Het Belgische leger krijgt het ene hervormingsplan na het andere voorgeschoteld. Ondanks de schaarse middelen wil minister Flahaut fors investeren in de modernisering van de verschillende legercomponenten. Ondertussen hangen hem voor meer dan 100 miljoen schadeclaims van ontevreden leveranciers boven het hoofd.

Op 3 juli 1992 schafte de rooms-rode regering de militaire dienstplicht af. Een half jaar later pakte minister van Landsverdediging Leo Delcroix (CVP/CD&V) uit met het plan ter Herstructurering van de Belgische Krijgsmacht. Sindsdien hebben zijn drie christen-democratische opvolgers op Defensie het leger verder afgeslankt van on-geveer 92.000 tot 47.000 militairen en minder – zonder dat het daarom fitter werd.

André Flahaut (PS) is amper vier en een half jaar minister van Defensie en heeft al drie hervormingsplannen op zijn naam. Het blijft evenwel zeer de vraag of het leger daar beter van wordt.

In mei 2000 lanceerde minister Flahaut het Strategisch Plan voor de Modernisatie van de Strijdkrachten 2000-2015. In februari 2003 kwam het Strategisch Plan+ omdat de regering meer ambitie dan geld had. Sinds 3 december is er nu het Stuurplan van Defensie dat nog draconischer is dan alle vorige plannen. Landsverdediging staat nu eenmaal op de rand van het faillissement.

Het nieuwe Stuurplan wil het aantal militairen verder verminderen van zo’n 40.000 nu tot 35.000 in 2015. Door militairen (met inbegrip van de top) en hun materieel uit dienst te nemen, hoopt Defensie te besparen op personeels- en werkingskosten en zodoende, zonder stijging van het budget, toch nieuw legermaterieel te kunnen aankopen. Het paarse regeerakkoord wil immers ‘een kleinere, flexibelere, mobielere, beter uitgeruste en sneller inzetbare krijgsmacht’.

Om het nieuwe Stuurplan van Defensie verder vorm te geven, onderzoekt de ministerraad deze week de aankopen die in 2004 en 2005 gepland zijn; zowel in het kader van het nieuwe Stuurplan als van het Plan voor Investeringen voor Defensie en Veiligheid (PIDV) 2000-2005 en het Strategisch Plan voor de Modernisatie van de Strijdkrachten 2000-2015.

Voor de periode 2004-2015 plannen minister Flahaut en generaal van het vliegwezen Gust Van Daele als chef-Defensie 3,6 miljard euro investeringen. In 2004 en 2005 willen zij respectievelijk 900 miljoen euro en 1 miljard euro kredieten vastleggen om al dat nieuwe legermateriaal te kiezen (zie kader). De betalingen zijn, zoals gebruikelijk, voor later.

Het Stuurplan van Defensie kwam trouwens tot stand in een budgettair ongunstig klimaat. Neem nu de vervroegde aankoop van transporthelikopters waartoe premier Guy Verhofstadt (VLD) en minister Flahaut zich in november 2002 tijdens de NAVO-top in Praag hebben geëngageerd. Die betreft ‘meer en nieuwe capaciteiten, met een verhoogde inzetbaarheid, ook – en misschien vooral – buiten het Europese continent en in partnerschap met de buren van de NAVO’, zoals beide excellenties in hun voorwoord bij het Stuurplan in herinnering brengen.

Welnu, begin 2003 wou minister Flahaut de aankoopprocedure voor de transporthelikopters (754.286.000 euro) nog dit jaar opstarten. Het advies van de Inspectie van Financiën van 5 februari 2003 was evenwel negatief: ‘… gelet op het gebrek aan solide financiële haalbaarheidsbasis in meerjarenperspectief uitgaande van de actuele budgettaire context’. Om bijkomende schadeclaims te vermijden, gaf de Inspectie aan de minister wel de toestemming enkele lopende aankoopprocedures (in totaal voor 212, 9 miljoen euro) af te ronden. Het ging om de (sindsdien weer uitgestelde) bestelling van nieuwe gepantserde verkenningsvoertuigen, de verdere aanpassingen aan de M109-howitsers, de uitbouw van een modern basisnetwerk voor de uitwisseling van computergegevens (tactische communicaties) tussen legereenheden op het terrein en de modernisering van de twee Falcon-20’s waarmee de luchtcomponent (de nieuwe, niet zo geslaagde benaming van de luchtmacht) vip’s rondvliegt.

Minister Flahaut probeerde begin 2003 nog vijftien andere minder prioritaire (zogenaamde substitutie-) aankoopprogramma’s (in totaal voor 314,1 miljoen euro) te lanceren en veertien essentiële bestellingen (in totaal voor 514,6 miljoen euro) vast te leggen.

