Een jaar geleden moest Maggie De Block in allerijl mensen van straat laten halen om te voorkomen dat ze zouden doodvriezen. Tijd om ook nog een visie te ontwikkelen, leek ze niet te hebben. Toch is de staatssecretaris voor Asiel en Migratie er ondertussen in geslaagd om de instroom van asielzoekers te beperken. ‘Een kwestie van alle neuzen in dezelfde richting te krijgen’, zegt ze zelf.

‘Natuurlijk ben ik voor migratie’, zegt Maggie De Block (Open VLD). ‘Maar dan wel voor gecontroleerde migratie waar ons land, het land van herkomst en de migrant zelf beter van worden. En ik ben er echt niet van overtuigd dat al die mensen die nu in mijn statistieken opduiken beter zijn geworden van het feit dat ze in België zijn. Integendeel.’

Net een jaar geleden werd De Block totaal onverwachts door haar toenmalige partijvoorzitter Alexander De Croo aangewezen als staatssecretaris voor Asiel en Migratie, Maatschappelijke Integratie en Armoedebestrijding. En vanaf de eerste minuut al kreeg ze bakken kritiek over zich heen. Omdat ze Gwendolyn Rutten niet was, omdat ze toegaf niets van asiel en migratie af te weten en eerst nog te moeten studeren, omdat ze de zoveelste opvangcrisis niet snel genoeg aanpakte ook. ‘Ik trof dan ook twee beleidsdomeinen in crisis aan, en ik bedoel niet zomaar een dipje, hè’, zegt ze. ‘Er was een groot opvangprobleem, zowel voor asielzoekers als voor daklozen, de asielprocedures sleepten veel te lang aan en uitgeprocedeerde vluchtelingen keerden niet naar hun land van herkomst terug. En dan stonden we ook nog eens aan het begin van de winter en was er amper een budget om de problemen echt aan te pakken. Probeer in Brussel maar eens een gebouw te huren met nul euro op zak.’

Daar en dan besloot De Block dat ze zoiets nooit meer wilde meemaken. Vandaar dat ze afgelopen zomer al met de voorbereiding van de winteropvang begon. ‘Ondertussen hebben we ook een draaiboek gemaakt voor de steden en gemeenten’, zegt ze. ‘Want uiteindelijk zijn zij verantwoordelijk voor de opvang van mensen die geen dak boven hun hoofd hebben.’

Met zo’n draaiboek zult u de angst van lokale politici om nog meer daklozen en asielzoekers aan te trekken niet weg- nemen.

Maggie De Block: Ik begrijp ook best dat ze daar bang voor zijn. De eerste dakloze die ik tegenkwam toen ik vorige winter een opvangcentrum in Brussel bezocht, kwam uit Charleroi. Hij was naar Brussel gereisd omdat hij had gehoord dat de soep hier beter was. Anderen kwamen dan weer uit Oostende of andere Vlaamse steden. Er is dus wel degelijk sprake van een aanzuigeffect. Maar moeten we daarom onze kop maar in het zand steken? Natuurlijk niet.

Tijdens de wintermaanden krijgen daklozen een bed, een warme maaltijd, een bad en medische zorg, maar vanaf 1 april worden ze weer aan hun lot overgelaten. Zo blijven we toch bezig?

De Block:In Wallonië vangen de Relais Sociaux daarom het hele jaar door daklozen op en wordt de capaciteit in de winter opgetrokken. Daar zou ik ook in Vlaanderen toe willen komen: ook wij zouden structurele opvang moeten organiseren die kan worden uitgebreid tijdens de winter of als mensen bijvoorbeeld na een zware brand moeten worden opgevangen.

Weet u eigenlijk wie al die daklozen zijn en waarom ze op straat leven?

