Dirk Draulans’ Beestenboel: De laatvlieger is de trouwste kerkbezoeker onder onze vleermuizen
Met een vleugelspanwijdte van 30 à 40 centimeter is de laatvlieger een van onze grootste vleermuizen. Hij is ook een van de standvastigste: laatvliegers trekken zelden weg uit hun geboorteregio.
Het zijn gebouwenbewoners die zich graag zo hoog mogelijk in de nok van daken verstoppen. Omdat ze pas uit hun rustplaatsen wegvliegen als het donker is, zijn ze moeilijk te inventariseren. Wetenschappers gebruiken apparaten om de voor onze oren onhoorbare geluiden op te pikken die vleermuizen produceren voor de jacht en de onderlinge communicatie. De specifieke signalen van de laatvlieger worden weleens vergeleken met het geluid van tapdansers.
De grootste bekende kolonies van laatvliegers in Vlaanderen bevinden zich in kerken. In de kerk van Olen in de provincie Antwerpen werden 82 exemplaren geteld. Medewerkers van Natuurpunt rapporteerden dat in de kerk van het Oost-Vlaamse Ename de laatste twintig jaar een stijging van het aantal individuen is vastgesteld, met maxima van rond de vijftig dieren. Sommige kolonies overleefden zelfs renovatiewerken, als er rekening werd gehouden met hun aanwezigheid.
Het aantal waarnemingen van de soort steeg licht tussen 2007 en 2016, maar bleef daarna min of meer constant. Dat blijkt uit de gegevens op de waarnemingensite van Natuurpunt. Het is niet duidelijk of de stijging te danken is aan een toename van het aantal observaties, dan wel aan veranderingen in het voedselaanbod van de diertjes. Zo wordt er her en der ingezet op het beheer van natuurvriendelijke landschapselementen, zoals meidoornhagen, die de vleermuizen graag volgen.
Laatvliegers eten exclusief grote insecten, zoals mei- en mestkevers. Ze vliegen vrij traag, maar met hun brede vleugels zijn ze wendbaar en kunnen ze prooien met een plotse duik uit de lucht plukken. Het zijn efficiënte jagers: dikwijls hebben ze na een paar uur vliegen al voldoende insecten te pakken gekregen om rond te komen. Ze vliegen zelden meer dan een paar kilometers van hun rustplek vandaan.
Laatvliegers kunnen 25 jaar oud worden. Hun stofwisseling vertraagt tijdens hun winterslaap – van november tot maart – waardoor ze ‘levensruimte’ overhouden voor meer zomers.
Onderzoek bij de Amerikaanse variant van onze laatvlieger, gepubliceerd in Proceedings of the Royal Society B, heeft aangetoond dat er een epigenetisch effect speelt tijdens de winterrust. Door wijzigingen in de posities van chemische merkers op een aantal genen wordt de stofwisseling van de vleermuis op een laag pitje gezet. De merkers bepalen mee welke genen worden overgeschreven in eiwitten en welke worden stilgelegd. De genen die geïdentificeerd konden worden, waren allemaal betrokken bij de organisatie van de stofwisseling.
Het derde ‘Beestenboel’-boek van Dirk Draulans is nu beschikbaar.
Beestenboel Bis Bis, Pelckmans, 282 blz., 22,50 euro.