Schimpen op Marc Verwilghen, het lijkt wel een sport geworden. Verwilghen is een warhoofd, een nestbevuiler, een ambitieuze stripper, een geslepen acteur. Wil de echte Man van het Jaar alsjeblief opstaan?

Het moet ongeveer een jaar geleden zijn dat de eerste politieke tegenstanders eerst schroomvol, daarna voluit hun gedacht begonnen te zeggen over de populaire voorzitter van de commissie- Dutroux. Louis Tobback (SP) reed als eerste met de bulldozer uit. Wellicht waren toen al sommige VLD’ers stiekem blij dat de burgemeester van Leuven het vuile werk wilde opknappen.

Verwilghen werd ook toen al in eigen huis beloerd. Nee, niet door partijvoorzitter Guy Verhofstadt, maar door secondanten. De man die als backbencher in 1991 het parlement binnenwandelde, en die daar ook zou gebleven zijn als hij niet door omstandigheden tot voorzitter van de commissie-Dutroux was gebombardeerd, werd ervan verdacht een huichelaar en een windhaan te zijn. Dat hij vies van de macht zou zijn, het was maar een spelletje van een doortrapte acteur. Dat hij de eerste plaats van de Senaat niet hoefde, ja dat hij überhaupt niet getrouwd was met de politiek, het was allemaal tactiek. Dat hij twijfelt, dat hij zichzelf soms flagrant tegenspreekt, het is geen naïviteit, nee, het is dat hij iedereen naar de mond wil praten. Dat hij niet in het partijbureau wil zetelen, het is geen onafhankelijkheid, het is dat hij zijn handen niet wil vuilmaken.

Vlaams parlementslid en streekgenoot van Verwilghen, Karel De Gucht, zorgde voor de eerste publieke ontlading uit liberale hoek: “Verwilghen wil aan politiek doen, en tegelijkertijd boven de politiek staan. Dat kan dus niet. Dat is een vorm van nestbevuiling.” Volksvertegenwoordiger Pierre Chevalier volgde. Hij ziet veel rechtlijnigheid bij Verhofstadt maar weet niet waar Verwilghen voor staat. En een gelijkaardige hooggeplaatste VLD’er vergeleek Verwilghen met de gebuisde minister van Landbouw André Bourgeois (CVP).

Gelukkig voor sommige liberalen en politieke tegenstanders kwam journalist Hugo Camps, die gevraagd werd om Verwilghens en Verhofstadts ideeën neer te pennen in een boek, recent een en ander allemaal netjes bevestigen. Ja, Verwilghen gedraagt zich “als een charmezanger die bang is een fan te verliezen”. Ja, Verwilghen gedraagt zich als “een tweede Tindemans”, hij zweeft en ijlt en is “behept met imagebuilding“.

Vreemd dat iemand die zo proper is op zijn eigen zich gedraagt als een dwaze Lambik. Het interview dat hij in juni aan Humo weggaf, leek op een splinterbom die hij zelf aanbracht en vervolgens in zijn eigen gezicht liet ontploffen. Er was net een “vergelijk” uitgewerkt tussen Verhofstadt en Verwilghen over de plaats op de Senaatslijst (één en twee). En op een partijcongres werd hij door alle VLD-kopstukken gefêteerd als de toekomstige minister van Justitie. Begon hij plots weer over “haaien” in zijn partij. Tactiek? Zeker. Voor een politieke kamikazepiloot. Paranoïa? Toneel? Of naïviteit?

Zelden een Man van het Jaar ontmoet die in datzelfde jaar zoveel geridiculiseerd is als uzelf. Bijna gevloerd?

Marc Verwilghen: Iemand heeft mij gezegd dat ik mij een harnas moet aantrekken, een omhulsel. Anders hou ik het niet vol en blijft die kritiek maar voortduren. Want als je je het aantrekt, en je gaat erop in, verwijten ze je dan weer dat je je bezondigt aan “mediatieke huilbuien”.

Komt die tegenwind alleen voort uit jaloezie, of is er iets anders aan de hand?

