DEN AMERIKAAN PALMT ALLES IN
Zowat vijftien jaar na de grote doorbraak van het internet is de Amerikaanse overmacht op het web totaal. Hoe komt het dat er in Europa geen enkel bedrijf is opgestaan van het kaliber van Google, Facebook of Amazon? Valt er nog iets aan te doen? En hoe staat het met België?
Telt u het even na in uw bookmarks: de kans is groot dat de meerderheid van de websites die in de ‘favorieten’ van uw browser staan van Amerikaanse origine zijn. Ook in de top tien van de grootste websites ter wereld, een lijstje dat bijgehouden wordt door Alexa.org, is de hegemonie van de Verenigde Staten verpletterend. Liefst negen van de tien zijn Amerikaans: Google, Facebook, YouTube, Yahoo, Twitter, Amazon, Wikipedia, Windows Live en Blogspot. Alleen Baidu.com, zeg maar de Chinese Google, is de uitzondering. Europa speelt in deze competitie totaal niet mee. Hoe komt dat? Wat maakt dat de Amerikanen zo’n greep hebben op het internet? Taal, cultuur en een lapje grond van 50 bij 25 kilometer lijken de belangrijkste voordelen te zijn die zij in de strijd kunnen werpen.
‘Er zijn verschillende factoren die maken dat de Amazons en Googles van deze wereld Amerikaans zijn’, zegt Robin Wauters. Hij is internetondernemer, en als blogger voor de gerenommeerde Amerikaanse website TechCrunch speurt hij dagelijks de start-up scene af naar de nieuwe Amazon of Google. ‘De Verenigde Staten zijn een gigantisch land met 300 miljoen inwoners die bijna allemaal Engels spreken, wat dan bovendien ook nog eens de lingua franca is in de rest van de wereld. Vergelijk dat eens met Europa: een lappendeken met meer dan twintig verschillende talen en nationaliteiten, met enorme onderlinge cultuurverschillen en met overal aparte wetgevingen en arbeidsvoorwaarden. Als Europees bedrijf is het bijzonder moeilijk en duur om al die verschillende markten te bedienen en zo te groeien. Daar heb je op de homogene Amerikaanse markt geen last van. Maar het allerbelangrijkste voordeel voor de Amerikanen is waarschijnlijk wel Silicon Valley.’
‘Silicon Valley’ – de mythische naam is gevallen. De plaats waar manna uit de hemel valt, waar computercracks uit alle landen naartoe trekken om de wereld te veranderen en en passant ook miljardair te worden. Maar klopt dat beeld ook? ‘Silicon Valley is volstrekt uniek. Niet alleen in vergelijking met de rest van de wereld, maar ook in Amerika zelf’, zegt Frank Maene van het Antwerpse risicokapitaalfonds Hummingbird Ventures. Als venture capitalist kent hij de streek op zijn duimpje. ‘In de Valley is een uitzonderlijk ecosysteem ontstaan van ontwikkelaars, investeerders, marketeers, advocaten, noem maar op, die allemaal maar één ding doen: hightech. Alle factoren komen er samen, dus de kansen op kruisbestuiving en succesvolle nieuwe bedrijven zijn er gigantisch. Iedereen is er bezig met het oprichten van een bedrijfje, ook de profs die lesgeven aan Stanford en Berkeley.’
Dat mag wat kosten
Niet alleen is er veel goesting om te ondernemen, ook het nodige kapitaal om dat te doen is volop aanwezig in Silicon Valley. ‘Ik schat dat zowat een derde van alle Amerikaanse risicokapitaalfondsen daar op enkele kilometers van elkaar zit’, zegt Maene. ‘Het stikt er ook van de rijke business angels die altijd op zoek zijn naar een interessante manier om hun fortuin te laten renderen.’
Een Amerikaans risicokapitaalfonds zal doorgaans ook zowat 50 procent meer financiering verschaffen dan een Europees fonds, legt Maene uit. ‘Zo heeft het bedrijf ruimte om nieuwe dingen te leren en om fouten te maken, maar houdt het toch nog genoeg reserves over om door te gaan. Die reserves zijn ook heel erg nodig, want de manier waarop bedrijven ginder naar de markt trekken, verschilt enorm van de aanpak in Europa. In de VS zal men eerst een “idee” proberen te verkopen om zo het water te testen en dan naar de markt te gaan. Pas daarna zal men een nieuwe versie van zijn product bouwen met wat men uit de markt heeft geleerd. En die nieuwe versie kan dag en nacht verschillen van wat men eerst in gedachten had. In Europa doet men het vaak op “de ingenieursmanier”: men bouwt een – theoretisch – perfect product zonder enige markttoets of positionering. En dan moet men vaststellen dat er totaal geen vraag is naar dat perfecte product. Men is hier ook veel te veel gefocust op meteen uit de schulden raken en zo snel mogelijk winst maken, terwijl men in Silicon Valley zo veel mogelijk en zo snel mogelijk wil groeien. En dat mag gerust wat kosten; als er tekorten zijn, moet het risicokapitaalfonds die maar bijpassen.’
