‘Dit is niet het werk van een gek’
De mythe dat Vincent van Gogh een geniale gek was, leeft nog altijd. Met de tentoonstelling De waanzin nabij. Van Gogh en zijn ziekte wil het Van Gogh Museum duidelijkheid scheppen en nuances aanbrengen. ‘Het is bijzonder dat Van Gogh zo veel heeft bereikt ondanks de strijd die hij heeft geleverd tegen zijn ziekte’, zegt curator Nienke Bakker.
Vincent van Gogh (1853-1890) is niet alleen beroemd voor schilderijen als De aardappeleters, Zonnebloemen en Sterrennacht. Hij staat ook bekend als de geniale schilder die zot werd van de zon in de korenvelden rond Arles, te veel absint dronk, zijn oor afsneed en ten slotte zelfmoord pleegde op 37-jarige leeftijd zonder ooit maar één schilderij te hebben verkocht. Geniaal, gek en miskend. Maar wat is daarvan waar?
‘Vroeger waren we voorzichtiger met het gebruik van het woord waanzin’, zegt Nienke Bakker, conservator in het Van Gogh Museum, die in 2009 mee de monumentale editie van Van Goghs Brieven samenstelde. ‘In zijn brieven heeft Van Gogh het zelf regelmatig over ‘krankzinnigheid’, ‘gekte’ en ‘kunstenaarsverdwazing’. Waarom zouden wij er dan moeilijk over doen? Ergens schreef hij ‘de wanhoop nabij’ en zo kwamen we bij onze titel uit. De waanzin nabij zegt dat Van Gogh heel dicht bij de waanzin kwam en zo ervoer hij het ook zelf. Maar hij was zeker niet de hele tijd waanzinnig: hij was op het randje van, af en toe ging hij eroverheen en daarna krabbelde hij weer recht.’
Wat was er met hem precies aan de hand?
NIENKE BAKKER: Wel, zelfs met de huidige medische kennis hebben we geen definitief antwoord. Sommige diagnoses uit het verleden zijn wel niet meer zo waarschijnlijk. We hebben heel bewust en voor het eerst alle medische literatuur over Van Gogh doorgenomen met de bedoeling alle diagnoses te wegen. We zijn bijgestaan door medische specialisten, want wij zijn in de eerste plaats kunsthistorici, geen artsen. (lacht) Waar je tegen aanloopt, is dat de patiënt niet meer leeft: je kunt hem niet ondervragen en onderzoeken.
Maar er zijn wel verslagen van de artsen die hem toen behandeld hebben.
BAKKER: Precies. En dat wilden we nu eens allemaal op een rijtje zetten. Het beeld van de gekke kunstenaar is, zoals zo vaak met mythes en clichés het geval is, niet op helemaal niets gebaseerd. Maar wij willen een en ander zo genuanceerd mogelijk brengen. Er zijn allerlei bronnen, erg verspreid gepubliceerd. Die wilden we samenbrengen om het verhaal helder te vertellen.
Als je zijn brieven leest, alle documenten bekijkt en de reacties van zijn omgeving ziet, merk je dat er van alles aan de hand was. Hij was bij vlagen volledig in de war en de weg kwijt. Alleen: dat waren periodes en tussen die periodes ging het weer goed met hem. Dat hele verloop willen we in de tentoonstelling en in het boek zo goed mogelijk laten zien.
Vincent snijdt op 23 december 1888 in Arles zijn oor af. Is dat hét kantelmoment?
BAKKER: Dat is het eerste incident, de eerste aanval van zijn ziekte. Voor zover we weten althans. Er volgt een periode van een week waarin hij volledig van de kaart is: hij praat onsamenhangend, herkent mensen niet. Dokter Félix Rey moet hem uiteindelijk in een isoleercel opsluiten. En vervolgens zie je dat dergelijke aanvallen terugkeren, soms met lange tussenpozen.