De Block:Daar hebben we wel zicht op, ja. Vorige winter hebben we iedereen die opgevangen werd, gevraagd om zich te registreren. Al konden ze zich ook gewoon onder een alias inschrijven als ze dat wilden. In elk geval bleek dat het vaak om illegalen ging en ook om mensen die hun huis waren kwijtgeraakt, pas uit de gevangenis kwamen, zware psychische of relationele problemen hadden. Maar een goede 7,5 procent van de groep daklozen waren asielzoekers die niet aan een opvangcentrum waren toegewezen. Door plaatsen bij te creëren, hebben we er begin februari al voor kunnen zorgen dat iedere asielzoeker die in ons land arriveert en recht heeft op opvang die ook daadwerkelijk krijgt. Want het is onmenselijk om mensen eerst urenlang te laten wachten en hen dan te moeten meedelen dat er geen plaats is en ze dus de straat weer op moeten. Zulke toestanden zijn ons land niet waardig. Daarom ben ik zeer blij dat iedereen nu aan een opvangstructuur is toegewezen, en ik hoop dat ook zo te houden. Ik maak me sterk dat er deze winter geen enkele asielzoeker op straat zal hoeven te slapen.

Maar daar bent u niet zeker van?

De Block: De komende winter zal onze lakmoesproef worden. We worden wel geholpen door het feit dat de instroom het afgelopen jaar met meer dan 12 procent is gedaald en dat ook meer en meer mensen kiezen voor vrijwillige terugkeer, maar er gebeurt natuurlijk wel het een en ander in de rest van de wereld. Bommen en granaten in Syrië, problemen in Congo, en ga zo maar door. Door zulke conflicten slaan veel mensen op de vlucht en kan het aantal asielaanvragen zo weer toenemen. Om wat buffercapaciteit te hebben, hou ik het transitcentrum van Houthalen-Helchteren nog open tijdens de wintermaanden.

Want voor alle duidelijkheid: wij blijven wel degelijk onze verantwoordelijkheid opnemen om vluchtelingen op te vangen die onze bescherming echt nodig hebben. Alleen lukte dat op een bepaald moment niet meer omdat er zo veel asielzoekers in ons land waren dat we hen niet allemaal konden opvangen. Die grote instroom legde ook zo’n grote druk op onze steden dat sommige Belgen zich begonnen af te keren van iedereen die ‘vreemd’ werd geacht. Dat mogen we natuurlijk ook niet laten gebeuren.

Hoe komt het dat er op dit moment veel minder asielzoekers in ons land zijn dan pakweg een jaar geleden?

De Block:Omdat we er alles aan hebben gedaan om de instroom te beperken en de uitstroom te vergroten. En ook doordat we onze procedures opmerkelijk hebben kunnen inkorten. Een jaar geleden duurde een gewone procedure voor de behandeling van een asieldossier zestien maanden, nu is dat maar zes maanden meer en die termijn zal nog korter worden. Ook belangrijk is de verstrenging van de opvangwet, die nog tijdens de regering van lopende zaken is goedgekeurd. Daardoor hebben asielzoekers alleen nog recht op opvang als hun eerste aanvraag loopt of als hun tweede aanvraag ontvankelijk is verklaard. Anders niet. Heel belangrijk als je weet dat 30 procent van alle af- gewezen asielzoekers een tweede, derde, vierde of zelfs vijfde aanvraag indient. Dat mag nog altijd, maar dan worden ze dus niet meer opgevangen.

En komen ze in uw daklozenstatistieken terecht.

De Block:Dat is weer een andere zaak. De essentie is dat we er alles aan doen om mensen te overtuigen dat ze beter naar hun land van herkomst kunnen terugkeren als hun asielaanvraag is afgewezen. Doen ze dat niet vrijwillig, dan worden ze met een escorte teruggebracht, krijgen ze geen terugkeerpremie en mogen ze drie jaar lang de Schengenzone niet meer binnen.

Of duiken ze gewoon onder.

De Block:Kiezen ze voor de illegaliteit, dan kunnen ze hoogstens rekenen op slechte behuizing en weinig benijdenswaardige jobs. Bovendien lopen ze constant het risico te worden uitgebuit of opgepakt. Daar mogen we geen twijfel over laten bestaan. Zo veel mensen komen met valse verwachtingen naar ons land en dus moeten we die zeepbel zo snel mogelijk doorprikken. Liefst nog voor ze hier arriveren. Dat is ook de reden waarom ik vaak naar landen reis waar veel asielzoekers vandaan komen: om de mensen daar af te raden hun geluk in België te beproeven.

En helpt dat ook?

