Wat begon als halve grap voor een televisieprogramma is al lang niet meer om te lachen: België staat op het punt een toonaangevende natie in het bobsleeën te worden. Het Europees Kampioenschap wordt de grote test voor Elfje Willemsen en Sophie Vercruyssen. ‘Ik spreek me er niet over uit welke medaille we zullen winnen, maar het podium móét.’
Zaterdag 6 februari moet een mijlpaal voor de Belgische sport worden. Op het Europees Kampioenschap in Sankt Moritz wil het vrouwenbobsleeteam zijn eerste internationale medaille pakken. En dat is geen naïeve droom: op de wereldranglijst staan pilote Elfje Willemsen en remster Sophie Vercruyssen momenteel vierde. Op één staat Canada, op twee Amerika, op drie Oostenrijk. Het zou de bobsleewereld niet verbazen als de Belgen goud winnen in Sankt Moritz. ‘We zijn al twee keer vierde geworden op het EK, maar ondertussen hebben we grote stappen gezet. Over de kleur van de medaille spreek ik me niet uit, maar het podium móét’, zegt Elfje Willemsen (31), de enige Belgische sleester die erbij is van bij het prille begin.
Willemsen werd in 2007 met vijf andere atletes uitgekozen voor het Canvas-programma Operatie Winterberg. Het was een experiment: kun je sporters overplanten op een discipline waarin zij, en bij uitbreiding heel België, geen ervaring hebben: bobsleeën? Lang was deelnemen belangrijker dan winnen, al gooiden de toplanden met complimenten over de stuurkunst van speerwerpster Willemsen, blijkbaar een natuurtalent. Anderhalf jaar geleden voegde Sophie Vercruyssen (23) zich bij het team, dat ondertussen als The Belgian Bullets bekendstaat. Vercruyssen is remster, al is dat een wat vreemde term: er wordt pas geremd na de finish. Vercruyssen moet vooral de bob op gang duwen tijdens de vliegende start. Dat doet ze zo goed dat de kloof met de top bijna gedicht is. Het EK in Sankt Moritz moet de opstap worden naar meer: over twee jaar zijn er Olympische Winterspelen.
Waar wordt in het bobsleeën het verschil gemaakt?
SOPHIEVERCRUYSSEN: Op drie cruciale punten: de start, het sturen en de slee. Bij twee van die facetten presteren wij goed tot zeer goed. Elfje is een uitstekende pilote, misschien wel de beste ter wereld. En dankzij onze Letse coach Janis Skrastins hebben we een van de snelste sleeën die er bestaan, ook al is ze veel goedkoper dan die van de concurrentie.
ELFJEWILLEMSEN: Skrastins heeft in Letland een bobsleefabriek. Hij wou ons alleen coachen als we zijn materiaal zouden gebruiken. De toplanden vertrouwden zijn bobs niet, ze kozen voor de dure topsleeën van BMW, of ontwikkelden zelf hun bob, zoals de Duitsers. Onze slee kost zo’n 45.000 euro, minder dan de helft van die van de grote landen, maar ze bleek wel sneller. Natuurlijk duurde het niet lang voor de andere teams ook een Letse bob wilden.
VERCRUYSSEN: Die voorsprong zijn we vanaf dit seizoen dus kwijt, maar we hebben nog altijd uitstekend materiaal. We moesten sowieso afscheid nemen van Spanky, de superslee waarmee we in 2014 doorbraken. De reglementen zijn veranderd, bobs moeten voortaan lichter zijn. Maximus, onze nieuwe slee, is een kopie van Spanky, maar dan twintig kilo minder zwaar.
Wie heeft de naam verzonnen?
WILLEMSEN: Ik. Het was een moeilijke bevalling. Een naam als Spanky, dat overtref je niet. Maximus is Latijn voor de onoverwinnelijke. Het is een naam die zelfvertrouwen uitstraalt, dat vond ik wel toepasselijk. De Belgen trekken niet meer naar de grote toernooien als underdogs. Al krijg je natuurlijk al snel de reactie: Maximus, dat is toch Russell Crowe in de film Gladiator? En die gaat toch dood? (lacht)
Is Maximus sneller dan Spanky?
WILLEMSEN: Moeilijk te zeggen, want de omstandigheden zijn elke keer anders. Je neemt een bocht nooit twee keer honderd procent op dezelfde manier. Een lichtere slee trilt alvast iets meer, ik moet bij Maximus harder werken dan bij Spanky, maar al bij al zijn de verschillen klein. Onze tijden zijn met Maximus uitstekend.
De pilote is top, de bobslee ook. Blijft over: de start.
WILLEMSEN: Van bij het begin van het project, nu negen jaar geleden, is de start onze zwakke plek. Pas nu begint het te veranderen: op sommige banen starten we dit jaar wel een tiende van een seconde sneller, en dat maakt een wereld van verschil. Voordien had ik ook al goeie remsters – Hanna Mariën was een sprintster van olympisch niveau -, maar met de komst van Sophie zetten we een gigantische stap. We werken sinds kort met een nieuwe fysiektrainer, dat helpt ook.
