Nog voor de start van de onderhandelingen tussen werkgevers en vakbonden over een nieuw centraal loonakkoord voor 2013-2014, heeft de regering-Di Rupo zelf de grenzen afgebakend. Ze wil de economie zuurstof geven met een nieuwe lastenvermindering voor de bedrijven en een forse loonmatiging voor de werknemers.
Bijna anderhalve maand te laat is de regering-Di Rupo klaar met haar begroting voor 2013. Met veel zwoegen en zweten wordt het tekort, zoals afgesproken met Europa, teruggedrongen tot 2,15 procent van het bruto binnenlands product. Daarvoor is 3,7 miljard euro bij elkaar gesprokkeld, plus een som van 400 à 500 miljoen om de sociale en fiscale lasten van de ondernemingen te verminderen.
Het bezuinigingsmenu schuift 300 miljoen euro aan uitgaven door naar de gewesten en bevat ook besparingen op de uitgaven van de federale overheid zelf en de sociale zekerheid. Nieuwe inkomsten (hogere accijnzen, fraudebestrijding, fiscale amnestie, meer roerende voorheffing enzovoort) maken het plaatje rond. Maar als de verhoopte economische groei (0,7 procent) in 2013 tegenvalt of de rente op de staatsschuld opnieuw zou toenemen, mag er begin volgend jaar meteen worden bijgestuurd met nieuwe besparingen.
Het lange begrotingsoverleg stond in de laatste fase helemaal in het teken van het economisch herstel. Daarom werd ook meermaals gesproken met de werkgeversorganisaties en de vakbonden. Maar van hen kreeg de regering vooral tegengestelde visies op de remedies om de economie nieuwe zuurstof te geven, na de veertig kleinere maatregelen die in juni al voor een ‘relancestrategie’ waren beslist.
Zo sneuvelden voorstellen over een indexsprong (met sociale correcties) en een verhoging van de btw. De regering zocht dan maar zelf naar extra geld om de economie uit het dal te tillen. Maar blijkbaar had ze ook niet veel vertrouwen in de sociale partners en hun lopende, informele gesprekken over een nieuw centraal loonakkoord voor 2013-2014. Daarom mengt ze zich actief met dat sociaal overleg om de ondernemingen beter te wapenen tegenover de concurrentie in Duitsland, Frankrijk en Nederland.
De belangrijkste ingreep, die in de laatste onderhandelingsuren op de tafel van premier Elio Di Rupo (PS) en het kernkabinet belandde, is een tijdelijke loonbevriezing. Die zou moeten helpen om de loonkostenhandicap van de Belgische bedrijven tegen 2018 weg te werken. Voormalig premier Jean-Luc Dehaene (CD&V) gaf in 1995-1996 het voorbeeld met een loonstop. Andere voorgestelde maatregelen gingen over het schrappen van een feestdag en een aanpassing van de korf met producten om de inflatie te berekenen en de loonindexering in te tomen.
In juni vroeg de regering aan de sociale partners om over acht thema’s afspraken te maken: loonkosten, een modern arbeidsrecht, innovatie, opleiding, welvaartsvaste uitkeringen, administratieve lasten, minimumlonen en lastenverminderingen (zie hieronder). Nu snoert ze dat sociaal overleg in. Daarmee strijkt ze vooral de vakbonden tegen de haren in. Hun moeizame welles-nietesgesprekken met de werkgevers worden er alleen maar moeilijker door.
Acht voorzetten van Di Rupo: 1 Loonnorm Wat is het?
Sluitstuk van de tweejaarlijkse centrale loonakkoorden is de afspraak hoeveel de lonen mogen stijgen. Daarvoor spreken werkgevers en vakbonden een loonnorm af. Ze doen dat op basis van technisch huiswerk van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (CRB). De loonnorm bepaalt hoeveel de lonen voor de ruim 2,5 miljoen werknemers van de privésector, bovenop de indexering en baremaverhogingen, mogen toenemen. Het is een leidraad voor de onderhandelingen in de sectoren en bedrijven.
De loonnorm bestaat sinds de wet van 1996 om het concurrentievermogen te vrijwaren en de werkgelegenheid te bevorderen. Doel is de loonkostenhandicap in vergelijking met de drie buurlanden (Duitsland, Nederland en Frankrijk) zo klein mogelijk te houden. De loonnorm ligt in de weegschaal met de automatische loonindexering.
