Dienstencheques halen steeds minder mensen uit de werkloosheid en het zwartwerk
Niet alleen allochtone poetsvrouwen worden ‘gediscrimineerd’ door dienstenchequebedrijven. ‘Mensen die zwak staan op de arbeidsmarkt, komen daar moeilijk aan de bak.’
Het Minderhedenforum bracht vorige week een spijkerhard rapport uit: Dienstencheques: subsidi-eren om te discrimineren? Het besluit was dat het systeem, dat tien jaar geleden werd opgezet om jobs in de huishoudelijke sector te scheppen voor kwetsbare en laaggeschoolde personen, ‘zijn doel blijft voorbijschieten’. Feit is dat zestien procent van de gebruikers liever ‘geen allochtone poetshulp’ in huis wil, en dat twee derde van de bedrijven op dat verzoek ook gewillig ingaat. Bedrijven uit de publieke sector, zoals lokale OCMW’s, scoren het slechtst.
Dat is erg wrang voor een sector die juist zo zwaar met publiek geld wordt ondersteund, vindt Ive Marx (Centrum voor Sociaal Beleid), die enkele weken geleden ook een kritische studie over dienstencheques afsloot onder de titel: Mattheus maakt amok. Zijn vaststelling is dat het populaire stelsel steeds minder werklozen aantrekt en steeds meer reguliere jobs verdringt. ‘Het is een schoolvoorbeeld van het mattheuseffect: geld dat bedoeld is om de lagere klasse te helpen, komt de middenklasse ten goede. De grote winnaars zijn onmiskenbaar de consumenten, van wie driekwart hoger geschoold is en een behoorlijk inkomen heeft. Zij kunnen nu huishoudwerk voor een prikje uitbesteden in de reguliere markt. Er is geen enkel ander land waar zulke diensten voor zeventig procent gesubsidieerd worden.’
Toch zijn meer dan een kwart van de werknemers buitenlanders, vooral uit de Europese Unie. ‘Enerzijds worden steeds meer buitenlandse werknemers specifiek voor de dienstencheques aangetrokken, zoals vrouwen uit Polen’, beaamt Marx. ‘Anderzijds zijn allochtone, laaggeschoolde vrouwen in België ondervertegenwoordigd in die sector. België heeft nog steeds zowat de laagste tewerkstellingsgraad voor die groep. Terwijl het systeem van de dienstencheques in principe juist hen ten goede zou moeten komen. De realiteit is dat de concurrentie tussen de dienstenchequebedrijven hard is. De consumenten zijn veeleisend, waardoor de bedrijven zich genoodzaakt voelen om de sterkste profielen aan te nemen. Mensen die zwak staan op de arbeidsmarkt, komen daardoor nog moeilijk aan de bak.’
De sector haalt dus steeds minder mensen uit de structurele werkloosheid en uit het zwartwerk, zoals in het begin wel het geval was. ‘In Vlaanderen raakt slechts een op de tien van de nieuwe dienstenchequewerknemers uit de inactiviteit,’ zegt Marx, ‘en daarmee is zeker niet gezegd dat al die mensen zwartwerk deden. Nu zien we dat steeds meer mensen de overstap maken uit reguliere jobs, waarop sociale bijdragen worden betaald. In Vlaanderen is dat meer dan zestig procent van de nieuwe instroom. Het systeem bedient alsmaar minder mensen die werkloos zijn of een inkomen hard nodig hebben. De kernvraag is dus of dat nog een legitieme inzet van schaarse publieke middelen is in een land waar vijftien procent van de bevolking in armoede leeft?’
Chris De Stoop
‘Waarom een systeem dat zijn doel voorbijschiet nog subsidiëren?’