Er zijn momenten – eerder al – dat het niet goed met hem gaat: hij schrijft dat hij extreem gespannen is en overwerkt raakt. ‘Als ik niet beter op mezelf let, word ik ziek’, schrijft hij. Maar wat dat precies betekent, kunnen we niet uit de brieven afleiden.
Werkt hij dan zo hard aan zijn schilderijen?
BAKKER: Hij werkt verschrikkelijk hard en wil zo veel mogelijk goede schilderijen maken, want Paul Gauguin komt eind oktober 1888 naar Arles. Vincent wil indruk maken. Gauguin is een oudere en meer ervaren schilder, tegen wie Van Gogh enorm opkijkt. Het Gele Huis, waar Van Gogh woont, wil hij helemaal decoreren met nieuwe schilderijen. Het weer is goed, hij kan veel buiten werken en er zijn veel mooie onderwerpen, maar Van Gogh draait een beetje door in zijn enthousiasme: hij eet niet goed, drinkt misschien te veel en slaapt te weinig.
Heeft alcoholisme een rol gespeeld in zijn ziekte?
BAKKER: Ergens schrijft hij dat hij alcohol nodig heeft om ‘de hoge noten te bereiken’. Je kunt er niet de vinger op leggen: maar als Signac (Franse schilder, nvdr) hem eind maart 1889 bezoekt en met hem vanuit het ziekenhuis in Arles naar het Gele Huis gaat, wil Vincent een fles terpentijn leegdrinken. Dat zou kunnen wijzen op ontwenningsverschijnselen.
Wat opvalt is dat hij later, als hij in de instelling van Saint-Rémy-de-Provence zit (tussen mei 1889 en mei 1890, nvdr), tot drie keer toe een aanval krijgt nadat hij een uitstapje naar Arles heeft gemaakt. Waarom hij die aanvallen krijgt, weten we niet. Is hij weer gaan drinken, zijn er onaangename ontmoetingen geweest met de mensen van Arles?
Sommige inwoners van Arles zijn hem vijandig gezind. Er wordt zelfs een petitie opgesteld om hem te laten opsluiten.
BAKKER: Dat is schrijnend. Vanuit het standpunt van de buurtbewoners is dat begrijpelijk: Van Gogh gedroeg zich vreemd, zij vinden hem eng en voelen zich bedreigd. In de petitie en het proces-verbaal met getuigenverslagen (die documenten uit het gemeentearchief van Arles zijn voor het eerst te zien, nvdr) staat te lezen dat hij gek is, te veel drinkt, handtastelijk is en rare en obscene dingen zegt. Maar dat kan heel goed aangedikt zijn. Een schilder was al een beetje een zonderling type: er zijn ook verhalen dat de kinderen uit de buurt hem kwamen treiteren als hij zat te schilderen.
In mei 1889 neemt hij zelf de beslissing om zich te laten opnemen in de instelling voor krankzinnigen in Saint-Rémy-de-Provence. Dat wijst toch op een grote helderheid van geest?
BAKKER: Dat is een weloverwogen beslissing. Hij realiseert zich dat zijn leven door zijn ziekte veranderd is. Hij zegt letterlijk: ‘Ik ben mezelf niet.’ In de brieven van dokter Félix Rey en van de dominee, die Theo van Gogh op de hoogte houdt (Vincents broer, die hem onafgebroken vanuit Parijs steunt en geld stuurt, nvdr), lees je dat ze in de perioden dat hij ziek was het ene moment een helder gesprek met hem konden voeren en het andere moment hij in wartaal verviel.
Maar als Vincent helemaal hersteld is, gaat het ook wekenlang goed met hem. Hij formuleert helder in zijn brieven en voelt zich lichamelijk soms sterker dan daarvoor. Tegelijk er is bij hem het angstige besef dat het hem zo weer kan overvallen. Hij durft het niet meer aan om ergens alleen te gaan wonen.
In die periode trouwt Theo van Gogh. Hoe reageert Vincent daarop?