Welles-nietes
De wet van 1996 heeft niet het beoogde effect gehad, ook omdat de loonevolutie in de buurlanden niet goed werd ingeschat. De loonkostenhandicap van de ondernemingen in ons land is daardoor groter geworden tegenover de concurrentie. Volgens nieuwe CRB-cijfers zou die handicap sindsdien opgelopen zijn tot 5,2 procent.
Aan werkgeverszijde wordt daar ook nog eens het loonkostenverschil (bijna 10 procent) van voor 1996 aan toegevoegd. De vakbonden, die onder geen beding willen dat er geraakt wordt aan het mechanisme van de loonindexering, relativeren. Zij willen dat ook rekening wordt gehouden met de lastenverminderingen voor ondernemingen. De concurrentiekracht wordt volgens hen eveneens bepaald door investeringen in innovatie en opleiding. In het centrale loonakkoord voor 2009-2010 trokken de sociale partners de handrem op met een loonstijging van twee keer 250 euro netto. Voor 2011-2012 werd de reële loonstijging beperkt tot 0,3 procent (of bijna 1 procent minder dan de CRB-ramingen toelieten). Maar die afspraak werd uitgehold door de hoge inflatie, met vooral forse prijsstijgingen voor voedingsproducten en energie. Daardoor is de loonkostenhandicap dus nog toegenomen. Het zet de regering nu aan tot een (tijdelijke) loonbevriezing.
2 Opleiding Wat is het?
De opleiding van werknemers is een hefboom om een job al doende te leren en om bij te blijven en dus ook langer te kunnen werken. Het moet werknemers die hun baan verliezen ook helpen om opnieuw werk te vinden.
In het centrale loonakkoord voor 1999-2000 spraken werkgevers en vakbonden af om in vijf jaar de opleidingsinspanningen stelselmatig te verhogen. Tegen 2005 zou daarvoor 1,9 procent van de loonmassa in de privésector (150 miljard euro) worden uitgetrokken. Maar het Generatiepact stelde vast dat die doelstelling niet gehaald was. Er zouden sancties komen voor sectoren en bedrijven die hun werknemers te weinig opleidingskansen geven.
Het centrale loonakkoord van 2007-2008 stak ter zake een tandje bij, maar de resultaten volgden niet. Door de economische crisis besparen bedrijven op hun opleidingsbudget. Dat blijft volgens hun sociale balansen steken op ongeveer 1,6 procent van de loonmassa en op amper 1 procent als alleen de formele opleidingen in rekening gebracht worden. Slechts enkele sectoren zoals chemie en technologie doen het wel goed.
Welles-nietes
De regering-Di Rupo wil aan werkgevers een jaarlijkse bijdrage van 0,15 procent van de loonmassa in hun bedrijf opleggen als hun sector geen opleidingsafspraken maakt of die afspraken niet nakomt.
De werkgeversorganisaties vinden de hele aanpak veel te cijfermatig en bestraffend. En voor kleine bedrijven leidt het tot te veel papierwerk. Volgens de werkgevers is de werkelijke inspanning ook aanzienlijk groter als, naast de formele opleidingen, ook gekeken wordt naar trainingen op de werkvloer en naar de werkleerplaatsen die ze van de regering voor jongeren moeten organiseren (1 procent van de arbeidsplaatsen).
De vakbonden willen dat er veertien jaar na de eerste opleidingsafspraken niet langer rond de pot gedraaid wordt. Ze dringen aan op heldere engagementen, ook inzake de sancties voor sectoren en bedrijven die de opleidingslat te laag leggen. Die afspraken zijn volgens hen nodig voor de onderhandelingen over de sectorale loonakkoorden voor 2013-2014.
3 Innovatie Wat is het?
Om de bedrijven competitiever te maken in de omschakeling van een industriële naar een kenniseconomie is innovatie een buzzwoord. Innovatie gaat over de ontwikkeling van nieuwe producten en diensten, nieuwe productieprocessen, nieuwe arbeidsvormen (van team- tot telewerk). Op Europees vlak werd al in 2002 afgesproken dat de EU-lidstaten en dus ook België 3 procent van de welvaart aan innovatie moeten besteden (2 procent door de privésector en 1 procent door de overheid). Eerst moest die doelstelling bereikt worden in 2010. Intussen is 2020 de horizon.