Verwilghen: Er spelen een aantal factoren mee. Er is de perceptie die de vierde macht heeft van Marc Verwilghen en van het werk dat de commissie-Dutroux onder zijn voorzitterschap heeft verricht. Daar is de eerste bron van wrijving ontstaan. Niet iedereen vond dat commissiewerk vlekkeloos. En ze hebben gelijk. Zelfs indien ik er mij nog meer had voor ingespannen, weet ik dat het onvolmaakt zou zijn geweest. Ik heb daar leren mee leven. In alles wat met menselijk verkeer te maken heeft, zal de perceptie van diegene die het werk uitvoert en diegene die het waarneemt verschillend zijn. Ik heb geen moeite met de gegronde kritiek die ik heb opgevangen. Wel met het puur negatieve sloopwerk dat alleen maar voortkomt uit de wil om tegendraads te zijn. Je hebt er altijd die mordicus willen bewijzen dat als iets of iemand populair is, het niet goed kan zijn. Die mensen beleven daar dan een soort morbide plezier aan. Misschien is dat wel eigen aan de mens: men is voor of tegen iets. En tegenover zulke kritiek sta je machteloos.

Heel andere koek is de tegenwind die opstak vanuit de magistratuur. De aanbevelingen van de commissie hadden een sanering van justitie en politie op het oog. Zowel in de magistratuur als de politiediensten zijn er heel wat mensen die inzagen dat die oefening moest gebeuren. Je hebt er anderen die dat bleven ervaren als een regelrechte aanslag op hun instellingen. Die bleven maar herhalen dat als men hun zovele jaren geleden de middelen maar had gegeven, ze die hervormingen zelf wel hadden kunnen doorvoeren. Dat is deels waar, maar men ging zich te vaak verschansen achter die verdedigingsgordel om begane fouten te vergoelijken. Dat gevecht van, tja laat het mij maar het establishment noemen, heb ik ook op mijn nek gekregen. Vreemd genoeg is dat misschien juist de oorzaak van mijn populariteit.

En dan is er ten derde ook nog de afgunst. De populariteit van iemand wordt in de politiek al snel als bedreigend ervaren. Je ziet ambitieuze collega’s die denken dat jij door je populariteit sneller je weg zal maken dan zij die dat ook willen. Je hebt er dus nog altijd die een carrière plannen in de politiek, hé. Je mag hen dat niet kwalijk nemen.

Er zijn er nochtans die beweren dat ook u grenzeloos ambitieus bent en perfect weet wat u wilt. De rest is pose, zeggen ze.

Verwilghen: Nee, nee, nee. Mocht die commissie er niet geweest zijn, dan was ik wellicht… ik zal niet zeggen backbencher gebleven, maar toch de politicus die men voordien kende. Een politicus die in een bepaald segment van dat politieke veld, zijnde justitie, een steentje probeerde bij te dragen. Dat was alles. Ik heb gewoon toevallig de kans gekregen om mij daarin te ontplooien. Er kwam geen planning aan te pas. Integendeel, het was allemaal zo verrassend en onverwacht dat men veeleer had kunnen verwachten dat het zou mislukken dan slagen. Ik geloof mijn oren niet als ik lees of hoor dat ik vanaf de eerste dag als commissievoorzitter de weg aan het plaveien zou zijn geweest naar het kopmanschap van de partij, naast Guy Verhofstadt. Nonsens allemaal. Gesteld dat de VLD na 13 juni in een meerderheid geraakt, dan nog is het niet zeker dat ik daarbij zal zijn. Dat hangt van honderd-en-een factoren af die absoluut niets te maken hebben met mijn partijvoorzitter. Die mag binnen de partij zelfs de beste geloofsbrieven kunnen voorleggen om Verwilghen mee te pakken naar de macht, het is even goed mogelijk dat het niet lukt. Als ik niet in aanmerking kom, leg ik mij daarbij neer. Ik kan daarmee leven.

Vanwaar dan toch dat beeld van die grienende jongen die koste wat het kost op de Senaatslijst wilde staan, bovenaan dan nog?

