingant, maar het is wel veertig jaar geleden afgesproken dat dit opgelost zou worden, dus Verhofstadt moet het maar afmaken.’

Hoe Vlaams can you get? Van Steekelenburg: ‘Maar politiek ziet men de Nederlanders niet staan. Ze zouden ons, en ook de andere buitenlanders, er meer bij moeten betrekken, er warm voor moeten maken, ook voor zo’n B-H-V-dossier. Dat gebeurt niet.’

Deze boodschap verrast de schepenen Demaerschalk en Dewaet. Het potentieel aan Nederlanders wat actiever bewerken? Ze vinden het geen slechte gedachte, ofschoon het voor B-H-V wat laat is. Maar toch. Demaerschalk: ‘Goed idee. Ik ga het op mijn lijstje zetten.’

Wammes Bos

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content