BAKKER: Hij gunt het hem heel erg, maar het is wel een contrast met zijn eigen moeilijke situatie. Hij vreest dat Theo zijn eigen weg zal gaan. Er speelt bij Vincent een groeiende onzekerheid: kan Theo hem financieel blijven steunen?
Maar terugkeren naar Parijs is geen optie, want die stad was veel te druk voor Vincent. Hij zoekt dus een plek in de buurt van Arles waar hij tot rust kan komen, met rust gelaten wordt en kan werken: dat wordt de instelling Saint-Paul de Mausole in Saint-Rémy.
Gaat hij daar anders werken?
BAKKER: Hij legt zelf een verband tussen zijn ziekte en zijn manier van werken. Hij beseft dat hij eigenlijk te veel van zichzelf gevergd heeft: door zo hard te werken heeft hij die schilderijen kunnen maken, maar het heeft hem verschrikkelijk veel gekost. In de brief die hij bij zich heeft als hij zelfmoord pleegt, staat: ‘Welnu, mijn werk, daarvoor riskeer ik mijn leven en het heeft me de helft van mijn verstand gekost…’
Zijn kunst is het enige waarvoor hij leeft: hij wil daar alles voor geven. Maar tegelijk beseft hij dat hij eraan onderdoor kan gaan.
Veranderen zijn schilderijen in Saint-Rémy?
BAKKER: Hij leidt daar een regelmatiger leven, gaat minder hectisch werken en tegelijk wordt zijn werk gecontroleerder. Hij zoekt naar een manier van werken waarin hij zijn gevoelens meer onder controle heeft. In Arles ging hij volop voor de heftige kleuren en de wilde penseelstreek, terwijl hij in Saint-Rémy kiest voor minder contrastrijke kleuren en gestileerde, golvende lijnen.
Toch een bewijs dat hij heel bewust met zijn werk omgaat?
BAKKER: Zeker. Want – voor alle duidelijkheid – in de periodes waarin hij echt ziek is, werkt hij niet en kan hij ook niet werken.
Na een eerste aanval in Saint-Rémy schrijft hij eind augustus 1889 aan Theo: ‘Dagenlang ben ik volkomen in de war geweest, zoals in Arles, even erg, zo niet erger, en het is te verwachten dat die aanvallen in de toekomst weer terug zullen komen, het is VRESELIJK. (…) Het schijnt dat ik vuil van de grond opraap en opeet, hoewel mijn herinneringen aan die slechte momenten vaag zijn.
Tussen eind januari en eind maart 1890 krijgt hij in Saint-Rémy nog eens een enorme terugval, die twee maanden duurt. Het is de enige keer dat hij tijdens zijn ziekte toch werkt: hij maakt tekeningen, veel figuurtjes op één pagina. Het zijn herinneringen aan het Noorden. Normaal werkt hij ‘sur le motif’ (buiten zijn atelier, met het onderwerp voor zich, nvdr), maar deze tekeningen maakt hij uit het hoofd. Blijkbaar had zijn arts hem toch toestemming gegeven om te werken. Meestal werden zijn schilderspullen afgenomen, omdat hij tijdens enkele aanvallen geprobeerd heeft verf te eten en zichzelf te vergiftigen.
Hij vraagt tijdens zijn verblijf in de inrichting aan zijn broer om tekeningen te sturen uit zijn Hollandse periode en prenten van andere schilders, zoals Delacroix, die hij wil kopiëren. Het lijkt alsof Vincent zich op dat moment wil vastklampen aan wat hij kent. Niet uit de verbeelding werken, niet met heftige kleuren schilderen. Hij zoekt vastigheid in zijn leven en in zijn kunst.
In Saint-Rémy ging het aanvankelijk goed, dus als de aanvallen terugkeren, schrikt hij erg: hij had echt de hoop dat het allemaal achter de rug zou zijn.
Waarom wil hij weg uit Saint-Rémy?
