De federale regering vergroot de aansprakelijkheid van ondernemingen, maar ontmoedigt ondernemers om risico’s te nemen.
De wervenpolitiek van premier Guy Verhofstadt (VLD) stond in het teken ervan en ook in zijn vierde Burgermanifest komt hij woorden tekort om het belang ervan te onderstrepen: het ondernemerschap. Daarom begrijpen de werkgeversorganisaties – het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), de Unie van Zelfstandige Ondernemers (Unizo) en Voka, het Vlaamse netwerk van ondernemingen – steeds minder van het paarse denken over de aansprakelijkheid van bedrijven en hun bestuurders.
Zo werd de sfeer op het jongste ondernemersforum van het VBO vergald omdat minister van Justitie Laurette Onkelinx (PS) doorzet met de strafrechtelijke aansprakelijkheid van rechtspersonen. Ze concretiseert een wet die in 1999 onder Jean-Luc Dehaene (CD&V) tot stand kwam om de georganiseerde misdaad aan te pakken. Haar wetsontwerp, dat in maart vorig jaar ook groen licht kreeg van de liberalen in de regering, biedt de strafrechter een heel arsenaal aan mogelijke sancties: ze gaan van het bekendmaken van een veroordeling en een verbod op overheidsopdrachten tot zelfs de sluiting van een bedrijf gedurende een tot tien jaar wanneer dat na een eerdere veroordeling (en boete van minstens 132.000 euro) opnieuw tegen de lamp loopt. Voor de werkgeversorganisaties komt dat laatste simpelweg neer op een doodvonnis voor de betrokken onderneming.
Door de programmawet van juli 2006 zijn leidinggevenden en bestuurders van ondernemingen inmiddels ook hoofdelijk aansprakelijk voor het niet betalen van btw, bedrijfsvoorheffing en sociale bijdragen. Als ze niet kunnen bewijzen dat het om een vergetelheid gaat, wordt hun persoonlijk vermogen aangesproken om bij te passen. Maar daarmee is de kous niet af. In het vooruitzicht van de openstelling van de grenzen voor werknemers uit nieuwe EU-landen, en om zwartwerk en sociale dumping bij illegale arbeid tegen te gaan, sleutelt minister van Werk Peter Vanvelthoven (SP.A) aan een ‘ketenaansprakelijkheid’, die opdrachtgevers verantwoordelijk maakt voor de loon- en arbeidsvoorwaarden van hun onderaannemers. De sluitingsdrift van Onkelinx steekt een tweede keer de kop op in een ontwerp van sociale strafwet: hoewel werkgevers en vakbonden in de Nationale Arbeidsraad in juli vorig jaar samen waarschuwden voor de ‘rampzalige economische en sociale gevolgen’, vindt de PS-minister dat ook een overtreding van de sociale wetgeving mag leiden tot een bedrijfssluiting of een exploitatieverbod.
Door deze evolutie in de regelgeving wordt een basisbegrip van het ondernemen, de beperkte aansprakelijkheid van vennootschappen, uitgehold. Ze verlegt ook de verantwoordelijkheid voor de naleving ervan naar ondernemers en bedrijfsbestuurders. Fraudebestrijding is voor hen nochtans niet het punt, want een geschikt middel tegen concurrentievervalsing. Maar goede wetten maken en de toepassing controleren, zijn wel kerntaken van de overheid zelf. Dat sommige omstreden aansprakelijkheidswetten niet meer door het parlement zullen raken voor de verkiezingen, is intussen voor Verhofstadt een flauwe schaamlap die de contradictie met het door hem zo geprezen ondernemerschap niet kan verbergen.
Patrick Martens