In ons land besteden de federale overheid, de gewesten en de privésector net geen 2 procent van de welvaart – of samen 7,4 miljard euro – aan innovatie. Dat is beduidend minder dan bijvoorbeeld Duitsland, Frankrijk, Zweden en de Verenigde Staten. Het zijn vooral bedrijven in de chemische en farmaceutische sector die geld pompen in onderzoek (een kwart van alle ondernemingen neemt bijna 95 procent van de uitgaven voor zijn rekening). Volgens het Planbureau wordt het wetenschappelijk werk onvol- doende omgezet in winstgevende economische activiteit.
Welles-nietes
De federale overheid en de gewesten investeren op dit ogenblik 1,7 miljard per jaar in wetenschappelijk onderzoek aan universiteiten, hogescholen en andere instellingen. De afstemming is een probleem.
Voorts laat de federale regering jaarlijks 500 miljoen aan inkomsten vallen door onderzoekers (ook in ondernemingen) voor het grootste deel vrij te stellen van de bedrijfsvoorheffing op hun loon. In 2009 maakten bijna 1500 bedrijven gebruik van deze regeling. De vrijstelling wordt vanaf 1 januari 2013 opnieuw verhoogd. Kmo’s betalen minder belastingen op hun octrooi-inkomsten. En met de sector van de chemie en biomedische wetenschappen is in oktober een overlegorgaan nieuw leven ingeblazen.
Werkgevers en vakbonden hebben inzake innovatie niet meteen grote meningsverschillen. Ze vervullen een rol van waakhond. In de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven houden ze de uitgavendoelstelling van 3 procent van de welvaart voor innovatie mee in het oog.
4 Minimumloon Wat is het?
Het brutominimumloon voor een werknemer van 21 jaar en ouder bedraagt 1472,40 euro per maand. Voor jongere werknemers is er een ‘jeugdloon’ (per leeftijdsjaar gaat er 6 procent van het minimumloon af; een 18-jarige bijvoorbeeld krijgt zo 1207 euro bruto per maand).
In Europa kent alleen Luxemburg een hoger minimumloon (1801 euro bruto per maand). Maar ons land zakt weg in de Europese rangschikking als rekening wordt gehouden met de koopkracht of als vergeleken wordt met het gemiddelde loon (in België bedraagt het minimumloon minder dan 45 procent van het gemiddelde loon).
De regering-Di Rupo heeft aan werkgevers en vakbonden gevraagd om het brutominimumloon (ook van werknemers jonger dan 21 jaar) te verhogen. Dat moet de koopkracht een zetje geven en werken aantrekkelijker maken dan werkloos zijn.
Welles-nietes
In het centrale loonakkoord voor 2007-2008 trokken de sociale partners het brutominimumloon met 50 euro op en spraken ze af om iets te doen aan de jeugdlonen. Dat laatste bleef dode letter. De vakbonden willen van die jeugdlonen af omdat ze ruiken naar leeftijdsdiscriminatie. Ze hebben ook weinig op met Duitsland. Door de Hartz-hervormingen onder de socialistische kanselier Gerhard Schröder verdween daar in de meeste sectoren het minimumloon en nam het aantal kleine, tijdelijke jobs snel toe. De groep van arme werkenden is er sindsdien fors uitgebreid. Huidig christendemocratisch kanselier Angela Merkel wil opnieuw een minimumsalaris invoeren.
In ons land riep ABVV-voorzitter Rudy De Leeuw tijdens de 1 meiviering van dit jaar dat het minimumloon met tien procent (of een kleine 150 euro bruto) moet worden verhoogd. Alle vakbonden hebben een hoger minimumloon opgenomen in hun eisenbundel voor de onderhandelingen over een centraal loonakkoord voor 2013-2014. De werkgeversorganisaties zijn niet bijster enthousiast. Unizo-voorzitter Karel Van Eetvelt is zelfs radicaal tegen. ‘Dat feest op kap van de kleine bedrijven zal niet doorgaan.’
5 Welvaartsvaste uitkeringen Wat is het?
In het Generatiepact van 2005 is afgesproken om de sociale uitkeringen niet meer alleen aan te passen aan de stijging van de consumptieprijzen, maar ook aan de groei van de welvaart. Zodoende krijgen gepensioneerden, werklozen, invaliden en andere uitkeringstrekkers een kleine stukje extra van de rijkdom die ons land produceert.