De Block: Zeker. Onlangs nog ben ik naar Servië gegaan omdat onze ambassadeur me had verteld dat de graanoogst daar was mislukt, dat er minder werk was en dat daardoor wellicht meer Serviërs hierheen zouden komen. Ik praat dan met ministers, met het hoofd van politie ook, en ik krijg de kans om mijn boodschap op de plaatselijke televisie en in de kranten te verkondigen. Heel belangrijk is ook dat lokale politici de mensen daarna blijven uitleggen dat er in België geen toekomst voor hen is omdat ze binnen de veertien dagen worden teruggestuurd. De Balkanlanden staan nu eenmaal op onze lijst van veilige landen. Wat ook helpt, is dat steeds meer vluchtelingen naar hun land terugkeren. Dat doet anderen die overwegen om naar België te komen al eens nadenken.

Jarenlang slaagden uw voorgangers er maar niet in om de instroom van asielzoekers in te perken en meer mensen naar hun vaderland te laten terugkeren. Hoe komt het dat het nu wel lukt?

De Block: Voor een groot deel omdat ik bevoegd ben voor asiel, migratie én opvang. Pas dan kun je een echt coherent beleid voeren. Het eerste wat ik deed toen ik staatssecretaris werd, was alle betrokkenen samenbrengen: medewerkers van Fedasil, de Dienst Vreemdelingenzaken, het Commissariaat-generaal voor de Vluchtelingen en de Staatlozen, en de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen. Meteen heb ik hen duidelijk gemaakt dat ze zouden moeten samenwerken, want dat is de enige manier om de procedures te verkorten en mensen sneller door ons opvangnetwerk te loodsen.

En diensten die elkaar bijwijlen hebben tegengewerkt zagen dat meteen zitten?

De Block:Je moet ze natuurlijk wel weten warm te maken voor je project. Die mensen kregen vroeger constant het verwijt dat ze niet genoeg presteerden, terwijl ze harder werkten dan ooit. Alleen moesten ze dweilen met de kraan open. Ik herinner me een bezoek aan de dienst dispatching in Brussel waar mensen werkten die dag na dag asielzoekers de straat moesten opsturen. Je zou van minder gedemotiveerd raken. Als je hen plannen uit de doeken doet om de instroom kleiner te maken, staan ze daar vanzelf positief tegenover.

Bob Pleysier, de voormalige topman van Fedasil, zei vorig jaar in Knack dat de malaise bij die dienst zo groot was dat hij misschien beter kon worden opgedoekt.

De Block:Je gooit je kind toch niet weg omdat het ziek is? Fedasil had toen al een tijd geen directeur-generaal meer en werd geconfronteerd met de snel groeiende vraag naar opvang. Die mensen hebben geroeid met de riemen die ze hadden, want dat was het enige wat ze konden doen. Samen met partners als het Rode Kruis en Vluchtelingenwerk Vlaanderen moesten ze de hele tijd nieuwe plaatsen creëren, en op den duur begon de kwaliteit van de opvang daaronder te lijden. Zeker in de transitcentra, die nooit bedoeld waren om mensen lange tijd op te vangen. In Weelde, bijvoorbeeld, sliepen asielzoekers in containers waarin het in de zomer bloedheet was en in de winter ijskoud. Zodra het aantal asielzoekers afnam, heb ik een plan opgesteld om die centra te sluiten. Weelde gaat eind december dicht en het centrum in Bastogne, waar 550 alleenstaande mannen verbleven, is al in augustus gesloten. Kunt u zich trouwens voorstellen wat dat betekende voor een gemeente met 5000 inwoners? Die jonge mannen hadden energie te veel, liepen lanterfantend door het dorp of zaten wat op hun tamtam te slaan. De plaatselijke gemeenschap werd er tureluurs van.

Ondertussen worden er geregeld protestacties georganiseerd als jonge asielzoekers, zoals Parwais Sangari of de zonen van het gezin Bajraktari, het land dreigen te worden uitgezet. Zou het niet beter zijn om hen minstens te laten blijven tot ze hun school hebben afgemaakt?