Verwilghen: Bon, een journalist heeft eens geschreven dat ik een vat vol tegenstrijdigheden zou zijn. Hij schetste twee beelden van mij. Volgens het ene beeld was ik een eeuwige twijfelaar die zich makkelijk laat meeslepen en geen kaas gegeten heeft van partijpolitieke strategie, het tweede was er een van een gehaaide politicus die zijn ambitie verborg achter een fenomenaal acteertalent. Dat laatste beeld zou dan van partijgenoten komen. Ik weet niet wie mij zo afschildert, maar ik weet wel dat ik die Verwilghen niet ken. Trouwens, mocht die kerel echt bestaan, dan kan ik me niet inbeelden dat hij het voorzitterschap van de partij zou hebben afgewezen toen ze het hem kwamen presenteren. Dan had hij dat met beide handen aangegrepen. Dat zou de ultieme ratio geweest zijn, toch in de particratie waar we dan blijkbaar toch nog in leven. Welnu, ik ben niet ingegaan op dat aanbod. Ik heb het overwogen, maar ik kwam tot de slotsom dat ik een aantal kwaliteiten, of gebreken zo je wil, die nodig zijn voor die job ontbeer. Ken uzelf. Ik vond dat ik te veel toegevingen zou moeten doen.

Toegeven op wat? Op uw onafhankelijkheid?

Verwilghen: Ja. Ik herhaal wat ik eerder al gezegd heb: er zijn een aantal maatschappelijke sectoren die hoe dan ook los moeten staan van de partijpolitiek. Het gaat om essentiële taken die in elke samenleving ter harte moeten worden genomen en waarvoor de politieke wereld de grote lijnen moet uitzetten. Wanneer je je als politicus op zo’n terrein begeeft, en je probeert je onafhankelijkheid te bewaren, geeft dat natuurlijk een vertekend beeld. En dan zegt Pierre Chevalier dat hij niet weet waar ik voor sta. Dat is absoluut niet de reactie die ik van Verhofstadt krijg. Ik heb mijn partijvoorzitter nog nooit horen zeggen: “Verwilghen, je moet je inschrijven in de VLD-logica en sommige van uw ideeën laten varen.”

Nochtans herinner ik mij dat u Verhofstadt in het begin van het jaar nog verweet u een pad in de korf te zetten. Toen botste uw werk in de commissie met het partijbelang.

Verwilghen: Dat is juist.

Toch is er ten gronde nooit ruzie geweest tussen u en Verhofstadt?

Verwilghen: Nooit. Het verschil is dat hij partijvoorzitter is. Je moet ideologisch zeer sterk staan om een partij te leiden. Verhofstadt heeft een visie op langere termijn. Hij moet de partijlijn trekken. Ik probeer liever bruggen te bouwen om uit impasses te geraken. Daarom heb ik ook tegen Guy gezegd dat het veiligheidsplan niet te nemen of te laten mocht zijn. Wij alleen kunnen het niet, en de andere partijen ook niet. Maar als de één de ideologische lijn trekt en de andere bruggen probeert te slaan, vereist dat wel een behoorlijke communicatie. Guy is daar sterker in. Hij zal sneller met een plan uitpakken terwijl hij nog niet de volledige tekening heeft. Hij moet dat doen, hij wil er beweging en elan in krijgen. Ik aarzel meer. Maar met ruzie heeft dat niets te maken.

De vergelijking met de rollebollende Leo Tindemans en Wilfried Martens houdt dus geen steek?

Verwilghen: Nee. Er is uitsluitend discussie geweest over de plaats waar ik op 13 juni zou worden ingezet. Guy vond dat hij op de Senaatslijst moest staan, omdat alle kanonnen van de andere partijen daar ook staan. Ik moest naar een groot arrondissement voor de Kamer. Maar ik wou op de Senaat omdat dit mij inhoudelijk de meest evidente keuze leek. Vanuit de commissie was ik bezig met onderwerpen die de hele gemeenschap aanbelangen en die daarom ook het best in de Senaat zouden passen, als die assemblee ten minste haar rol als reflectiekamer ten volle zou kunnen spelen. Guys motivatie en de mijne om op de Senaatslijst te staan, waren niet onverzoenbaar. Dat was dus snel opgelost. Alleen zag ik achteraf hoe sommigen in de omgeving van Guy die afspraken anders inschatten.