Om de uitkeringen welvaartsvast te maken, trekt de regering geld uit. Aan de sociale partners vraagt ze om de twee jaar een advies over hoe dat geld het best wordt besteed.
Welles-nietes
In de periode 2011-2012 was er voor welvaartsvaste uitkeringen een budget van ongeveer 500 miljoen op kruissnelheid. Onder premier Yves Leterme (CD&V) en in lopende zaken spraken werkgevers en vakbonden af om in een eerste stap slechts 60 procent concreet vast te leggen. De regering-Leterme duwde zelf door om het volledige bedrag te benutten voor onder meer een verhoging van de laagste pensioenen, de werkloosheidsuitkeringen, het vakantiegeld van invaliden en de uitkeringen bij arbeidsongeschiktheid en beroepsziekte.
Voor de periode 2013-2014 houdt de regering-Di Rupo de vinger op de knip. Ze bespaart 40 procent op het budget voor de welvaartsvaste uitkeringen. Zo kan er voor werknemers maar 330 miljoen euro besteed worden en voor zelfstandigen 42 miljoen. Voor mensen in de sociale bijstand (leefloon, gewaarborgd inkomen bejaarden, inkomensvervangende tegemoetkoming gehandicapten) is er 50 miljoen. Op die laatste som wordt niet beknibbeld.
Werkgevers en vakbonden hadden hun advies over de besteding normaal al op 15 september aan de regering moeten geven. Maar net als in 2010 nemen de werkgeversorganisaties het liever op in een centraal loonakkoord voor 2013-2014. Om dat akkoord meer body te geven en als mogelijke pasmunt voor andere vakbondseisen. Tot zolang doen de vakbonden knarsetandend mee aan het voorbereidende rekenwerk.
6 Minder papierwerk Wat is het?
De werkgeversorganisaties voeren al jaren campagne voor het terugdringen van de admini- stratieve rompslomp, die komt kijken bij alle regels die ze moeten respecteren op het vlak van fiscaliteit, werkgelegenheid en milieu. ‘Minder administratieve lasten is meer ondernemen’, is het motto. Meegenomen is dat de overheid het dan ook met minder ambtenaren zou kunnen doen en dus zuiniger zou worden.
In de vorige twee regeringen zette Vincent Van Quickenborne (Open VLD) de schouders onder de administratieve vereenvoudiging. Met een Kafka-test en andere ingrepen boekte hij enkele resultaten. In 2000 hing aan alle administratieve verplichtingen voor ondernemingen en zelfstandigen een prijskaartje van ruim 8,5 miljard euro. Tegen 2008 werd daar meer dan 2,5 miljard euro van afgeknepen. Maar volgens het Planbureau is deze inspanning niet volgehouden. Intussen zijn de administratieve lasten voor ondernemers weer opgelopen tot bijna 6,5 miljard euro. De huidige minister voor Administratieve Vereenvoudiging, Olivier Chastel (MR), moet dat bedrag tegen 2014 met 30 procent zien terug te schroeven.
Welles-nietes
In april van dit jaar keurde de regering- Di Rupo een meerjarenplan van Chastel goed. Blikvangers tussen bijna 300 initiatieven zijn onder meer een elektronische griffie voor de oprichting van bedrijven, de elektronische aangifte en uitwisseling van socialezekerheidsdocumenten, en een eenheidsloket voor kmo’s en zelfstandigen. Over de toegang tot openbare aanbestedingen en elektronische facturatie kon Chastel al afspraken met de gewesten maken. Als een kwart van alle facturen elektronisch verwerkt zou worden, kan dat de kosten voor bedrijven en zelfstandigen met 1 miljard euro drukken.
De vakbonden staan in dit dossier meer aan de zijlijn. Via hun overheidstakken verdedigen ze ook de belangen van de ambtenaren. Voor de werkgeversorganisaties gaat het allemaal niet snel genoeg. Een ‘drastische versoepeling en vereenvoudiging van de administratieve regels en lasten’ maakt voor hen deel uit van een ‘shocktherapie’ voor de economie.
7 Loonlasten Wat is het?
In de voorbije vijftien jaren verminderden de opeenvolgende federale regeringen de loonlasten van de ondernemingen met een rist socialebijdrageverminderingen en fiscale kortingen. In 2012 gaat het in totaal om bijna 10,5 miljard euro.