De Block:Ik wil best het debat voeren over wat er moet gebeuren met jonge mensen die hier al drie of vier jaar wonen en perfect zijn geïntegreerd. Maar ondertussen is de wet de wet. Dat betekent dat we niet-begeleide minderjarige asielzoekers sowieso moeten opvangen tot ze achttien jaar oud zijn. Ongeacht of ze daarna mogen blijven of niet. We moeten ook opletten dat we het aanzuigeffect niet nog vergroten. Want waarom belanden hier bijvoorbeeld zo veel jongens van vijftien, zestien jaar uit Afghanistan? Omdat mensensmokkelaars hen zeggen dat ze hier mogen blijven tot ze meerderjarig zijn en dan wel papieren zullen krijgen. Weet u dat er zelfs ouders zijn die hun kleine kinderen met zo’n trafikant meegeven omdat ze denken dat ze dan vanzelf ook naar België zullen mogen komen? Zo werkt het natuurlijk niet. Ik pas de wet toe en dat probeer ik op een zo menselijk mogelijke manier te doen. Wel heb ik als staatssecretaris ook het recht om in te grijpen in uitzonderlijke situaties.

Is dat geen vergiftigd geschenk?

De Block:Absoluut. Het is een zeer zware verantwoordelijkheid, en ik laat me dan ook altijd uitgebreid adviseren voor ik een beslissing neem. Uiteindelijk doe ik dat altijd naar eer en geweten.

Zo denkt niet iedereen erover. Sommigen noemen u hardvochtig, onmenselijk zelfs.

De Block:(zucht) Er moet nu eenmaal een coherent, correct en humaan beleid worden gevoerd. De wet is de wet. Maar wat zien we nu? Als een advocaat zijn gelijk niet haalt in een asielprocedure, stapt hij naar de media of gooit hij de zaak op internet. En dan ben ik zogenaamd onmenselijk omdat ik zijn cliënt geen papieren geef. Hetzelfde met hongerstakers. Amper was ik staatssecretaris of in een gebouw van de VUB gingen 23 asielzoekers in hongerstaking om zo een verblijfsvergunning af te dwingen. ‘Maggie, kom toch zelf eens kijken’, schreef een collega-arts die de hongerstakers bijstond me. Maar dat heb ik dus niet gedaan, want ik kan me niet door zulke acties laten leiden. Had ik die mensen papieren gegeven, dan hadden anderen meteen hun voorbeeld gevolgd. Het is echt geen toeval dat er sindsdien geen hongerstakingen meer zijn geweest.

Niet dat het me allemaal niets doet natuurlijk. Het raakt me soms diep. Zeker die persoonlijke aanvallen tegen mij als moeder, als arts ook. Patrick Dewael, die destijds als minister van Binnenlandse Zaken bevoegd was voor asiel, heeft me zijn boekje Eelt op mijn ziel gegeven. Maar ik denk dat ik tegen 2014 nog wel op een paar andere plaatsen eelt zal krijgen. (lacht)

Dat geldt wellicht ook voor de volgende voorzitter van de Open VLD. Schaart u zich met de rest van de partijtop achter de kandidatuur van Gwendolyn Rutten?

De Block:Onze partij wordt door de leden gedragen en dus zijn zij het die de nieuwe voorzitter moeten kiezen. Als lid van de Open VLD breng ik zelf ook mijn stem uit, maar ik zal anderen niet voorschrijven wat ze moeten doen. Wel ben ik blij dat er twee kandidaten zijn en dat we dus een keuze hebben. Wie het uiteindelijk ook wordt, kan in elk geval op mijn steun rekenen.

Er wordt beweerd dat het voor u geen goede zaak zou zijn als Gwendolyn Rutten het haalt, omdat u haar dan zal moeten laten voorgaan in Vlaams-Brabant.

De Block: Wat een onzin! Is het ooit een probleem geweest dat zowel Karel De Gucht en Guy Verhofstadt als Herman en Alexander De Croo, Geert Versnick, Fientje Moerman en Mathias De Clercq in Oost-Vlaanderen wonen? Natuurlijk niet. Wees gerust: Vlaams-Brabant kan mij en Gwendolyn Rutten wel aan. Met gemak zelfs. (lacht)

DOOR ANN PEUTEMAN, FOTO’S LIES WILLAERT

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content