U bedoelt?

Verwilghen: Ik ga er niet over polemiseren. De geschiedenis van dat boek dat Camps zou schrijven, is bekend. Guy heeft op een gegeven moment gezegd dat hij er nooit aan begonnen zou zijn, had hij geweten dat er zulke problemen zouden uit voortkomen. Het was zijn idee.

Het werd u opgedrongen?

Verwilghen: Een beetje. Guy zei tegen mij dat hij graag een tekst onder zijn arm heeft als hij ergens naar een debat of een meeting gaat. Ik ook. Maar ik zal pas iets doen als ik er volledig van overtuigd ben. Ik heb hem gezegd dat ik het wou doen als dat een meerwaarde kon betekenen voor de partij. Dat is anders uitgedraaid.

U wilde geen verkiezingspamflet, u weigerde in het verleden ook al meermaals om samen met sommige partijgenoten persconferenties te geven. Waar moet dat heen? Hoe dichter 13 juni nadert, hoe moeilijker de spanning tussen uw onafhankelijkheid en het partijbelang beheersbaar zal blijven. Noël Slangen moet er hoofdpijn van krijgen.

Verwilghen: Dat zou je aan hem moeten vragen. Ik weet dat ik perfect aanvoel wanneer ik mezelf geweld aandoe. En dat is een paar keren gebeurd. Op het congres na de ontsnapping van Dutroux heb ik een gespierde toespraak gehouden, je weet wel, toen ik zei dat we van boer Dehaene geen eieren meer wilden. Dat was Verwilghen niet, zo kennen we die niet, kwamen velen mij achteraf zeggen. Zo kende ik mezelf evenmin, het zat me niet lekker. Er was mij inderdaad gevraagd om in die toespraak een partijpolitieker accent te leggen.

Dus toch een expliciete vraag om je aan de partijlijn te houden?

Verwilghen: De congresleiding zei: we praten voor een zaal van militanten, het mag dus militanter, spaar de regering niet. Maar dat was nog op een moment dat alle oppositiepartijen dachten dat de meerderheid in moeilijkheden zou komen. Ik wist op het moment dat ik stond te speechen al… (Zucht) Ik ben dus helemaal geen goed acteur, hé. Vraag mij om de militantensnaar te betokkelen, en ik kan het niet. Vanaf mijn eerste zin voelde ik me slecht in mijn vel daar op dat podium. Toen ik diezelfde avond hoorde dat Tony Van Parys (CVP) in de regering zou komen, stond ik daar te blinken. Wat kon ik in godsnaam aanmerken op Van Parys die met mij in dezelfde commissie had gezeten, die met dezelfde kennis van zaken aan de job begon? De volgende dag woonde ik in Rotterdam een verkiezingsmeeting van de VVD bij. Ik hoorde daar de toenmalige minister van Binnenlandse Zaken Dijkstra met een ongelofelijke objectiviteit over politie en justitie praten. Waarom kon dat niet bij ons? Op de terugweg heb ik prompt Verhofstadt gebeld. We moesten elkaar zien. Nog in datzelfde weekend hebben Verhofstadt en VU-voorzitter Patrik Vankrunkelsven elkaar bij mij thuis ontmoet. Daar is besloten dat we een hand zouden uitreiken naar de meerderheidspartijen, waar dan Octopus uit gegroeid is. Ik mocht die uitnodiging formuleren in het parlement. Maar ook daar kwamen weer moeilijkheden van. Zowel in mijn eigen partij als in de VU of de PRL vroegen sommigen zich af of ik dat wel in naam van ons allen deed? Ze eisten dan mijn aanwezigheid op de persconferentie waar ze hun voorstellen zouden toelichten. Ik heb dat geweigerd omdat het totaal haaks stond op de geest van het initiatief. Ook daar stuitte ik op hetzelfde fenomeen: je doet een voorstel in het algemeen belang, en dat botst dan met de dynamiek van de partijlogica. En hetzelfde heb ik ervaren met dat veiligheidsplan. Ik wil absoluut niet dat het, als het er zou komen, het plan-Verwilghen wordt genoemd, zelfs niet het liberale plan. Ik wil alleen maar dat het anderen aanzet om mee te denken.