Dat geld geen bezwaar is in de Valley blijkt ook uit het Moneytree-rapport dat PricewaterhouseCoopers elk kwartaal opstelt en dat de investeringen van de venture capitalists (VC) traceert. In 2011 pompten de verschillende VC-fondsen zowat 11,6 miljard dollar in bedrijven uit Silicon Valley. Dat is bijna 2,5 miljard dollar meer dan in 2010. De Valley is daarmee goed voor bijna een derde van alle Amerikaanse risicokapitaalfinancieringen.
Ach, België
De Vlaming Bart Decrem trok jaren geleden naar Californië voor een rechtenstudie, maar hij raakte er bijna enstoemelings betrokken bij enkele start-ups, en voor hij het wist was hij zelf een serial entrepreneur. De grote doorbraak kwam er in 2008 toen hij met zijn bedrijfje Tapulous het iPhone-spelletje Tap Tap Revenge maakte. Dat is ondertussen al meer dan 35 miljoen keer gedownload, en is daarmee een van de meest succesvolle iPhone-apps aller tijden. Tapulous zelf werd medio 2010 verkocht aan The Walt Disney Company.
‘Het netwerkeffect in Silicon Valley is van onschatbare waarde’, zegt Decrem aan de telefoon vanuit Los Angeles. ‘In Palo Alto, waar wij zitten, zie ik bijna elke dag investeerders die introducties komen doen, die partnerships voorstellen, entrepreneurs met een goed idee… Dat is het verschil met de rest van de wereld: het ecosysteem heeft hier critical mass. Zelfs andere Amerikaanse steden hebben dat niet te bieden. Kijk maar naar Facebook, dat bedrijf is eigenlijk opgericht in Boston, maar toen het echt serieus werd, zijn ze naar Silicon Valley gekomen.’
Zou een verhaal als Tapulous in Europa dan onmogelijk zijn? ‘In Europa is er zeker passie en bakken talent, daar ligt het niet aan. Neem bijvoorbeeld Rovio, het Finse bedrijf dat Angry Birds heeft gemaakt. Alleen, passie en talent zijn niet genoeg. Daarna komt het eropaan om een business te bouwen, en dan heb je infrastructuur nodig, dan heb je goede werknemers nodig, dan moet je op zoek gaan naar distributeurs. Dat allemaal uitbouwen gaat een stuk makkelijker in de States omdat je daar veel meer connecties kunt opbouwen. Ik hoef u zeker niet te vertellen dat Rovio hier ondertussen ook al neergestreken is?’
Natuurlijk zijn er ook wel Europese bedrijven die goed boeren, maar zodra die boven het maaiveld uit groeien, zie je vaak dat ze heel snel worden overgenomen door… Amerikanen. Vraag dat bijvoorbeeld maar aan het Britse Playfish ( social gaming, voor 400 miljoen dollar verkocht aan Electronic Arts), het Deens/Zweeds/ Estse Skype (internettelefonie, eerst voor 2,6 miljard dollar verkocht aan eBay en dan voor 8,5 miljard dollar aan Microsoft) of het Britse Autonomy (data-analyse, voor 11,7 miljard dollar verkocht aan Hewlett-Packard). Op eigen kracht doorstomen en een speler van wereldformaat worden, is maar weinigen gegeven. ‘Er zijn in Europa gewoonweg niet genoeg grote bedrijven die dat soort enorme overnames aankunnen’, zegt Robin Wauters. ‘Het is de situatie van de kip en het ei, dus het systeem houdt zichzelf zo een beetje in stand.’
En als het in Europa al moeilijk is, is het dan in België helemaal huilen met de pet op? Of is er een kans dat de nieuwe Mark Zuckerberg uit Puurs of Erps-Kwerps komt? Wauters zucht diep. ‘België? Veel interessante ideeën en zeker goede mensen, maar een piepkleine afzetmarkt, een schrijnend tekort aan internationale ambitie en inzicht op globaal marktniveau, veel te weinig early stage-investeerders, geen angel investors of industry mentors, weinig mogelijkheid om snel een kwaliteitsteam uit te bouwen, een zwaar gebrek aan zelfvertrouwen… Moet ik nog verder gaan? Nee, het ziet er volgens mij totaal niet naar uit dat er ooit een groot internetbedrijf in België zal opstaan.’
DOOR FREDERIC PETITJEAN
‘In Silicon Valley wil men zo veel mogelijk en zo snel mogelijk groeien. En dat mag gerust wat kosten; als er tekorten zijn, moet het risicokapitaalfonds die maar bijpassen.’