VERCRUYSSEN: De sfeer zit erin. Het motiveert wanneer je jezelf zo vooruit ziet gaan.
WILLEMSEN: Vroeger moest ik foutloos sturen om onze zwakke start goed te maken. Elke run moest perfect zijn, dat is voor mij een tweede natuur geworden. Dat geeft ons nu een enorm voordeel. Vijf jaar geleden stuurde ik ook al goed, en werden we twintigste. Sinds Spanky klommen we in één seizoen naar de top zeven. Nu begint de start ook beter te draaien, en staan we tussen de toppers. Alles vloeit samen.
Hoe eng is het om voor de eerste keer met een bob af te dalen? Een slee haalt snelheden tot 150 kilometer per uur.
VERCRUYSSEN: Mijn tweede afdaling vond ik erger dan de eerste. De eerste keer weet je niet wat er komt. Je weet niet hoe een bocht voelt, je beseft niet hoe hard het gaat. Na mijn eerste afdaling dacht ik: vond ik dit nu leuk of niet? Eigenlijk was het antwoord: nee. (lacht) Maar ik heb toch volgehouden.
WILLEMSEN: Ik heb het nog maar één keer meegemaakt dat een nieuweling meteen nog eens wilde, en ik heb al veel remsters getest.
Mijn eerste keer was in het Canvas-programma. Ik kom aan de finish en krijg vijf camera’s in mijn gezicht. ‘Amai, hoe leuk!’ stamelde ik. Een dikke leugen: ik dacht dat ik doodging. Ik zat niet goed vast en was bang dat ik met honderd per uur uit de bob zou vliegen. Bobslee draait om vertrouwen, en dat heb ik pas wanneer ik zelf stuur. Zet mij aan boord bij de meest ervaren pilote ter wereld, en ik doe het in mijn broek van schrik.
VERCRUYSSEN: Zij heeft controle nodig. Typisch voor een stuurvrouw.
WILLEMSEN: De eerste keer zelf sturen was nog enger. Ik werd uitverkoren omdat ik een rijbewijs had. Alsof autorijden ook maar enigszins te vergelijken valt met bobsleeën! We wandelden de baan af met een coach die alleen maar Duits sprak. ‘In der Bucht hart runter gehen!’ Maar wat is hard, wat is zacht, en hoe werken die stuurtouwtjes? Maar goed, ik heb het overleefd. Hout vasthouden, maar ik heb in negen jaar nog nooit iets ergs meegemaakt.
Vorige week zijn jullie gecrasht tijdens de wereldbekermanche in het Canadese Whitsler. Wat doe je bij een crash? Bestaat daar een scenario voor?
VERCRUYSSEN: Vooral in de slee blijven. De bob kan beter tegen klappen dan een mens. En als je toch uit de slee gezogen wordt, duw dan je helm tegen het ijs. Dat ontlast je schouder en voorkomt het ergste.
WILLEMSEN: Het ergste aan een crash vind ik het geluid: een akelig gekraak van metaal tegen ijs. Ik ril als ik eraan denk.
VERCRUYSSEN: Ik haat het achteruitglijden. Een gecrashte bob glijdt tot het diepste punt van de baan. Dan besef je wat er gebeurd is, je weet dat de wedstrijd verknoeid is en je bidt dat jij en je ploegmaat er niets aan overhouden.
Wint de piloot die het meest durft?
WILLEMSEN: Ik hoop van niet, want ik ben een bangerik. Ik neem altijd de veiligste lijn en stuur zo alert als ik maar kan. Het blijft bobslee: wie te relaxed is, brengt zichzelf in gevaar.
VERCRUYSSEN: Je bent pas een echte bobsleeër wanneer je de eerste keer bent gecrasht, zeggen ze. Maar je moet het gevaar niet overdrijven, er vallen al lang geen doden meer in het bobslee. De banen werden een stuk veiliger, de sleeën zijn veel steviger dan vroeger.
WILLEMSEN: We dragen pakken uit kevlar, dezelfde stof waarmee ze kogelvrije vesten maken. Om daar nog zware blessures mee op te lopen, moet het al heel erg zijn. Nee, dan vind ik voetbal veel gevaarlijker. Daar wordt elke week wel een enkel kapotgetrapt. Wij besparen ook nooit op veiligheid, daar zijn we streng in. Ik zag dat de helmen van het Braziliaanse team vol gaten zaten na een crash. Dan denk ik: dames, jullie spelen met je leven. Met onze goede, dure helmen is dat onmogelijk.
VERCRUYSSEN: Ik denk nooit aan de gevaarlijke kant van mijn sport. Ik vertrouw op mijn piloot.
Even voor de duidelijkheid: Elfje Willemsen is de beste stuurvrouw ter wereld?
VERCRUYSSEN: Veel zal het niet schelen. De enige die tegen haar opkan, is de Canadese Kaillie Humphries, een tweevoudig olympisch kampioene. Maar zij doet natuurlijk niet mee aan het EK.
Dat toernooi moet jullie grote moment worden.
