Therapie, antidepressiva, mindfulness: wie van zijn depressie af wil, heeft een heel scala aan mogelijkheden. Maar ook trouwe viervoeters kunnen redding bieden. De Amerikaanse Julie Barton schreef er een boek over: Mijn hond, mijn redding.
‘Het viel amper te bevatten, maar onze kennismaking voelde als twee magneetjes die vastklikten, een botsing tussen universums, twee handen die ineenslaan.’ Voor u afhaakt omdat u een zeemzoet stationsromannetje vermoedt, moet u nog even verder lezen. ‘Ik wist absoluut zeker dat dit mijn hond was en dat het was voorbestemd dat ik hem vond.’ Ja, u leest het goed: dat ‘magneetje’ is een hond. Een golden retriever met de naam Bunker, om precies te zijn. En de romanticus in kwestie is Julie Barton, een Amerikaanse schrijfster die als prille twintiger kampte met een zware depressie, maar die het licht zag dankzij haar zielsverwant. Bunker dus. Barton schreef er een boek over, dat deze maand verschijnt in een Nederlandse vertaling: Mijn hond, mijn redding (Ambo Anthos uitgevers).
Het is een schrijnend verhaal – meisje wordt mishandeld door agressieve broer, zoekt destructieve relaties, wordt depressief, moet naar de psychiater, krijgt hopen pillen voorgeschreven – dat ergens halverwege een positieve wending krijgt. Dan vindt namelijk die ‘botsing tussen universums plaats’: Barton, een levenslange hondenliefhebber, besluit dat ze haar leven weer in handen wil nemen door een pup in huis te halen. Na een eerdere mislukte poging (een gigantische hond uit het asiel die geen zin heeft in knuffels) gaat ze een nest puppy’s bezoeken en voelt ze ineens ‘de klik’. ‘Hij keek omhoog, in mijn ogen; zijn eigen modderbruine ogen lagen ingebed onder expressieve wenkbrauwwalletjes, zijn minuscule kinhaartjes glansden in het licht, zijn oranjerode pootjes zaten onder de modder. Op dat moment wist ik het natuurlijk. Dit was hem. Ik had niet hoeven te kiezen; ik wás gekozen.’
Sindsdien gaat het de goede kant op met Barton: ze heeft eindelijk het gevoel dat iemand haar begrijpt (Bunker), ze heeft een doel om ’s ochtends op te staan (Bunker is wakker), om naar buiten te gaan (Bunker moet zijn behoefte doen) en een eigen huis te zoeken (Bunker kan het niet vinden met de hond van haar ouders, bij wie ze tijdelijk woont). Ze belandt in Seattle en krijgt er in één klap een job, vrienden en de man van haar leven bij. Eind goed, al goed. (Bunker sterft uiteindelijk wel, maar ‘misschien dacht hij dat zijn werk erop zat’.)
Moraal van het verhaal: ben je depressief, neem een hond. En nog het liefst een golden retriever. Maar – u voelt ons al komen – zo simpel is het niet. ‘Veel mensen die kampen met depressie, kunnen amper voor zichzelf zorgen, laat staan voor een hond’, waarschuwt psychologe Lieve Meers van het Belgisch Instituut voor Animal Assisted Therapy (BIAAT). Gelukkig bestaat er tegenwoordig ook zoiets als ‘hondentherapie’, waardoor je zelf geen viervoeter meer in huis hoeft te nemen, maar wel kunt genieten van zijn knuffels. Bij de therapeut dus. Jaren geleden heb ik met enkele collega’s het postgraduaat ‘Interventies met assistentie van dieren’ opgericht, voor psychologen, kinesisten, verpleegkundigen. Zij kunnen hun vakkennis combineren met de kracht van dieren.’
Pluche of niet?
Ook Meers heeft een praktijk waar ze wordt bijgestaan door dieren, vooral paarden en honden. ‘Vaak vormen zij een toegangspoort tot de wereld van mijn cliënten. Zo kreeg ik hier onlangs een puberjongen over de vloer die totaal geen zin had in therapie. Maar toen hij hoorde dat er met honden gewerkt werd, zag hij het ineens wel zitten. Zo had hij tenminste een stoer verhaal om tegen zijn vrienden te vertellen. En door te spelen met die hond en te ‘luisteren’ naar zijn taal, konden we werken aan zijn eigen sociale vaardigheden. Het is een verrassende invalshoek, waarmee we soms veel kunnen bereiken.’ Al is het zeker geen mirakeloplossing, weet Meers. ‘Er moet een klik zijn tussen mens en hond. Anders kun je net zo goed met een pluchen beest werken. Die klik moet trouwens van twee kanten komen: bij ons kunnen de honden en paarden zelf dichterbij komen, wanneer we nieuwe cliënten op bezoek krijgen. Als zij geen interesse voelen, lopen ze weg. Maar als ze toch blijven, kan dat het begin zijn van een mooi verhaal. Denk maar aan iemand die therapie volgt door relatieproblemen: als dat dier dan toch voor hem kiest, krijgt hij alvast een opkikker.’
DOOR STEFANIE VAN DEN BROECK, ILLUSTRATIE BART SCHOOFS
‘Een van mijn cliënten, een puber, had totaal geen zin in therapie. Tot hij hoorde dat er met honden gewerkt werd, zo had hij meteen een stoer verhaal.’