Maar de Inspectie van Financiën schreef in het advies van 5 februari 2003: ‘Indien de planning die voorgesteld is, zou worden uitgevoerd, zou de resterende vrije marge – bij ongewijzigd beleid – in de komende jaren voor de financiële dekking van nieuwe wederuitrustingsprogramma’s uiterst gering en voor het jaar 2004 zelfs duidelijk negatief zijn…’

WAARSCHUWING

In juli, kort voor de ontbinding van de regering, probeerde minister Flahaut toch nog acht van de veertien geplande legerbestellingen (in totaal voor een goeie 278,1 miljoen euro) te lanceren door de publicatie van de bestekken. Dit keer liet de inspecteur-generaal van Financiën Francis Pirard op 23 juli in zijn mooiste Frans weten dat de gevraagde vastleggingen ‘in 2004 en 2005 tot een tekort ( un découvert) zouden leiden van 63,6 miljoen euro en een beschikbare marge van amper 142,3 miljoen euro voor de twee daaropvolgende jaren, die deze legislatuur afsluiten’.

Na die waarschuwing vroeg minister Flahaut op 23 juli nog amper de publicatie van de bestekken van vier van de veertien geplande legeraankopen (in totaal voor 189.895 euro). En daar ging de nieuwe paarse regering twee dagen later wel mee akkoord.

Het betreft de aankoop van tenten en containers om troepen te logeren bij vredesoperaties (Peace Support Operations: PSO); vier ontsmettingsposten in geval van Nucleaire, Bacteriologische of Chemische (NBC) oorlogvoering; de verdere uitrusting van het mogelijk internationale Centrum voor de interpretatie van satellietbeelden in Evere en 779 vrachtwagens van 8 ton.

Dit betekent dat minister Flahaut, ondanks de geopolitieke praatjes en beloften van premier Verhofstadt op NAVO- en EU-bijeenkomsten, steeds minder budgettaire manoeuvreerruimte had om het Strategisch Plan voor de Modernisatie van de Strijdkrachten 2000-2015, laat staan het regeerakkoord van juli 2003, waar te maken.

Om de tekorten voor investeringen bij te passen, moest dus wel bespaard worden op personeels- en werkingskosten. En moest generaal van het vliegwezen Gust Van Daele maar eens bewijzen dat hij zijn vierde ster als chef-Defensie waard is.

Hij liet dus scenario’s uitwerken waarin er zelfs minder dan 35.000 militairen zouden overblijven. Er werd nagegaan welke effecten dit zou hebben op de personeels- en werkingskosten, hoeveel materieel daardoor uit dienst én verkocht zou kunnen worden, hoeveel kazernes dan nog nodig zouden zijn en dies meer.

Vandaag heet het wel dat kazernes niet worden gesloten, maar dat zij natuurlijk niet kunnen openblijven als ze leeglopen.

Het landleger krijgt een modulaire en soepele structuur, waarvan het sleutelwoord de ‘mediane capaciteit’ is, zeg maar mobiele en makkelijk inzetbare gevechtseenheden, aangevuld met de steuneenheden en aangestuurd door een Commando-, Controle-, Communicatie- en Informatienetwerk dat ooit tot in het oor en op het netvlies van de individuele soldaat zal reiken. De anders zo traditioneel gebleven landmacht zal voortaan bestaan uit veertig modules, vooral bedoeld om snel en meestal voor relatief korte tijd ingezet te worden in EU-, NAVO- of VN-verband. België wil zich echter beperken tot ‘operationele niches’, maar moet daarvoor dus wel het vereiste legermaterieel aankopen.

Zo kan premier Verhofstadt doen alsof hij ‘de inhaalbeweging’ maakt die hij op 28 september in de eerste zondags-editie van Het Nieuwsblad aankondigde – en waarop SP.A-voorzitter Steve Stevaert prompt herinnerde aan de bevriezing van het defensiebudget.

De Beleidsnota van Defensie van 27 oktober plant voor volgend jaar een begroting van iets meer dan 2,6 miljard euro (extra inkomsten niet inbegrepen). Daarvan is 60,4 procent voor personeelsuitgaven, 27 procent voor werkingskosten en slechts 12,6 procent voor de betaling van investeringen in infra-structuur en materieel.

Budgettair is er trouwens maar weinig of geen beterschap in zicht. Voor de aankoop en modernisering van specifiek militair materieel trekt de defensiebegroting, zoals ingediend in het parlement, in 2004 zelfs nog geen 1,2 miljard euro vastleggingskredieten uit – minder dus dan de op 3 december aangekondigde 1,9 miljard euro vast te leggen investeringen. Tussen 2005 en 2007 worden de vastleggingskredieten bovendien tot nul euro gereduceerd. Terwijl de voorziene betalings- of ordonnanceringskredieten in dezelfde periode (2004-2007) in totaal slechts 773,7 miljoen euro bedragen. Zo begrepen, dreigt de paarse regering op het einde van haar ambtstermijn het leger dus achter te laten met zo’n slordige 1,126 miljoen euro aan onbetaalde bestellingen, zeg maar schulden.

