De realiteit is er eerst. Meestal toch. Dan pas worden de wetten gemaakt. Om wantoestanden tegen te gaan, maar ook om bestaande praktijken te regelen of te regulariseren. Zo werd het systeem van dienstencheques destijds ingevoerd om al die honderden vrouwen die bij mensen thuis gingen poetsen toch een soort statuut te geven. En als adoptie door holebi’s vandaag kan, dan is dat omdat erin de praktijk ook vóór de wet al heel wat homokoppels samen kinderen opvoedden. Soms schiet de wetgever in zulke gevallen in actie omdat zijn rechtvaardigheidsgevoel opspeelt, soms op basis van het aloude devies if you can’t beat them, join them.

Zo is meer dan tien jaar geleden ook de euthanasiewet ontstaan. Want voor alle duidelijkheid: euthanasie is geen relatief gangbare praktijk geworden doordat er een wet over is gemaakt. Nee, die wetgeving is uitgewerkt omdat iedereen wist dat artsen terminaal zieke patiënten weleens uit het leven hielpen stappen. In alle stilte, en veel te vaak op eigen initiatief. Zodra men die realiteit onder ogen wou zien, lag de weg open om euthanasie te legaliseren. Er kwam een wet die ervoor moest zorgen dat artsen alleen nog euthanasie zouden uitvoeren op uitdrukkelijk verzoek van de patiënt zelf. Daar stond tegenover dat ze er geen last meer mee zouden krijgen zolang ze zich aan de voorwaarden hielden.

Maar toen ging de wetgever, die in die dagen nogal zot van glorie was, nog een stap verder en stond hij euthanasie niet alleen bij fysiek maar ook bij psychisch lijden toe. Iets wat op dat moment amper in de praktijk voorkwam en er bij het grote publiek ook veel moeilijker inging. Gevolg: meer dan een decennium later is levensbeëindiging bij fysiek lijden zogoed als algemeen aanvaard, zelfs tot diep in de christelijke zuil, terwijl psychia-trische patiënten het nog altijd moeilijk hebben om een arts te vinden die hen wil helpen. Als ze er al een vinden.

Dat zouden de Belgische senatoren het best in het achterhoofd houden terwijl ze luisteren naar de getuigenissen en meningen van al die artsen, juristen en andere specialisten die dezer dagen de revue passeren. Vorige week begonnen ze al met een hoorzitting over minderjarige patiënten, en de kans is heel groot dat euthanasie straks ook voor hen mogelijk zal worden gemaakt. Want niemand wil een kind nodeloos laten lijden, en in de praktijk worden terminale minderjarigen nu al vaak geholpen. Meestal door hun behandeling volledig stop te zetten of de pallia-tieve sedatie op te drijven, maar soms ook echt door middel van euthanasie. Wat niet weet niet deert, denkt men dan wellicht. Maar zo werkt het natuurlijk niet. Zo mag het toch niet werken.

Veel minder consensus is er over de optie om euthanasie ook toe te laten voor mensen, zoals dementerenden, die daar op het cruciale moment zelf niet meer om kunnen vragen. Niet alleen sommige politieke partijen aarzelen, ook veel artsen staan er huiverachtig tegenover. Net zoals een deel van de publieke opinie, want de angst voor misbruik is haast even groot als die voor vergevorderde dementie. Als we dus echt willen dat ook mensen met dementie euthanasie kunnen krijgen, zal daar meer voor nodig zijn dan een wet of een hoorzitting in de Senaat. Zonder breed maatschappelijk debat is de kans zelfs groot dat hele passages van de gepimpte euthanasiewet straks zo goed als dode letter blijven.

Niet dat de wetgever niet voorop mag lopen – dat is zelfs zijn plicht. Maar dan wel op voorwaarde dat hij constant achteromkijkt om te zien of iedereen nog mee is. En dat lijkt men tegenwoordig weleens te vergeten.

Ann Peuteman is redactrice van Knack

De wetgever mag vooroplopen in het euthanasie-debat, maar hij moet wel constant checken of iedereen nog mee is.

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content