BAKKER: Enerzijds is er de regelmaat, de structuur, met de maaltijden en de kalmerende baden, die hem goed doet en rust geeft. Anderzijds gaat het hem benauwen. Hij wordt bang voor de andere patiënten en vreest dat hij er het laatste restje van zijn verstand zal kwijtraken, hoewel hij beseft dat de andere zieken er veel slechter aan toe zijn dan hij.
Wil hij weer dichter bij zijn broer gaan wonen?
BAKKER: Zeker, dat is een van de redenen waarom hij weer naar het noorden trekt. Het wordt Auvers, een rustige plek buiten Parijs, omdat daar ook een arts is, dokter Gachet, die hem kan behandelen. Maar de hoop op genezing is Vincent dan al lang kwijt. Toch werkt hij hard, harder dan ooit tevoren.
Hij maakt in de laatste zeventig dagen van zijn leven 75 schilderijen en ongeveer honderd schetsen en tekeningen. Een verschroeiend tempo.
BAKKER: Dat is inderdaad gigantisch veel. Ook in Arles en Saint-Rémy heeft hij hard gewerkt, maar nu lijkt het alsof de dood hem op de hielen zit. In die laatste twee maanden heeft hij geen aanval meer, het lijkt goed te gaan met hem en hij werkt dus ontzettend hard. We tonen ook het schilderij, Boomwortels, waar hij tot op het laatste moment aan heeft gewerkt.
Dan is er zijn zelfmoord. Komt die uit de lucht vallen?
BAKKER: Hij zegt zelf op zijn sterfbed dat hij tot doel had een einde aan zijn leven te maken. We weten dat uit een brief die Emile Bernard de dag na Vincents begrafenis aan Gabriel-Albert Aurier schrijft: ‘Maandagavond is hij uiteindelijk gestorven terwijl hij zijn pijp rookte die hij niet wilde afgeven, en terwijl hij uitlegde dat zijn zelfmoord absoluut berekend en in alle helderheid van geest gewild was.’ Dokter Gachet heeft geprobeerd hem te redden, maar Vincent zei: ‘Dan moet ik het opnieuw doen.’
Wat zeker heeft meegespeeld in zijn besluit was de grote onzekerheid omdat Theo weg wilde bij de kunsthandel waar hij werkte. Kon hij Vincent dan wel blijven steunen? Enerzijds wou hij Theo niet meer tot last zijn, anderzijds was er de ziekte die nooit meer weg zou gaan, waardoor hij niet voor zichzelf zou kunnen zorgen. Vincent wist dus niet meer hoe het verder moest. Succes had hij nog niet echt: er is dat ene schilderij De rode wijngaard, dat voor 400 franc in Brussel aan Anna Boch (Belgische schilderes en zus van Vincents vriend Eugène Boch, nvdr) is verkocht – zijn eerste serieuze verkoop. Voorts brachten enkele portretten hooguit 20 franc op. Naast spanningen met Theo had hij ruzie met dokter Gachet, waardoor Vincent erg eenzaam was in die laatste weken.
Nadat hij zich met een pistool had verwond, is hij nog anderhalve dag blijven leven.
BAKKER: Hij moet lichamelijk erg sterk zijn geweest. De dokters zeiden ook dat zijn lichamelijke kracht hem in staat stelde al die aanvallen van zijn ziekte te doorstaan, want die hebben hem ook fysiek heel erg uitgeput.
Is Vincent zijn hele leven lang tot het uiterste gegaan?
BAKKER: Hij heeft het uiterste van zichzelf gevergd. Hij is maar 37 geworden, maar het lijkt alsof hij dubbel zo lang heeft geleefd. Hij schilderde dagen aan één stuk door, soms in de volle zon, ging slapen, en begon opnieuw. Dat zat in zijn karakter: hij was in alles extreem, dus ook in werken en zichzelf verwaarlozen. Het helpt dan niet echt dat hij ook te veel dronk en onregelmatig at -dat zeggen de artsen. Aan het einde was hij gewoon helemaal op.