Studies van het Planbureau, de Nationale Bank en internationale instellingen tonen aan dat vooral lastenverminderingen voor lage lonen tot meer werkgelegenheid leiden. PS-vicepremier Laurette Onkelinx zwaait in de regering veel en graag met deze rapporten. Zo is in juni beslist om niet alleen de sociale bijdragen voor de eerste drie aanwervingen door ondernemingen verder te verlagen (dat is sinds 1 oktober een feit). Ook de werkgeversbijdragen voor laaggeschoolde jonge en oudere werknemers en voor werknemers met lage lonen zouden vanaf 2013 nog meer dalen. Een groot deel van het geld daarvoor moet voor de regering komen van andere bestaande lastenverlagingen.
Welles-nietes
Werkgevers en vakbonden zijn niet eensgezind om met de regering mee te stappen. Ze hebben van haar twee voorzetten gekregen. Met de eerste zou de regering bijna 1 miljard euro recupereren van een algemene korting van 1 procent op de bedrijfsvoorheffing om de lasten op lage (en middelmatige) lonen te verlagen. Aan werkgeverszijde, waar algemene lastenverminderingen de voorkeur krijgen op loonsubsidies voor specifieke werknemersgroepen, is er geen animo voor deze ingreep.
Het tweede regeringsvoorstel heroriënteert tot 165 miljoen euro aan bijdrageverminderingen voor deeltijds werk naar voltijdse jobs met een laag loon. De vakbonden zijn voorstander omdat deeltijdse werknemers meer uren krijgen en een pot van 165 miljoen ook de werkgeverskosten voor de verhoging van het minimumloon kan opvangen. De werkgevers vinden deze ingreep maar niets, omdat bedrijven met veel deeltijdse werknemers de rekening gepresenteerd krijgen. In hun ogen voert de regering inzake loonkosten ‘een stop and go politiek’ die het ondernemersvertrouwen onderuithaalt.
8 Eén werknemers- statuut Wat is het?
De regering-Di Rupo mikt op een ‘modernisering van het arbeidsrecht’, met soepelere regels voor thuis- en telewerk, glijdende werkuren, tijdelijk en deeltijds werk, uitzendarbeid en overuren. Ander thema is het uitsmeren van de normale werktijd over een jaar, met werkweken die korter en langer dan 38 uren zijn. In juni heeft de regering aan de sociale partners gevraagd om hierover akkoorden te sluiten.
Maar hét sleuteldossier is de harmonisering van de statuten van arbeiders en bedienden. Het Grondwettelijk Hof heeft daarvoor een deadline opgelegd: 7 juli 2013.
Welles-nietes
Voor de moderne arbeidsrechtagenda zet de werkgeverszijde in op een verregaande versoepeling van de regels. De vakbonden trachten de werknemersrechten te vrij- waren.
Extra diep is het water tussen de sociale partners over een nieuw werknemersstatuut. In de onderhandelingen over een centraal loonakkoord voor 2011-2012 werd een allereerste stap gezet om de ontslagregels voor arbeiders en bedienden dichter bij elkaar te brengen. Omdat het loonakkoord geen fiat van het ABVV en de ACLVB kreeg, zette de regering- Leterme een en ander om in een wet voor nieuwe arbeidscontracten vanaf 1 januari 2012. De wet geeft arbeiders een extra zetje naar een betere ontslagregeling, voor bedienden is de invoering van een minder gunstig ontslagsysteem vertraagd. In een nieuw werknemersstatuut moet er één ontslagregeling komen. Moeten eveneens gelijkgeschakeld worden: de proeftijd, de loonbetaling, de jaarlijkse vakantie en het gewaarborgd loon bij ziekte. Er zijn ook gevolgen voor de aanvullende bedrijfspensioenen.
De vakbonden willen een resultaat dat zo dicht mogelijk aanleunt bij het huidige bediendenstatuut. De werkgevers streven naar een minder dure uitkomst in de buurt van het huidige arbeidersstatuut. De deadline van het Grondwettelijk Hof zet druk op de ketel. Maar ook bedrijfssectoren zoals de bouw en de textiel willen snel weten waar ze aan toe zijn. Toch start het ultieme overleg over dit dossier pas na het afsluiten van een centraal loonakkoord voor 2013-2014.
DOOR PATRICK MARTENS