WILLEMSEN: Ik zeg niet graag dat het móét, maar… natuurlijk moet het! Een medaille op een kampioenschap krijgt weerklank, en op basis van onze ranking verdienen we het al zo lang.
Het Belgische bobsleeproject begon met een televisieprogramma. Werden jullie door profatleten niet met achterdocht bekeken?
WILLEMSEN: De eerste seizoenen lachten ze met ons, al was het niet noodzakelijk gemeen. Het was meer: afstand houden van de nieuwkomers. De toppers deden hun ding, en ze zagen ook wel dat wij, op een bescheidener niveau, ons best deden. De omslag kwam bij de eerste wedstrijd met Spanky. Plots stonden we tussen de grote namen. Een Duitse sleester kwam na de race naar me toe: ‘Je moet in jezelf geloven, jij kúnt dit.’ Ik stond als aan de grond genageld, de Duitsers waren toen de beste ploeg ter wereld. Ik dacht: oké, nu aanvaarden ze ons.
Hoe belangrijk is teamwork? Stel dat je de beste piloot ter wereld naast de beste remster zet, maar de twee kunnen elkaar niet luchten. Kan dat werken?
VERCRUYSSEN: Ja, maar het zou zo veel lastiger zijn. Een afdaling duurt maar één minuut, maar je zit wel een heel jaar in dezelfde kamer, aan dezelfde ontbijttafel en in dezelfde luchthavens. Dat delen met iemand die je niet kunt uitstaan, is mentaal veel te zwaar.
WILLEMSEN: Ik presteer het best wanneer ik mij naast de baan goed voel. Dat het met Sophie klikt, is ook sportief noodzakelijk. Het enige moment dat zij niet bij me is, is in de douche en op de wc.
De pilote trekt letterlijk aan de touwtjes: zo bestuur je nu eenmaal een bob. De remsters zijn dikwijls agressieve types. Klopt dat beeld?
WILLEMSEN: Verkijk je niet op die brave façade. Sophie kan gemeen uit de hoek komen. Grapje!
VERCRUYSSEN: Nee, die omschrijving gaat op voor alle teams behalve voor ons. Bij andere ploegen is het heel zwart-wit: de koele pilote naast de wilde remster. Voor de start klopt de remster de pilote op de borst, als gorilla’s die elkaar oppompen voor een gevecht. Wij pakken het wat gematigder aan.
WILLEMSEN: Minder belachelijk, bedoel je.
VERCRUYSSEN: Een remster moet wel onverschrokken zijn. Bij de start geef je je totaal. Dat lukt niet als je diep vanbinnen denkt: laten we maar niet te hard gaan, misschien crashen we wel.
Wat is het lastigste aan bobslee? Wat onderschat je als je het nog nooit hebt gedaan?
WILLEMSEN: Mensen vragen vaak of het voelt zoals in een pretpark. Maar het is geen attractie. Bobsleeën doet pijn. Na elke afdaling heb je minstens twee blauwe plekken.
VERCRUYSSEN: Buitenstaanders beseffen ook niet hoeveel werk er nodig is om één minuut te kunnen afdalen: sleeën verhuizen, het materiaal inladen, de bob afstellen, testen, reizen…
Wat mij moeilijk lijkt, is het contrast tussen de agressieve start en het sturen. Je pompt je vol adrenaline voor die sprint, en meteen daarna moet je ijzig kalm zijn.
WILLEMSEN: Niet iedereen kan die switch maken. De start is zo intens dat ik mezelf twee seconden gun om na te trillen. De bochten zijn in het begin van de baan doorgaans nogal rustig, wat betekent dat je heel precieze bewegingen moet maken. De hectische chicanes liggen lager. Het gaat dus van opgepept via koel naar opnieuw volle adrenaline. Psychologisch is dat best lastig.
Financieel houden jullie hier niet veel aan over. Integendeel, jullie moeten zelf investeren.
VERCRUYSSEN: We hebben een contract bij Bloso, maar dat dekt lang niet alles. Om de boel draaiend te houden, betalen we lidgeld aan de Belgische Bobsleebond. Dat halen we binnen via eetfestijnen en zo, je probeert creatief te zijn. Maar rijk zullen we er niet van worden.
WILLEMSEN: Over twee jaar stop ik. Ik ben nu 31 en ik heb nog geen euro gespaard. Als ik nog iets van een carrière wil maken om mijn financiële toekomst veilig te stellen, dan mag ik niet te lang meer wachten.
VERCRUYSSEN: Dat bobslee in België een kleine sport is, heeft er zelfs weinig mee te maken. Ook de toplanden, waar het bobslee hoog aangeschreven staat, hebben problemen om de budgetten rond te krijgen. Geïnteresseerde sponsors mogen zich altijd melden.
DOOR JEF VAN BAELEN, FOTO’S LIES WILLAERT
‘De eerste keer sturen was eng. We wandelden de baan af met een coach die alleen maar Duits sprak. In der Bucht hart runter gehen!’
‘Het ergste aan een crash vind ik het geluid: een akelig gekraak van metaal tegen ijs.’