Maar De Gucht zei het al: je kunt niet én aan politiek doen en boven de politiek staan.

Verwilghen: Waarom niet? Je kunt binnen een politieke partij een politiek van het algemeen belang voeren. Ik geef toe dat er een aantal materies zijn waar dat niet voor geldt. Het algemeen belang is niet van toepassing op een aantal economische wetmatigheden. Maar verder… Er zijn onderwerpen waar je partijoverschrijdend kunt werken, en er zijn andere thema’s waarmee je als partij veel harder naar buiten kunt komen omdat ze in je ideologisch kader passen. Ik ben er zeker van dat we ook inzake milieu bijvoorbeeld sneller tot een oplossing zouden komen als we ons echt objectief opstellen. En dat een partij dan de motorrol speelt om zo’n consensus tot stand te brengen, waarom niet? Ik herken mij in de VLD, maar ik probeer de meerwaarde van het partijoverschrijdende bij te brengen. Guy heeft dat de laatste tijd ook al vaak geprobeerd. Sommigen vinden dat dan weer een verslapping, of ze noemen het melig. Maar dat is het juist niet. Ik geef me er wel rekenschap van dat het niet makkelijker wordt, naarmate de verkiezingen naderen. Wat ons verdeelt, zal meer tot uiting komen dan wat ons bindt. Ik probeer me op mijn terrein te houden.

Er komen verkiezingsdebatten aan.

Verwilghen: Ik weet het. Ik heb al gemerkt dat ik in de problemen geraak als ik in debat ga over andere onderwerpen dan justitie. Het werkgelegenheidsplan van de VLD bijvoorbeeld. Ik heb geen enkele aanleg als econoom, laat staan dat ik op dat terrein het volk zou kunnen bespelen of als partijman zou kunnen optreden. Guy is meer algemeen ideologisch gevormd, laat hem dat maar doen.

Voor het premierschap is er ook meer nodig dan een kijk op justitie. Ook dat is dus uw ambitie niet?

Verwilghen: Volstrekt niet. Een premier moet een zeer beslagen kijk hebben op vele sectoren van de samenleving. Gelukkig bestaan er zulke geesten. Ik ben er zo geen.

De afgelopen jaren hebt u samen met anderen gedroomd van een nieuwe politieke beweging. De kaarten lagen goed, zeiden jullie een tijdlang, om het politieke landschap te hertekenen, uitgaande precies van dat algemeen belang. Het residu van al dat gepeins is nogal mager. Een alliantie tussen VU en ID21 en enkele Bekende Vlamingen. Is dat alles?

Verwilghen: Het is geen schoon spektakel, nee. Het is niet alleen mager, er is een enorme kans gemist. Als ik bedenk wie elkaar allemaal ontmoet heeft de afgelopen jaren en met hoeveel enthousiasme sommigen erin geloofd hebben… Er blijft zeker iets van hangen. Een democratie moet evolueren, en als je dat wilt bewaren, zal het inspanningen kosten. Binnen tien jaar zullen we niet meer moeten twisten over stemrecht of stemplicht, of over de lijststem. Dan zal de rest wellicht makkelijker volgen. Nu was het blijkbaar te vroeg. We moesten met z’n allen uit een vliegtuig springen en dan na een vrije val de parachute opentrekken en naar eenzelfde landingspunt glijden. Maar we hebben niet gedurfd.

Bert Anciaux noemde u als een van die mensen die niet durfde te springen.

Verwilghen: Ik had gedurfd. O ja. Ik verwijt niemand iets en ik zal ook geen namen noemen. Maar de één begon te twijfelen over zijn plaats in de nieuwe formatie, de ander twijfelde over de toekomst van zijn partij. Het zal er ooit nog wel eens van komen. Ik heb genoeg mensen ontmoet die niets met politiek te maken hadden, maar die klaarstonden om zich in een beweging te lanceren die het partijlandschap in een andere plooi zou kunnen leggen, in een twee- of een driepartijenstelsel.

Filip Rogiers

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content