Hoewel deze begrotingscijfers in het parlement werden ingediend, noemden minister Flahaut en de legertop deze cijfers op 3 december al ‘achterhaald omdat zij geen rekening houden met de substantiële besparingen op de werkingskosten’. Vandaar dat zij, Stuurplan in de hand, in 2004 toch voor 900 miljoen euro en in 2005 voor 1 miljard euro bestellingen willen vastleggen. Hoe dan ook, het leger gaat inkopen doen. Het is evenwel niet alleen de vraag hoe die ooit betaald moeten worden, maar ook welke economische return zij zullen opleveren. Ook daar wil het Stuurplan van Defensie enige verandering in brengen.

ECONOMISCHE COMPENSATIES

Als het leger voortaan nieuw materieel koopt, moet ‘het voldoende minimum’ volstaan, zullen de aankopen liefst in Benelux of breder Europees verband gebeuren en zal het materieel zo mogelijk niet meer speciaal ontwikkeld worden maar in reeds bestaande series op de markt gekocht worden – Commercial Off The Shelf (COTS), heet dat. Anderzijds wijst premier Verhofstadt er in zijn brief van 24 november minister Flahaut toch op dat ‘de ministerraad, telkens wanneer mogelijk, economische compensaties zal erkennen als gunningscriteria…’. De premier verwacht ook dat Defensie en Economische Zaken ‘om de systematische en maximale toepassing van het Koninklijk Besluit van 6 december 2001 mogelijk te maken (…) het bestaande protocol van samenwerking, dat werd afgesloten in het voorjaar van 2003, met betrekking tot de informatie-doorstroom over op til zijnde aankoopprogramma’s, volledig uitvoeren’. Hiermee wordt Flahaut op de vingers getikt. Hij wil immers zo weinig mogelijk informatie geven aan de Dienst Defensie en Technologie, die op Economische Zaken nochtans waakt over de economische compensaties die Belgische bedrijven onder de vorm van bestellingen kunnen krijgen bij legeraankopen in het buitenland. Het duurde dan ook tot 3 april 2003 vooraleer de minister van Defensie met zijn collega van Economie Charles Picqué (PS) hogervermeld samenwerkings-protocol ondertekende. En dan nog worden voortaan de termijnen waarbinnen zijn opvolgster, minister van Economie Fientje Moerman (VLD), zich met een defensiebestelling kan bemoeien dermate ingekort dat minister Flahaut in feite het been stijf kan houden.

Vandaar dat de Waalse socialisten op andere niveaus en samen met de Belgian Defence Industry Group (BDIG), aanleunend bij de werkgeversorganisatie Agoria (het vroegere Fabrimetal), zich sterk maken om minister Flahaut en premier Verhofstadt van hun aversie voor economische compensaties af te helpen. De defensieminister is immers van oordeel dat Economische Zaken zich zo weinig mogelijk met legeraankopen moet bemoeien. De premier van zijn kant wil liever de vrije markt laten spelen, in plaats van die met compensatiebestellingen te bemoeilijken. Maar voor een aantal Waalse en Brusselse bedrijven blijven economische compensaties bij legerbestellingen van levensbelang. En ook de Waalse minister-president Jean-Claude Van Cauwenberghe (PS) heeft de premier daar midden september op gewezen.

Het was dan ook geen toeval dat minister Flahaut en chef-Defensie Van Daele – in samenspraak met BDIG – op 22 en 23 september vooral Waalse BDIG-leden (Sabca en Sonaca in Charleroi, Thales Communications in Tubize, Forges de Zeebrugge, FN-Herstal, CMI en Techspace Aero in Luik) gingen beloven ‘dat het aangepaste Strategisch Plan zal moeten getuigen van realisme om de ondernemingen en de tewerkstelling niet in gevaar te brengen’. De meeste van de Waalse bedrijven blijven azen op directe compensaties bij legerbestellingen. De Vlaamse defensieleveranciers daarentegen realiseren slechts een deel van hun omzet in deze sector en zijn veel-eer geïnteresseerd in indirecte of semi-directe compensaties door de aanmaak van producten die slechts onrecht- streeks of helemaal niets te maken hebben met de te compenseren legerbestelling, maar die technologisch wel gelijkwaardig zijn. De Vlaamse bedrijfswereld heeft zijn houding de voorbije weken via de Sociaal Economische Raad voor Vlaanderen, het Vlaams Economisch Verbond en de Flemish Aerospace Group (FLAG) nog eens duidelijk gemaakt aan de bevoegde federale en Vlaamse regeringsleden. Het ziet er echter naar uit dat die het Vlaamse standpunt niet goed begrepen hebben. Anderzijds volstond het dat enkele PS-kopstukken hun minister van Defensie en de premier tot de orde riepen om de directe compensaties ten voordele van enkele Waalse bedrijven in ere te herstellen. In het vooruitzicht van nieuwe, vette contracten met het leger.

Frank De Moor

Reageren op dit artikel kan u door een e-mail te sturen naar lezersbrieven@knack.be. Uw reactie wordt dan mogelijk meegenomen in het volgende nummer.

Partner Content