Jullie benadrukken dat Vincent geen visionaire gek was.
BAKKER: Klopt. Er is de neiging om die heftige kleuren en penseeltrekken te verklaren vanuit zijn gemoedstoestand, maar hij ging heel beredeneerd te werk. Er zat een methodiek achter en een vakmanschap dat hij langzaam zelf heeft moeten opbouwen. Dat is niet het werk van een gek. Het is een misverstand dat hij door die ziekte tot dat soort kunst zou zijn gekomen: het is net heel bijzonder dat hij nog zo veel heeft geproduceerd en toppen heeft bereikt, ondanks de strijd die hij heeft moeten leveren.
Kunt u nu preciezer zeggen aan welke ziekte hij leed? Was het epilepsie?
BAKKER: Dat wordt nog altijd als mogelijkheid genoemd. Alcohol wordt ook beschouwd als oorzaak of als katalysator door de medische specialisten met wie we hebben gewerkt.
Ook syfilis duikt op.
BAKKER: Dat is zeer de vraag. Het is vaak genoemd omdat syfilis tot hersenverweking kan leiden. Theo is in 1891 door syfilis totaal krankzinnig geworden en gestorven. Bij Vincent is wel ooit gonorroe vastgesteld en behandeld. Hij zou tijdens zijn frequente bordeelbezoeken syfilis opgelopen kunnen hebben, maar geen van zijn artsen vermeldt dat, hoewel het ziektebeeld duidelijk herkenbaar was. Het is alleen de kleinzoon van de arts in Antwerpen die dat verhaal vertelt. Maar dat kan dus ook een andere geslachtsziekte zijn geweest.
Waarom zijn jullie teruggegaan tot in de jeugd van Vincent?
BAKKER: Om een zo volledig mogelijk beeld te geven. Hij blijkt een overgevoelig, nerveus persoon te zijn geweest. Melancholisch ook, maar dat was toen een modewoord. Sommige van zijn latere aandoeningen zouden we nu misschien een burn-out noemen.(lacht)
Hoe kijkt u zelf terug op dit onderzoek?
BAKKER: Ik besef nu nog meer hoe hij heeft geworsteld en telkens toch de moed verzamelde om door te gaan. Tot het einde. Soms is hij ook laconiek over zijn ziekte en kan hij afstand nemen. Wat een doorzetter moet hij zijn geweest. En wat heeft hij bereikt, ondanks zijn ziekte. Het is een treurig verhaal, maar gelukkig hebben we zijn kunst.
Wat wil hij ons uiteindelijk met zijn werk vertellen?
BAKKER: Hij legde zijn ziel in zijn werk. Wat hij eerst met zijn geloof wou bereiken, wil hij later met zijn kunst doen: mensen troost en houvast bieden, mensen ontroeren en raken. Troost en houvast waren ook voor hemzelf de functie van zijn kunst. Werken was de beste remedie tegen zijn ziekte. Ja, daaruit spreekt zijn werkethiek. (lacht) Hij kwam dan ook uit een protestants gezin.
De waanzin nabij. Van Gogh en zijn ziekte, van 15 juli tot 15 september in Van Gogh Museum, Museumplein 6, Amsterdam. www.vangoghmuseum.nl. De catalogus is een uitgave van Mercatorfonds. In De kunst van het woord. Zijn mooiste brieven zijn 265 brieven van Van Gogh gebundeld (Van Gogh Museum/Carrera).
DOOR ERIC RINCKHOUT
‘In het proces-verbaal van Arles staat te lezen dat Van Gogh te veel drinkt, handtastelijk is en obscene dingen zegt.
‘Dagenlang ben ik volkomen in de war geweest. Het schijnt dat ik vuil van de grond opraap en opeet.’
‘Hij zou tijdens zijn frequente bordeelbezoeken syfilis opgelopen kunnen hebben, maar geen van zijn artsen vermeldt dat.’