Twintig jaar geleden vaardigde de Vlaamse regering een decreet op de integratie van kunst in openbare gebouwen uit. Het is zelden toegepast.
Een fraaie publicatie van de Vlaamse Bouwmeester, Kunst in Opdracht, herinnert aan het bestaan van een decreet uit 1986 over de integratie van kunst in openbare gebouwen. Het decreet zegt dat een deel van het bouw- of verbouwbudget aan kunst moet worden besteed – een degressief percentage naarmate de bouwkosten hoger zijn: van 2 tot 0,5 procent. André De Beul (VU) en Patrick Dewael. (VLD) spiegelden zich aan voorbeelden uit Nederland, Frankrijk en Duitsland. Zo’n tien jaar later leek er werk te worden gemaakt van de uitvoering ervan. Het Vlaams Parlement liet zijn eigen cenakel met kunst versieren, Wivina Demeester (CD&V) deed hetzelfde voor twee administratieve gebouwen van de Vlaamse regering. En zij verruimde het toepassingsveld tot ‘iedere private en publieke rechtspersoon waarmee de Vlaamse Gemeenschap een huurkoopcontract, leasing- of huurcontract afsluit’. Bovendien duwde ze de zorgsector met de neus op het decreet, zodat tenminste enkele psychiatrische instellingen en tehuizen voor moeilijk opvoedbare jongeren het gingen naleven. Demeester verankerde haar engagement met de oprichting van een kunstcel. Anders zou geen haan nog naar het decreet kraaien, zo weinig au sérieux wordt het genomen. Het zij zo. De inbreng van kunst, op welke plek ook, kan maar beter niet als een verplichting maar als een kans worden opgevat.
Bescheidenheid kenmerkt de houding van de kunstcel. Sinds die, in 1999, aansluiting vond bij de actie van de eerste Vlaamse Bouwmeester, bOb Van Reeth, wordt er bij een bouwproject nagedacht over ‘hoe kunstenaars de plek in wording kunnen bevragen en dit in een opdracht gieten’. Het hele proces kan het best verlopen via een zorgvuldig opgesteld stappenplan – dertien stappen, van de samenstelling van een selectiecommissie tot de communicatie met gebruikers en publiek. De publicatie Kunst in opdracht inventariseert de 77 projecten die tussen 1999 en 2005 werden opgezet, en helaas niet allemaal gerealiseerd. De meest geslaagde, waarbij de betekenis van de kunst diep met de bestaansreden van het gebouw vervlochten raakte, zijn ook de meest kleinschalige. Bijvoorbeeld de kastanjeboom, voorzien van een medaillon met een stamboom van ongewervelde en gewervelde diersoorten door Patrick Van Caekenbergh bij het kantoor van de Vlaamse Milieumaatschappij. Of de monumentale fries van Jef Geys in het Psychiatrisch Zorgcentrum van Rekem, gemaakt uit foto’s van de buitenmuur waarop de patiënten door de jaren hun tekens hebben gekrast.
De nieuwe Vlaamse Bouwmeester Marcel Smets kan het lichtende pad volgen. Als het aan de kunstcel ligt, mag er voort-aan ook een wettelijke kunstregeling komen bij openbare infrastructuurwerken en landschappen. De cel neemt zich voor om de artistieke ambities van de Vlaamse overheid te stimuleren door een beleidsvoorbereidende visie op papier te zetten. Daar moeten niet nog eens twintig jaar overheen gaan.
DOOR jan braet